De laatste jaren is er veel media-aandacht voor misstanden in de sport, maar er is nog een wereld te winnen. Nicolette Schipper-Van Veldhoven onderzoekt aan de UT hoe je pestgedrag, fysiek of seksueel geweld op sportverenigingen vroeg kunt herkennen en voorkomen. Sinds 1 juni 2022 is ze aangesteld als professor Sports Risks & Safety aan de faculteiten Behavioural, Management and Social Sciences (BMS) en Electrical engineering, Mathematics and Computer Science (EEMCS). Schipper-Van Veldhoven zet onder andere zogenoemde embedded scientists in die onderzoek doen op de sportverenigingen en ze gebruikt sensoren en video’s om sociale interacties tijdens het sporten in kaart te brengen.
Nederland telt 22.600 sportverenigingen. Samen hebben ze 4,3 miljoen leden, waarvan er 1,3 miljoen jeugdlid zijn. Maar niet alle jonge sporters voelen zich thuis op de club. Sterker nog, in enquêtes geeft twee derde van de mensen aan zich als kind weleens onveilig te hebben gevoeld tijdens sport. Er was bijvoorbeeld sprake van pestgedrag, fysiek- of seksueel geweld.
Er zijn veel gradaties van grensoverschrijdend gedrag, zegt Schipper-Van Veldhoven. “Van een nieuwkomer op een club die niet goed wordt opgevangen en al snel wordt gepest, tot seksueel misbruik door een trainer dat jarenlang aanhoudt”, zegt ze. In haar onderzoek, dat ze ook als lector Sportpedagogiek aan hogeschool Windesheim doet, richt ze zich op alle vormen van sociale onveiligheid. Wat moeten verenigingen en trainers doen om te voorkomen dat het gebeurt? En kun je kinderen hiertegen weerbaarder maken?
Bewustwording door media-aandacht
Fysieke en emotionele mishandeling van trainers in de internationale turnwereld of seksueel misbruik bij andere sporten zijn breed uitgemeten in de media. Dat helpt om het probleem op de kaart te krijgen en de bewustwording voor grensoverschrijdend gedrag in de sport te verhogen. Op organisatorisch niveau is er al langer aandacht voor. Zo voert het NOC*NSF volgens Schipper-Van Veldhoven (ze is er adviseur) al jaren beleid om intimidatie in de sport aan te kaarten en te voorkomen, in eerste instantie voornamelijk op seksueel gebied, nu ook op emotioneel en fysiek vlak. Zelf ontwikkelde ze het zogenoemde Jeugdsportkompas, een denkkader die sporttrainers en sportverenigingen helpt een sociaal veilig en prettig leerklimaat voor kinderen en jongeren te creëren.
Focus op relaties
Met het onderzoek van Schipper-Van Veldhoven aan de Universiteit Twente wil ze erachter komen hoe dit soort beleid op hoog niveau uiteindelijk uitpakt voor de praktijk op de sportclubs. Is het beleid effectief, wat verandert er? Daarvoor zet ze onder andere embedded scientists in op verenigingen die de mensen daar ondersteunen maar tegelijkertijd onderzoek doen. “Waar zit de sleutel tot de omarming van het pedagogische gedachtengoed? Hoe maken we een veilige omgeving voor iedereen? Dat willen we weten”, zegt ze. Volgens haar zijn veel clubs in zekere zin te veel op de sport georiënteerd. “Er wordt gedacht: we stoppen een aantal kinderen in een team, we zetten er een trainer op en dan zijn we klaar. Maar dit is niet voldoende. Er moet meer oog zijn voor de relaties tussen de sporters en trainers, en tussen de sporters onderling. Je wilt een prettig leerklimaat hebben voor iedereen. Dat vergt niet alleen helder beleid, maar ook een cultuuromslag op de clubs, bij de vrijwilligers en de sporters die er komen. Zo moet er bijvoorbeeld oog zijn voor wat de jeugd het liefst wil en wat ze motiveert”, zegt ze.
Sociale interacties meten
Schipper-Van Veldhoven is verbonden aan twee faculteiten die haar onderzoek op verschillende manieren ondersteunen. Bij de faculteit BMS draait het om het beter begrijpen van het menselijke gedrag, bijvoorbeeld door interviews met slachtoffers en daders en het herkennen van onderliggende patronen van handelen. De faculteit EEMCS geeft haar nieuwe technologische tools om sociale interacties te onderzoeken. Ze wil bijvoorbeeld bewegingssensoren en tracking-technologie gebruiken in groepen sporters. “Je krijgt zo uitgebreide data over wie tijdens een wedstrijd met wie contact had, hoe vaak dat gebeurde en daar kun je nog aan toevoegen of die interacties vriendelijk of onvriendelijk waren”, zegt ze. “De vraag is of we hier uiteindelijk sociale verbanden uit kunnen destilleren, en misschien wel indicaties van grensoverschrijdend gedrag. Stel een kind staat bijna altijd alleen, dan kun je je afvragen hoe het voor dit kind in de groep is. Je kunt dan een gesprek aangaan.”
‘Ach, dat hoort erbij’
Met behulp van videoanalyses van, of feedback (via bijvoorbeeld Whatsapp) aan trainers of ouders langs de kant kun je reflecteren op gedrag. “Trainers en ook ouders hebben vaak niet door hoe ze zich gedragen en zo’n video of korte feedback kan helpen hen daarop te wijzen. Communicatie in de sport kan heel direct zijn en video’s vangen dat. Als een sporter aangeeft een trainer intimiderend te vinden dan kun je dat aan de hand van het beeldmateriaal uitleggen. Voor een trainer kan dat best confronterend zijn”, zegt ze. “Mensen hebben vaak niet door hoe ze begeleiden. In die zin is er veel onbewuste onbekwaamheid in de sport en wordt er snel gezegd ‘ach, dat hoort erbij’ of ‘dat deden we toch altijd zo’. Die patronen moeten we doorbreken.” Ook kijkt Schipper-Van Veldhoven naar de mogelijkheden van serious gaming om het gedrag van mensen te onderzoeken.
Een lastige cultuurverandering
Cultuurveranderingen zijn niet makkelijk te bewerkstelligen, weet Schipper-Van Veldhoven. Daarbij komt ook dat de grote hoeveelheid (jeugd)sporters, verenigingen en sportbonden in Nederland een complex systeem vormen. Effectief beleid maken om grensoverschrijdend gedrag tegen te gaan vergt dan ook een aanpak op meerdere ‘lagen’. Dat begint bij de trainers, de begeleiders en de jeugdsporters zelf, maar ook de verenigingen moeten heldere spelregels hebben die weer voortkomen uit beleid op het hoogste niveau.
Omarming gedachtengoed
Beleid voor het verbeteren van het pedagogische sportklimaat, dus voor een veilige en leerzame sportomgeving, is verankerd in het ‘Hoofdlijnen Sportakkoord II SPORT VERSTERKT’. Onder andere sportorganisatie NOC*NSF en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ondertekenden dit akkoord afgelopen december. Maar dat wil nog niet zeggen dat alle verenigingen dit meteen omarmen. De werkvloer is soms weerbarstig, zegt Schipper-Van Veldhoven. En als er een verandering op de club in gang is gezet, dan is die lang niet altijd permanent. “Je leidt een trainer op die vervolgens terugkomt op de club en dan te horen krijgen dat ze de dingen daar niet zo doen. Door druk van anderen val je zo weer terug in het oude systeem”, zegt ze. De oplossing is proberen om op zoveel mogelijk vlakken tegelijk werken. “Stop het pedagogische gedachtengoed in trainersopleidingen, zorg voor nascholing en begeleiding op de club, coach de kinderen, stel sportpedagogen aan die intervisies kunnen doen, pak de sfeer op de club aan, zorg voor duidelijk regels. Als alle betrokken op een lijn zitten dan behaal je het snelst resultaten.”
Een veilig sportklimaat staat al steviger op de agenda dan enkele jaren geleden, merkt Schipper-Van Veldhoven. “Eerst hoorden we vooral dat mensen zeiden dat er op hun club geen problemen waren, of dat ze de pedagogische hoek ‘soft’ vonden. Nu snappen veel mensen dat hier iets moet gebeuren. Ik merk een positieve lijn.”