Wereldleider in industriële toepassing VR en AR

‘Industriële VR gaat verder dan een coole bril’

Virtual Reality en Augmented Reality (VR en AR) zijn bij consumenten vooral bekend vanwege hun hoge entertainmentgehalte: denk aan VR-brillen met bijbehorende games, of AR-apps waarmee je foto’s of afbeeldingen ‘opleukt’ met een extra laagje informatie of vermaak. Dat lijkt iets van de laatste jaren. Maar intussen wordt in de industriële wereld al 25 jaar met AR en VR geëxperimenteerd en gewerkt, zegt UT-wetenschapper Roy Damgrave. ‘Je kunt natuurlijk denken aan mooie visualisaties, die je al of niet met een VR-bril kunt bekijken. Dat weergavevermogen van VR en AR is in de industrie zeker van meerwaarde.’ 

AR-bril op een kwekerij

Een voorbeeld is een toepassing van Twinsense 360, een IRH-deelnemer, die de medewerkers van een kwekerij via een AR-bril bij elke afzonderlijke bestelling eenvoudig laat zien op welke hoogte ze de planken in een trolley moeten bevestigen. Voorheen moest een medewerker handmatig de hoogte opmeten door gaten te tellen; met de AR-bril ziet zij of hij in één oogopslag waar de plank moet komen. En als de klus geklaard is, geeft de bril een signaal aan de database en verplaatst de kar zich automatisch naar de volgende plek in het proces.

In de auto-industrie zijn vergelijkbare visualisatietoepassingen in gebruik. Zo is de papieren montagehandleiding in sommige autofabrieken verleden tijd: met een AR-bril op zien monteurs op de werkplek hoe en waar ze welke onderdelen en gereedschappen moeten inzetten om een component te assembleren – en hoe ver ze zijn met hun taak. Ook training van medewerkers in het uitvoeren van bepaalde taken vindt al plaats met behulp van AR en VR.

Van visualisatie naar inzicht

Toch schuilt de grootste kracht van AR en VR niet in het visualiseren, zegt Damgrave. ‘Echte impact ontstaat pas wanneer we VR en AR inzetten als besluitvormingstools. In veel bedrijven en fabrieken zijn steeds meer data beschikbaar. Denk aan gegevens over producten en onderdelen, processen, inrichting, kosten, mensen. Als je de juiste data vanuit de fabriek in de juiste context met de juiste parameters digitaal kunt weergeven in één digitaal model, heb je niet meer allerlei conflicterende waarheden, maar één waarheid over hoe alles reilt en zeilt. Vervolgens kunnen alle verschillende stakeholders via een virtueel dashboard gefilterd de voor hen relevante data inzien: machines, processen, infrastructuur, operaties, mensen, financiën, noem maar op. In het virtuele model kun je vervolgens wijzigingen aanbrengen, bijvoorbeeld een nieuwe machine installeren, een proces herinrichten, de mankracht herverdelen. Zonder enig risico – het is allemaal immers virtueel – ziet elke stakeholder in het model precies wat de gevolgen zijn van de wijziging. Dat hoeft niet allemaal in fraaie 3D-afbeeldingen te worden weergegeven: als het gaat om de financiële implicaties van een keuze kan het model een Excelsheet met cijfers uitdraaien. AR en VR zijn dan onderdelen van een groter geheel. Een toolset waarmee de besluitvorming nauwkeuriger, sneller en meer voorspellend wordt.’

Waar te beginnen

Het Industry Reality Hub ziet het als taak om de vele industriële toepassingsmogelijkheden van AR- en VR-technologieën te onderzoeken en, samen met bedrijven, te realiseren. Damgrave: ‘Bedrijven die nog niet veel data tot hun beschikking hebben, moeten daar beginnen. Maar veel bedrijven hebben al veel informatie beschikbaar. Hun uitdaging is om die data in kaart te brengen en een begin te maken met het creëren van een digitaal model. Dat betekent data en disciplines koppelen, levenscycli in kaart brengen, stakeholders aan laten haken. Connectiviteit creëren tussen al die machines, mensen en bedrijfsonderdelen. Het IRH nodigt bedrijven van harte uit om te komen praten over de uitdagingen en mogelijkheden die daarbij horen. De kracht zit in de samenwerking.’

De rol van de UT

Een belangrijke bijdrage van de UT aan het IRH zijn de faciliteiten die de universiteit biedt. Zo is het Virtual Reality & Smart Industry lab (VRSI Lab) van de UT uitgerust met de nieuwste technologieën voor visualisatie, interactie, samenwerking en communicatie. Maar dat is lang niet alles. Damgrave: ‘De UT is een kennispartner. We zijn minder gericht op het maken van AR- of VR-tools, en meer op het gedachtegoed erachter. We kennen en onderzoeken het potentieel, we hebben overzicht van wat er nodig is voor totaaloplossingen in de maakindustrie. En naar de kennis die ontbreekt doen we onderzoek.’ Zo doet de UT onder meer onderzoek naar de inzet van AR en VR bij het ontwerpen van complexe producten en systemen. ‘Denk aan de bouw van een nieuwe fabriek. Met AR en VR kunnen we tot in steeds meer detail laten zien hoe die eruit gaat zien en gaat functioneren. Zo kun je de inrichting optimaliseren nog voordat er een fysiek prototype of testopstelling is gebouwd. Dat bespaart veel tijd en geld. En het mooie is dat het model in gebruikt blijft als de fabriek eenmaal draait: het is niet slechts een oplossing voor de ontwerpfase, maar blijft waarde toevoegen virtueel dashboard. Interactiviteit, besluitvorming en inzicht in gevolgen van keuzes: dat zijn de punten waarmee het IRH een verschil gaat maken.’

Dr.ir. R.G.J. Damgrave
dr.ir. R.G.J. Damgrave (Roy)
Professor of Design Engineering, University of Twente, Technology Domain Leader Industry 4.0 , Fraunhofer Project Center at the University of Twente

‘De focus in mijn werk als wetenschapper en ook als deelnemer aan het Industry Reality Hub ligt op besluitvorming binnen de maakindustrie. Daar wil ik aan bijdragen: aan besluitvorming die gefundeerd en toekomstgericht is. Met nieuwe technologieën kunnen we ondernemers inzage geven in de gevolgen van besluiten nog voordat ze die nemen. Samen werken, informatie delen en samen besluiten nemen – stakeholder decision-making – is essentieel; je kunt niet meer allemaal op je eigen eilandje blijven. Tegelijkertijd moet niet iedereen overspoeld worden door informatie van al die andere eilanden: de technologie moet zorgen dat je gefilterd informatie te verwerken krijgt. De meerwaarde schuilt in de verbinding – maar ook in de filters tussen al die verbindingen.’