De Wet Dualisering Gemeentebestuur heeft zijn hoofddoel bereikt. Dat concludeert bestuurskundige Merel de Groot van de Universiteit Twente na een uitgebreid evaluatieonderzoek. Sinds de invoering in 2002 is er veel kritiek gekomen op de wet, maar dat is onterecht stelt De Groot: ‘De resultaten voldoen aan de verwachtingen die je op basis van deze wet zou mogen hebben.’ De Groot promoveerde onlangs aan de faculteit Management en Bestuur.
De Wet Dualisering Gemeentebestuur werd in 2002 ingevoerd om de gemeentepolitiek in Nederland democratischer te maken. De wet veranderde de verhouding tussen gemeenteraad en het college van Burgemeester en Wethouders. Sinds de invoering van de wet maken wethouders geen onderdeel meer uit van de gemeenteraad en hoeven ze zichzelf niet meer te controleren. Invoering van deze wet zou moeten leiden naar minder vergaderen door gemeenteraadsleden en meer tijd voor volksvertegenwoordigende taken.
Kritiek
Er kwam direct veel kritiek op de wet. Zo zou de wet zorgen voor een te grote werkdruk, zouden raadsleden als gevolg hiervan eerder opstappen en zou de wet niet effectief zijn. Merel de Groot van de Universiteit Twente voerde een uitgebreid evaluatieonderzoek uit. De centrale vraag van haar onderzoek was: kan deze wetsverandering attitude- en gedragsveranderingen bij gemeenteraadsleden teweeg brengen? Dit blijkt het geval. Gemeenteraadsleden hechtten na de invoering van de wet een groter belang aan hun volksvertegenwoordigende, kaderstellende en controlerende rol. Met name de kaderstellende en controlerende activiteiten worden door de raad belangrijker gevonden. Daarnaast moest de wet de macht van het college breken. Het college wordt nog steeds als dominant gezien, maar wel als aanzienlijk minder dominant dan voor de invoering. Deze veranderingen in de rol van raadsleden lijken vooral het gevolg te zijn van politieke selectie en rekrutering: niet zozeer de rolopvattingen en het gedrag van zittende raadsleden zijn veranderd, maar de opvolging van zittende door nieuwe raadsleden leidt tot deze verandering.
Een veelgehoord commentaar op de wet is dat deze de kloof tussen burger en politiek niet heeft weten te dichten. Volgens De Groot is deze kritiek echter ongegrond. 'De wet moest de verhouding tussen gemeenteraad en college veranderen. Dat is gebeurd. De wet is inhoudelijk gezien een ongeschikt instrument om de kloof tussen burger en (gemeente)politiek te dichten. Het is dan ook niet fair om de wet hierop te beoordelen.'
Methode
De Groot voerde een grootschalig evaluatieonderzoek uit naar de Wet Dualisering Gemeentebestuur. Ze deed haar onderzoek onder raadsleden in 150 verschillende gemeenten. Ze verzamelde haar gegevens in 2007, een jaar na de laatste gemeenteraadsverkiezingen. Omdat de Staatscommissie Elzinga in 1999 een nulmeting onder de raadsleden van dezelfde 150 gemeentes had uitgevoerd, kon De Groot met haar meetgegevens de effecten van de wetswijziging bepalen.
Verder stelde De Groot tijdens haar promotieonderzoek een model op om gedragsverschillen tussen raadsleden te kunnen verklaren. Ze heeft onder andere gekeken of de snelheid van invoering van de Wet Dualisering Gemeentebestuur en de probleemperceptie van raadsleden effect hebben gehad op de attitude en het gedrag van raadsleden.
Noot voor de pers
Merel de Groot deed haar promotieonderzoek in het Department of Political Science and Research Methods aan de faculteit Management en Bestuur van de Universiteit Twente. Hierbij werd ze begeleid door prof. dr. Bas Denters en dr. Pieter-Jan Klok . Haar proefschriftDemocratic Effects of Institutional Reform in Local Government. The case of the Dutch Local Government Act 2002 is op verzoek digitaal beschikbaar. Contactpersonen voor de pers: drs.Janneke van den Elshout (053 489 5432).