Veel mensen hebben onvoldoende digitale vaardigheden in huis om adequaat gebruik te maken van de mogelijkheden die het internet en het Internet of Things hen bieden. Het onderzoeksrapport ‘Internet- en Internet of Things-vaardigheden in Nederland anno 2021’ van Alexander van Deursen, hoogleraar communicatiewetenschappen aan de Universiteit Twente, toont dat er grote verschillen zijn in digitale vaardigheden. De consequentie is een verdere versterking van bestaande sociale ongelijkheid.
Vaardigheden voor internet en slimme technologie
In de afgelopen jaren deed Van Deursen meermaals onderzoek naar digitale vaardigheden benodigd voor het internet: niet alleen de technische (operationele) vaardigheden die nodig zijn om je weg te vinden op het internet en om slimme apparaten te bedienen, maar ook inhoudelijke vaardigheden gerelateerd aan informatie, communicatie en contentcreatie. In dit onderzoek is ook gekeken naar vaardigheden die nodig zijn om optimaal van Internet of Things te kunnen profiteren. Voor zijn meest recente onderzoek ondervroeg hij 1.500 respondenten om inzicht te krijgen in hun gepercipieerde vaardigheden.
Wat betreft internetvaardigheden wordt het beeld van eerder onderzoek bevestigd, namelijk dat operationele vaardigheden door een groot deel van de Nederlandse volwassen bevolking in voldoende mate worden beheerst. Echter, uit het nieuwe rapport komt duidelijk naar voren dat het niveau van kritische informatie-navigatie, communicatie en contentcreatie-vaardigheden zorgelijk is. Denk aan het kunnen evalueren van informatie, het herkennen en vermijden van scams en fake news, begrijpen wanneer er toestemming moet worden gevaagd voor het delen van tekst of foto’s of begrijpen dat achter bepaalde content of apps commerciële belangen schuilgaan. Vooral deze kritische vaardigheden zullen voor een groot deel van de bevolking beter moeten.
Internet of Things en slimme apparaten
Naast kritische internetvaardigheden zien we dat met de opkomst van slimme apparaten Internet-of-Things-vaardigheden steeds belangrijker worden. De complexiteit en hoeveelheid verzamelde data leveren voor de meeste gebruikers veel problemen op, waardoor profiteren lastig wordt of slechts beperkt gebeurt. Gebruikers zijn onvoldoende uitgerust om de hoeveelheid informatie die wordt gegenereerd door IoT-apparaten te kunnen interpreteren, visualiseren of om er strategisch actie op te ondernemen. Jongvolwassenen en mensen met hoger genoten opleidingen en hogere inkomens hebben een relatief hoog niveau van IoT-vaardigheden, en zo meer kans om te profiteren van IoT-ontwikkelingen. Maar ook bij hen is veel ruimte voor verbetering hetgeen sterk de vraag oproept in welke mate de beheersing van deze vaardigheden haalbaar is voor verschillende groepen. In termen van ongelijkheid staan degenen in toch al bevoorrechte posities in ieder geval vooraan om hun positie verder te versterken door gebruik te maken van de vele mogelijkheden van IoT.
Gerichte aanpak nodig
Eerder dit jaar riep Van Deursen met collega-wetenschapper Ellen Helsper op tot een stevige beleids- en onderzoeksagenda om het niveau van digitale vaardigeden naar een hoger niveau te tillen. Van Deursen: “Toenemende digitalisering en het complexer worden van slimme technologie, bijvoorbeeld door de opkomst van kunstmatige intelligentie, vergroten de noodzaak om digitale vaardigheidsverschillen terug dringen.”
Meer informatie over digitale inclusie: www.centrumdigitaleinclusie.nl.