HomeNieuws‘Projectonderwijs sluit als een handschoen om onze ingenieursgedachte’

‘Projectonderwijs sluit als een handschoen om onze ingenieursgedachte’

Vanaf collegejaar 2013-2014 voert de Universiteit Twente instellingsbreed een nieuw onderwijsmodel in. Hierbij staat projectonderwijs centraal. De opleiding Biomedische Technologie (BMT) heeft afgelopen collegejaar als pilot voor het nieuwe onderwijsmodel gefunctioneerd. Heleen Miedema, onder meer opleidingsdirecteur van BMT, maakt na een jaar de (tussentijdse) balans op: “De lijst met positieve punten is een stuk langer dan die met negatieve punten.”


Terug naar de corebusiness. Dat was, volgens Heleen Miedema de belangrijkste reden om het onderwijs op de UT onder de loep te nemen. “Daar komt bij dat we als universiteit worden geconfronteerd met allerlei financiële ellende en dat we, net als andere universiteiten, efficiënter moeten gaan werken.”

“We hebben gekeken naar wat de UT opleidingen gemeenschappelijk hebben en hebben geconstateerd dat dat het werkwoord ingenieuren is. Wij zijn de ondernemende universiteit. Als je het woord ondernemend opzoekt in het woordenboek. Dan zie je daar staan: het lef om risico’s te nemen. Vroeger hoorde je altijd in Delft studeer je, in Eindhoven leer je en in Twente los je problemen op.” En daar moeten we volgens Miedema weer naar terug. “Het probleemoplossend vermogen is in mijn ogen de kracht van de UT. Dat was het, dat zijn we volgens mij een beetje kwijt geraakt en daar gaan we met dit onderwijsmodel hopelijk weer naar terug.”


Aansluiting praktijk

Projectonderwijs is volgens Miedema hiervoor het juiste instrument. “Projectonderwijs sluit namelijk als een handschoen om onze ingenieursgedachte. Het start namelijk met een probleem, dat ga je analyseren en vervolgens zoek je een oplossing.” De aansluiting met de praktijk is hierbij volgens Miedema van groot belang. “Binnen het nieuwe Twentse onderwijsmodel knopen we, binnen een actueel probleem uit de onderzoekspraktijk van een hoogleraar of een bedrijf, theorie en praktijk aan elkaar.” Als voorbeeld haalt ze een module aan die ging over vroegdiagnose van kanker, zoals die afgelopen collegejaar bij BMT is gedoceerd. “We geven studenten cellen en laten ze – hoe raar het ook klinkt – zelf kanker kweken. Ze krijgen dan inzicht in hoe normale celdeling in zijn werk gaat en wat er gebeurt als het fout gaat. Dat kan je ze ook leren vanuit een boekje, maar we laten het ze liever zelf ervaren. Om naar de cellen te kunnen kijken heb je vervolgens een microscoop nodig, het domein van de optica. Dus moeten de studenten zich hierin verdiepen. Ook dit doen we niet enkel uit een leerboek, maar door ze zelf een microscoop te laten bouwen. Op een praktische manier combineren we dus twee totaal verschillende disciplines.”


Uitval

“Met deze manier van onderwijs identificeren studenten zich sneller met een vakgebied. Door de verbeterde aansluiting tussen onderzoek en onderwijs hebben studenten dan ook eerder door of ze op de juiste opleiding zitten.” Bij BMT vielen er in de eerste twee kwartielen van het pilotjaar dan ook meer mensen uit dan eerdere jaren het geval was. Terwijl later in het jaar juist minder studenten afvielen. Miedema: “Die studenten zijn sneller in staat om over te stappen naar een opleiding waar ze wel op hun plek zitten.”


Eigenheid

In de ogen van Miedema creëer je met het nieuwe onderwijsmodel een systeem waarmee je studenten stimuleert om het beste uit zichzelf te halen: geen studenten die passief kennis absorberen, maar juist studenten die actief op zoek gaan naar de juiste kennis en oplossingen zoeken voor concrete problemen. “Ik vind een student die zegt: ‘zeg me wat ik moet doen en ik doe het’, minder interessant dan een student die zegt ‘dit is mijn probleem en ik heb daar een geschikte oplossing voor’. Met het nieuwe onderwijsmodel willen we dan ook de eigenheid van studenten versterken, zodat ze eerder weten waar hun krachten en zwakheden liggen.”

Ook al moet het nieuwe Twentse onderwijsmodel er (onder meer) voor zorgen dat de gemiddelde studieduur afneemt, een versimpelingsslag is het volgens Miedema zeker niet. “De studenten worden gigantisch uitgedaagd. Eigenlijk verwachten we van studenten dat ze doorlopend aan het werk zijn. Zeker aan het eind van het project werken ze zich een slag in de rondte.”


Groepen

“Binnen het nieuwe onderwijsmodel werken studenten meer in groepen samen. Ze worden hierbij begeleid door tutoren. We focussen niet alleen op kennis en vaardigheden, we testen ook op attitude: wat zijn je sterke kanten en hoe gedraag je je in de groep. Educatie is namelijk meer dan alleen kennis overdragen.”

Het werken in groepen heeft veel voordelen volgens Miedema. “Studenten leren bijvoorbeeld hoe ze verschillende rollen kunnen aannemen en hoe je moet onderhandelen en samenwerken. Als groep leren ze hoe ze onderling hun krachten op elkaar kunnen afstemmen, zodat de groep als geheel beter functioneert.”


Toetsing

Wat volgens Miedema een belangrijk voordeel is van het nieuwe onderwijsmodel, is dat gedurende het jaar het percentage studenten dat deelneemt aan toetsen hoog blijft. “Andere jaren zagen we dat in het begin 98 tot 100 procent van de studenten aan toetsen meedeed, maar dat dat eigenlijk vrij snel afzakte. Wat we nu zien is dat studenten beter betrokken blijven bij het onderwijs. Als je kleine vakken geeft, kiezen studenten vaak welke vakken ze wel en welke ze niet doen.”

Miedema is dan ook voorstander van het op maat verzorgen van herkansingen. Als er goede redenen zijn waarom je de toets niet kan doen, dan kan het uiteraard op een ander moment, maar dat wordt in principe individueel afgesproken. Op individuele basis bepalen we wie er in aanmerking komt voor een aanvullende toets. Maar als je substantiële onvoldoendes voor een module haalt, dan heb je het niet begrepen en zal je het hele kwartiel over moeten doen.”


Leerpunten

Het eerste jaar van de pilot zit er op. Volgens Miedema was het een heftig jaar. “Docenten, staf, studenten, examencommissieleden…alle betrokken hebben vreselijk hard gewerkt. Iets nieuws opzetten kost nou eenmaal veel tijd. Organisatorisch maken we een enorme slag, maar het is allemaal nog niet ideaal; er zijn voldoende verbeterpunten. Zo moeten we bijvoorbeeld de communicatie naar studenten en docenten verbeteren. Verder was ons toetsbeleid niet helder genoeg toen we begonnen. Studenten wisten hierdoor niet op tijd wat ze precies moesten doen om een vak te halen. Ook bij docenten was er soms onzekerheid. Vroeger gaven ze een vak waar ze alles over wisten. Bij projectonderwijs is dat niet het geval en kan de docent vragen krijgen over een compleet ander vakgebied. We moeten docenten daarom leren schakelen tussen hun rol van docent en die van tutor. Verder moeten we er voor zorgen dat studenten meer mogelijkheden krijgen om informatie op andere manieren tot zich te nemen, bijvoorbeeld met e-learning modules. We hebben dus genoeg punten waar we aan moeten werken. Maar, al met al, is de lijst met positieve punten een stuk langer dan die met negatieve punten.”