HomeNieuwsVier miljoen euro voor diepzeecommunicatie

Vier miljoen euro voor diepzeecommunicatie Onderzoekers UT bouwen nieuwe netwerken voor onderwatercommunicatie

Onderzoekers van de Universiteit Twente en het onderzoeksinstituut CTIT starten met twee grote onderzoeksprojecten waarin ze sensornetwerken ontwikkelen voor diepzeecommunicatie. Deze netwerken bestaan uit kleine sensoren die diep onder water - tot wel 1500 meter diep - met elkaar kunnen communiceren. De sensornetwerken kunnen bijvoorbeeld worden ingezet om de kwaliteit van pijpleidingen te controleren, olielekken te ontdekken en verontreiniging in grote havens te meten. Voor de twee projecten is in totaal ruim vier miljoen euro beschikbaar.

Draadloze sensornetwerken onder water staan nog in de kinderschoenen door de vele en grote uitdagingen die nu eenmaal met zo'n omgeving samenhangen. Op dit moment gebeurt diepzeemonitoring en -communicatie nog met grote, dure apparatuur, en is zeer beperkt toepasbaar. Prof. dr. Paul Havinga van de Universiteit Twente werkt met zijn vakgroep aan een nieuwe aanpak, waarbij ze gebruik maken van draadloze sensornetwerken. Het is voor het eerst dat dergelijke sensornetwerken diep onder water toegepast gaan worden.

De sensornetwerken bestaan uit vele kleine en relatief goedkope sensoren met een grote mate van zelforganisatie die heel gericht informatie met elkaar uitwisselen. Elke sensor verzamelt zijn eigen specifieke gegevens, zoals trillingen en de temperatuur en chemische samenstelling van het water. Om de sensoren te beschermen tegen vocht en de hoge druk onder water, worden ze verwerkt in verpakkingen ter grootte van een voetbal.

TWEE PROJECTEN

De UT-onderzoekers ontwikkelen de sensornetwerken voor diepzeecommunicatie binnen twee nieuwe projecten. Het eerste is een Nederlands project dat SeaSTAR gedoopt is. Voor dit project, dat gefinancierd wordt door technologiestichting STW, is een subsidie van 1,2 miljoen euro beschikbaar. De Universiteit Twente werkt hierbij samen met het spin-off bedrijf Microflown. Voor het tweede project, dat CLAM heet, heeft de Europese Unie een subsidie van ruim drie miljoen euro beschikbaar gesteld. In dit project werkt de UT samen met drie Italiaanse Universiteiten, Sintef (de 'Noorse TNO'), het Noorse bedrijf Kongsberg en ook weer het Nederlandse bedrijf Microflown.

DUIKROBOTJES

Het grote verschil tussen de twee projecten is de organisatie van de verschillende sensoren. In het SeaSTAR project worden de sensoren in de vorm van een zeester op de bodem geplaatst, en kan de informatie die ze verzamelen, door nauw samen te werken, naar het oppervlak gestuurd worden (via zogenaamde beamforming technieken). Zowel binnen de sterren als tussen de verschillende sterren ontstaan op die manier communicatienetwerken die het mogelijk maken om betrouwbaar en gedetailleerd de nabije omgeving in de gaten te houden en te waarschuwen als er onverwachte gebeurtenissen plaatsvinden.

In het CLAM-project worden alle sensoren in een 3D topologie georiënteerd. Ze detecteren bijzondere gebeurtenissen, en verzamelen specifieke data die ze aan elkaar kunnen of aan kleine automatisch duikrobotjes door kunnen geven. De duikrobotjes brengen vervolgens de meetgegevens naar het oppervlak, waar de onderzoekers ze kunnen bekijken. Verticale communicatie zal ook mogelijk worden gemaakt door de resultaten van het SeaSTAR project in CLAM te integreren.

Ook zullen de onderzoekers in het project horizontale (1D) topologieën onderzoeken. Je kunt hierbij bijvoorbeeld denken aan toepassing waarbij de sensoren langs pijpleidingen worden geplaatst om zo bijvoorbeeld de kwaliteit van de leidingen te monitoren om in een vroeg stadium lekken te kunnen ontdekken.

Noot voor de pers
De netwerken worden vanuit de Universiteit Twente ontwikkeld binnen de vakgroep Pervasive Systems (http://ps.ewi.utwente.nl).