Straling wordt dikwijls onderverdeeld in twee soorten: ioniserende en niet-ioniserende straling, om het energiegehalte en de gevaren van de straling aan te duiden. Wat de gevaren zijn en hoe hier binnen de UT mee om te gaan is hier te vinden. Mocht je niet vinden wat je zoekt, neem dan gerust contact op met de coördinerend stralingsdeskundige van HR.
De Coördinerend Stralingsdeskundige (CSD) van de Universiteit Twente is: J.M.J. Sanders (RHVK).
Het is wettelijk verboden toestellen en/of stoffen, die ioniserende stralen uitzenden, aan te schaffen en/of daarmee om te gaan zonder hiervoor vooraf een melding te hebben gedaan of vergunning te hebben aangevraagd. Aanvraag van een vergunning of melding van een activiteit kan alleen via de Coördinerend Stralingsdeskundige (CSD) van de UT.
- Wat is straling?
Straling is het uitzenden van energie als golven (elektromagnetische straling) of als deeltjes (deeltjesstraling, zoals alfastraling en bètastraling); volgens hedendaagse kwantummechanische opvattingen is hier overigens geen fundamenteel verschil tussen. Straling is energieoverdracht zonder dat er sprake is van direct contact.
Straling kan worden veroorzaakt door talloze natuurkundige processen, zoals radioactief verval, kernsplitsing of kernfusie, (hoge)temperatuur, of door materialen zoals gassen die kunnen gaan stralen onder invloed van elektriciteit.
- Ioniserende straling
Ioniserende straling is straling die voldoende energetisch is om een elektron uit de buitenste schil van een atoom weg te slaan. Hierdoor krijgt het atoom in totaal een positieve lading in plaats van een neutrale lading, het atoom wordt geïoniseerd, wordt een ion. Deze straling kan men niet zien, horen, proeven ruiken of voelen.
Ionisatie kan op twee manieren gebeuren: direct of indirect. De directe wijze kan alleen plaatsvinden door geladen deeltjes zoals alfadeeltjes of bètadeeltjes. De indirecte wijze gebeurt in stappen. Een ongeladen deeltje of een foton (elektromagnetische straling) gaat een reactie aan met een atoom of een atoomkern. Hierbij ontstaan geladen deeltjes die op hun beurt andere atomen ioniseren.
De energie die een foton nodig heeft om een atoom te ioniseren hangt af van het soort atoom. Zo is er bijvoorbeeld voor waterstof een foton met een energie van 13,6 eV (één elektronvolt = 1,602 10-19 joule) nodig om het te ioniseren, dus straling van een frequentie van ongeveer 3,28 1015Hz, wat overeenkomt met de frequentie van ultraviolet licht. Voor andere atomen gelden dan andere waarden.
Ioniserende straling bestaat in verschillende vormen, namelijk:
- deeltjesstraling
- elektromagnetische straling
Voorbeelden van deeltjesstraling zijn: alfastraling, bètastraling (van β− elektronen en β+ positronen), neutronen, protonen. Elektromagnetische straling bestaat uit fotonen, afhankelijk van de frequentie spreekt men van röntgenstraling en gammastraling.
- Niet ioniserende straling
Niet-ioniserende straling is een verzamelnaam voor een aantal soorten straling, die in lage doseringen en zonder langdurige blootstelling niet schadelijk zijn. Niet-ioniserende straling kan zelfs bij zeer hoge intensiteit niveaus geen ionisatie in biologische systemen (lichaamscellen) veroorzaken. Dit is het grote verschil met ioniserende straling. Effecten kunnen echter wel ontstaan: opwarming of het veroorzaken van elektrische stromen in weefsels en cellen.
Blootstelling aan hogere doseringen of concentraties kunnen dus wel gevaarlijk zijn voor de mens, zoals radiofrequente straling van seal-machines en zendapparatuur, infrarode straling van lasbogen, hete voorwerpen en lasers (bijvoorbeeld de laserpen!) en UV-straling van lasprocessen, en sterilisatielampen. Over effecten als vermoeidheid, slaperigheid en carcinogeniteit is nog veel minder bekend. Er is veel discussie op dit terrein gaande, bijvoorbeeld wanneer het gaat om de veiligheid van mobiele telefoons, GSM-zendmasten, radars en dergelijke.
In onderstaande documenten is meer achtergrond gegeven en werkwijze om hier goed mee om te gaan.
- Lasers
Een laser is een apparaat dat een smalle evenwijdige en coherente bundel (elektromagnetische) straling uitzendt van een specifieke golflengte. Door deze eigenschappen kan op grote afstand van de laser de stralingsintensiteit in de bundel nog hoog zijn. Wanneer levend weefsel gedurende te lange tijd hieraan blootgesteld wordt, dan kan door de warmteontwikkeling bij absorptie van de straling beschadiging van het weefsel optreden. Bij te hoge stralingsintensiteit van het oog kan schade worden toegebracht aan hoornvlies, ooglens of iris. De maximaal toelaatbare stralingsintensiteit voor de huid is enige orden groter dan die voor het oog. De te nemen veiligheidsmaatregelen richten zich wat betreft het stralingsrisico dan ook vooral op de gevaren voor het oog.
Indien een medewerker werkzaam is of medewerkers werkzaam zijn met lasers dan moeten de richtlijnen beschreven in het document Werken met lasers, gevolgd worden. De checklist is een handige tool om e.e.a. te controleren.
De laser van klasse 3 of 4 dient geregistreerd te worden middels het laser registratie formulier.Wanneer er met laserklasse 3 of 4 lasers gewerkt wordt, dient men de E-learning working with Lasers te volgen en met een positief resultaat te hebben afgerond.
CONTACT
Voor vragen kun je contact opnemen met HR Services, tel 053 489 8011.
Voor ideeën, opmerkingen of aanpassingen aan deze pagina, graag mailen naar webteam-hr@utwente.nl