‘Ik ben geen leraar geworden om vervolgens alleen maar met cijfers bezig te zijn’, of: ‘studenten zijn geen nummer’. Het zijn veelgehoorde uitspraken als het onderwerp data in het onderwijs op tafel komt. “Maar, als we het goed gebruiken, kunnen we er het verschil mee maken”, betoogt Kim Schildkamp, die vrijdag 11 november haar intreerede hield als hoogleraar Data-informed decision making for learning and development aan de Universiteit Twente. “Dat gaat niet vanzelf. Het is een complex samenspel van mens en data: het combineren van data met kennis, creativiteit en ervaring.”
Verbeteren van het onderwijs door gebruik van data
Schoolleiders, docenten en leerlingen kunnen betere beslissingen nemen gebaseerd op data, met een grotere kans dat deze daadwerkelijk leiden tot verbetering van het onderwijs, zowel in het doceren als het leren, zo stelt Schildkamp.
Maar, data voor verbetering van het onderwijs is volop in ontwikkeling, ziet ze. “We hebben nog niet altijd de juiste data, of van voldoende kwaliteit, voor sommige van de doelen die centraal staan op scholen. De data (of algoritmen) die we wel hebben, geven dan geen volledig beeld van de dagelijkse realiteit in de school en het klaslokaal. Als deze voor waar worden aangenomen, zonder het kritisch oog van docent die er met zijn of haar ervaring en kennis naar kijkt, werkt het vooral beperkend en heeft het mogelijk zelfs een negatief op kwaliteit.”
We kunnen op verschillende manier zorgen dat scholen beter in staat zijn om met data te sturen op het kwaliteit van het onderwijs. Het begint misschien wel met de definitie van data: veel mensen associeren data met toetsen en cijfers. “Maar bij data gaat het om alle gegevens die je hebt over het onderwijs”, legt Schildkamp uit. Het kan dus ook gaan om bijvoorbeeld observaties tijdens de les en interviews met leerlingen. Het gebruik van deze data vraagt om een brede aanpak: meer aandacht voor zowel groeps- als persoonlijke professionele ontwikkeling in het gebruik van data, beter inzicht in hoe technologie gebruikt kan worden ter ondersteuning van het gebruik, maar ook aandacht voor de vraag of de schoolorganisaties daadwerkelijk klaar zijn voor het gebruik van data.
Rol van docenten
Expliciet benoemt Schildkamp de rol van docenten in de aanpak. “Ze moeten datageletterd zijn om gegevens te kunnen gebruiken. Dan hebben we het over het kunnen stellen van doelen, het verzamelen, analyseren, interpreteren, en het ondernemen van actie op basis van de gegevens.”
Naast datageletterdheid speelt ook motivatie een grote rol. “We moeten oppassen dat we docenten niet overladen met data. Er zijn zoveel bronnen waar ze uit kunnen putten dat het vervolgens moeilijk te bepalen is waar te beginnen. Dat werkt niet motiverend”, aldus Schildkamp. “Een van de lessen die we hebben geleerd in een van onze EU-projecten is dat docenten helemaal niet enthousiast worden als we beginnen over data. Het idee in het project was om in één van de eerste sessies te inventariseren welke data allemaal beschikbaar waren. Dat leidde tot veel weerstand. Ik ben leraar geworden om met kinderen te werken, niet met cijfers, zo was de reactie. Pas toen we het omdraaiden, en begonnen met vragen als ‘wat zijn nou belangrijke doelen voor de school of voor de klas?’, of ‘welke problemen loop je nu tegenaan in de dagelijkse praktijk?’, ontstonden er interessante, boeiende en relevante gesprekken. Daarna konden we het hebben over welke data de docenten kon helpen bij het bereiken van hun doelen en het oplossen van de problemen waar ze tegenaan liepen.”
Datageletterdheid ook voor studenten
In haar oratie deed Schildkamp ook een pleidooi voor meer aandacht voor datageletterdheid van leerlingen en studenten. Met de digitalisering van onze samenleving, denk aan gepersonaliseerde gezondheids- en fitness-apps op mobiele telefoons, gegevens op sociale media, smart home-toepassingen en de overvloed aan beschikbare gegevens als gevolg daarvan, is datageletterdheid cruciaal geworden.
Schildkamp: “Jongeren moeten zich bewust moeten zijn van hun relatie tot gegevens, hun rol als gegevensbron, en hoe dit hen kan beïnvloeden. Ze moeten begrijpen hoe hun eigen gegevens worden gebruikt, zodat ze ook bewuste beslissingen kunnen nemen over welke gegevens ze wel en niet beschikbaar stellen, rekening houdend met hoe het plaatsen van persoonlijke gegevens op sociale mediaplatforms, zoals TikTok, YouTube en Instagram, invloed heeft op hun privacy. Tevens is het belangrijk dat ze niet alleen gezien worden als passieve databron, maar ook als actieve datagebruiker, zowel als het gaat om hun eigen leren, hoe het onderwijs op school vorm gegeven kan worden, als in de bredere maatschappij.”