Activity trackers zijn volop in opkomst, bijna 20 procent van de mensen heeft er een. Ze verzamelen data over je fysieke activiteiten en helpen daarmee in het ontwikkelen van een gezonde leefstijl. Toch is het gebruik voor velen niet zo eenvoudig als het lijkt, blijkt uit een studie van de Universiteit Twente. Oorzaak: digitale vaardigheden die voor verbetering vatbaar zijn.
Onder leiding van Alexander van Deursen doen wetenschappers van de UT volop onderzoek naar digitale vaardigheden. Het kunnen gebruiken van data en het bezitten van digitale vaardigheden zijn essentieel met de verdere opmars van het Internet of Things. Zo moet een gebruiker van een activity tracker kunnen omgaan met de stroom van persoonlijke gegevens die het apparaatje hen levert, om er optimaal van te profiteren.
OPKOMST VAN ACTIVITY TRACKERS
Op dit moment gebruikt 19% van de Nederlandse bevolking een activity tracker. Hiermee worden continu gegevens verzameld over iemands fysieke activiteiten (bijvoorbeeld hartslag, calorieën, slaap). Met behulp van deze gegevens worden gebruikers in staat gesteld om gezonder te leven of effectiever te trainen. Gebruikers moeten daarvoor wel de verzamelde gegevens en de manier waarop ze gepresenteerd worden kunnen interpreteren. Alleen dan kunnen ze geïnformeerde beslissingen nemen op basis van deze gegevens en dienovereenkomstig handelen. Kortom, het gebruik van slimme apparaten vergt data- en strategische vaardigheden.
PRESTATIEMETING
In een prestatiemeting onder honderd mensen (verdeeld over geslacht, leeftijd en opleiding) werden deelnemers gedurende enkele weken voorzien van een activity tracker. Na kennis te hebben gemaakt met de activity tracker, deden de deelnemers op het eind mee aan een taak-gebaseerde prestatiemeting waarmee data en strategische vaardigheden werden getest. De deelnemers voltooiden gemiddeld ongeveer de helft van de datavaardigheidstaken en de helft van de strategische taken. Zowel het inzien en interpreteren van de verzamelde gegevens als het formuleren van specifieke doelen ter verbetering van de gezondheid waren problematisch. De resultaten tonen dat de deelnemers slechts tot op zekere hoogte in staat waren om de gegevens die door slimme apparaten worden verzameld te begrijpen en dienovereenkomstig beslissingen te nemen. Het niveau van data- en strategische vaardigheden bleek onvoldoende.
BEHOEFTE
De conclusies uit de prestatiemeting onderstrepen de behoefte aan vaardigheidsontwikkeling met betrekking tot het gebruik slimme apparaten, zoals activity trackers. Het huidige vaardigheidsniveau geeft aan dat de kansen van deze apparaten nog onvoldoende worden benut. Ouderen en lager opgeleiden presteerden relatief het slechtst. Dat is problematisch, omdat ze mogelijk het meest kunnen profiteren van het gebruik van het slimme apparaten. Een activity tracker kan bijvoorbeeld fysieke activiteit bevorderen, iets dat met de jaren, en vooral onder laagopgeleiden, afneemt.
Alexander van Deursen, adjunct hoogleraar communicatiewetenschappen aan de Universiteit Twente en hoofdonderzoeker van het project: “Beleidsmakers die zich richten op digitale inclusie zullen naast digitale vaardigheden voor het internet ook aandacht moeten gaan schenken aan de opkomst van slimme apparaten en het IoT. Het autonome karakter van veel van deze apparaten betekent niet dat digitale vaardigheden hier minder benodigd zijn. Beleid kan zich in eerste instantie richten op het verbeteren van data en strategische vaardigheden.”
Over het project
Het onderzoek maakt uit van het Any Thing for Anyone project dat is ondergebracht in het centrum voor digitale inclusie. In het project wordt digitale inclusie in relatie tot de opkomst van slimme apparaten en het Internet of Things onderzocht.