We moeten even praten...
Op de klok van de digitale samenleving is het vijf voor twaalf. De Alliantie Digitaal Samenleven heeft een publicatie uitgebracht (ter ere van haar vijfjarig jubileum) met verhalen die een eenvoudige waarheid benadrukken: de digitalisering gaat snel vooruit, maar niet iedereen kan dit bijbenen. Een van de verhalen is een interview met Alexander van Deursen:
Ruim tien jaar geleden was de algemene gedachte dat de digitale kloof gedicht zou zijn als iedereen een computer en internetverbinding zou hebben. Inmiddels beschikt 98 procent van de bevolking over de apparaten en over internet. “Maar digitale ongelijkheid gaat over veel meer dan toegang tot internet. Hoe gebruiken mensen internet en welke vaardigheden hebben ze daarvoor nodig? Het kan best zijn dat mensen gemotiveerd zijn om digitaal bezig te zijn, de apparatuur ook hebben, maar niet de vaardigheden of de benodigde ondersteuning.”
Een kleine groep profiteert
Alexander van Deursen is hoogleraar Digitale Ongelijkheid aan de Universiteit Twente. Eind 2023 bracht hij met zijn Centrum voor Digitale Inclusie het ‘Trendrapport Digitale Inclusie’ uit. Van Deursen ziet de digitale ongelijkheid tussen mensen groter worden, ondanks dat bijna iedereen een digitaal leven heeft. De groep mensen die de vruchten van de digitale samenleving plukt, wordt steeds kleiner naarmate de technologie complexer en de impact groter wordt. “Het zijn de mensen die goede apparatuur hebben, over een hoog niveau van vaardigheden beschikken en internettechnologie voor veel verschillende toepassingen gebruiken. Het is dezelfde bevoorrechte groep die sociaal-economisch ook voorop loopt." Zij profiteren relatief het meest van de digitale hulpmiddelen, waardoor niet alleen digitale ongelijkheid maar ook sociale ongelijkheid groter wordt. Het verrast hem dat politici en beleidsmakers vaak niet in de gaten hebben dat nog zoveel mensen worstelen.
Smartphone in plaats van laptop
Tijdens de coronaperiode kreeg het leven een online boost: allerlei zaken moesten ineens online worden geregeld en online communiceren was de enige manier om het sociale netwerk te onderhouden. Meteen werd duidelijk dat de digitale kloof nog steeds prominent aanwezig is. “Denk aan het gezin met drie kinderen die op dezelfde tablet of computer online onderwijs moesten volgen,” aldus Van Deursen. “Ook werd in die periode de smartphone nog belangrijker in het internetgebruik. Die is misschien ideaal om mee te communiceren of voor bepaalde locatie-apps, maar voor ingewikkelder toepassingen heb je grotere schermen en krachtiger computers nodig.” Maar jongeren of hun ouders kiezen eerder voor een smartphone omdat ze handig zijn en naar verhouding goedkoper. Geld kan maar één keer worden uitgegeven. Van Deursen: “Wanneer de smartphone laptops gaan vervangen, kan het apparaat onbedoeld bijdragen aan digitale ongelijkheid. Er ontstaat dan namelijk een mobiele onderklasse. Smartphones zijn geen gelijkmakers maar juist óngelijkmakers.”
Kritisch vermogen
De belangrijkste vorm van digitale ongelijkheid wordt veroorzaakt door verschillen in digitale vaardigheden. Lang niet alle gebruikers kunnen de risico’s van nieuwe toepassingen kritisch inschatten. Zo lijken kunstmatige intelligentie en via internet aan te sturen producten –Internet of Things- het leven makkelijker te maken. Op afstand de verwarming hoger zetten zonder dat de gebruiker erover hoeft na te denken hoe dat precies werkt, is voor iedereen aantrekkelijk. De technologie werkt autonoom en op de achtergrond. Maar, vindt Van Deursen, de toenemende complexiteit vraagt juist een steeds kritischere houding van mensen. Het is belangrijk dat iedereen iets snapt van de achterkant van dit soort toepassingen. “De data die op die manier worden verzameld, zeggen heel veel over jouw leven. Daarmee kan jouw gedrag worden voorspeld. De achterkant van A.I. bijvoorbeeld, is complex en kent grotere veiligheidsrisico’s. Die moet je als gebruiker wel kunnen interpreteren.”
Of neem ChatGPT. Dat lijkt simpel: stel een vraag en je krijgt een keurig verslag terug. Natuurlijk moeten gebruikers dat omarmen, vindt Van Deursen, alleen al omdat we niet terug kunnen. “Tegelijk moeten we leren kritisch te kijken waar de informatie in dat verslag vandaan komt. Andere vormen van AI of algoritmen bepalen wat jij te zien krijgt op basis van jouw eigen gegevens of zoekgeschiedenis. Daar moet je je bewust van zijn. Je wordt op internet al snel gevoed met je eigen gedachtegoed.” 65-plussers hebben beter dan jongeren geleerd om kritisch daarop te zijn. Zij presteren beter als het gaat om informatief en strategisch gebruik van internet. Bij jongeren ziet Van Deursen dat ze de informatie vaak halen uit die twee regels die Google presenteert.
Mobieltjes in de klas
Beleidsmakers worstelen met nieuwe technologieën, op verschillende vlakken. Vaak zoeken ze een antwoord in beleid dat niet is gestoeld op wetenschappelijk bewijs. Van Deursen geeft een voorbeeld: “Als vader ben ik geneigd blij te zijn met het verbod op smartphones in de klas. Maar als onderzoeker bedenk ik dat zo’n smartphone vaak een geavanceerder apparaat is dan de hardware die ze op school gebruiken. Er zijn dus veel mogelijkheden om ze in de klas ten goede te gebruiken.”
Wetgeving loopt achter bij de snelle ontwikkeling van complexe technologie. Wetgevers houden dat simpelweg niet bij. Tegelijkertijd wordt bestaande wetgeving niet goed nageleefd. Het gevolg is dat bedrijven steeds meer beslissingen voor de gebruiker nemen, zonder dat die dat door heeft.
Geletterdheid belangrijker dan ooit
Een toegenomen digitale kloof, het gebruik van een mobieltje ten koste van computer en laptop, geworstel met A.I. en wetgeving: Van Deursen drukt alle betrokken organisaties en beslissers op het hart om goed naar de individuele behoeften van mensen te kijken. “Pak alle fasen van digitale toegang tegelijk aan: motiveer, help mensen met materieel, vaardigheden en gebruikstoepassingen. Een laptop en vaardigheidstraining kunnen het begin zijn. Maar de kritisch inhoudelijke vaardigheden en, vergeet niet, traditionele vormen van geletterdheid zijn belangrijker dan ooit: omgaan met desinformatie, misinformatie of hoe definieer je een zoekopdracht.”
Ontwikkelaars, onderwijs, overheid, organisaties als de Alliantie Digitaal Samenleven; ze zijn allemaal aan zet. Maar, zo waarschuwt Van Deursen, doe dat gecoördineerd. Ga niet allemaal je eigen ding ontwikkelen. Het aanpakken van de digitale kloof tussen mensen is balanceren tussen een vorm van standaardisatie en een lokale aanpak, het liefst op individueel niveau. Zorg dat mensen ondersteuning krijgen van iemand bij wie ze zich veilig voelen en begin vooral bij wat ze zelf interessant vinden. Niet iedereen zit erop te wachten om te leren internetbankieren als ze de eerste serieuze stappen in de digitale wereld zetten. “Misschien wil een mevrouw graag haakpatronen vinden omdat ze lid is van een handwerkclubje. Begin dan daar. Als je nooit van plan bent om iets te verkopen op Marktplaats, hoef je dat wat mij betreft ook niet te leren.”