Door prof. dr. ing. Alexander van Deursen
Referentie: Van Deursen, A.J.A.M. (2022). Algemene leidraad voor het ontwikkelen van een digitale inclusie interventie. Enschede: Centrum voor digitale inclusie, Universiteit Twente. via: https://www.utwente.nl/nl/centrumdigitaleinclusie/nieuws/2022/4/542442/algemene-leidraad-voor-het-ontwikkelen-van-een-digitale-inclusie-interventie.
De volgende richtlijnen zijn het resultaat van onderzoek naar digitale inclusie waaraan het Centrum voor Digitale Inclusie heeft deelgenomen:
1) Neem als uitgangspunt de potentiële uitkomsten voor de doelgroep, uitgaande van economische, sociale, culturele en persoonlijke context en middelen
Breng de uitdagingen die de doelgroep heeft in kaart in termen van economisch, cultureel, sociaal en persoonlijk welzijn. Leg hierbij de focus niet alleen op economische, functionele, of normatief gewaardeerde vormen van technologiegebruik. Een interventie die praktische uitkomsten biedt en op een natuurlijke manier wordt ingericht vraagt om een goed begrip van de omstandigheden waarin mensen verkeren. Dit is een voorwaarde voor een gemotiveerde doelgroep.
2) Houd rekening met mogelijke belemmerde functies van de doelgroep
Bij het ontwikkelen van een interventie dient rekening te worden gehouden met de complexe dagelijkse realiteit van de doelgroep. Welke prioriteiten hebben zij in het dagelijkse leven? Welke belemmeringen spelen een rol? Denk aan cognitieve belemmeringen of gebrek aan traditionele geletterdheid (het kunnen lezen, schrijven en begrijpen van teksten en numerieke gegevens) die het gebruik van technologie belemmeren. De ontwikkeling van interventies op het gebied van digitale inclusie dienen hierop te worden afgestemd.
3) Stel voor de doelgroep vast in welke fase(n) van toegang de grootste belemmeringen optreden
Volledige toegang tot een technologie bestaat uit een proces van vier fasen. Het begint met een positieve attitude en voldoende motivatie het te gebruiken. Daarna zijn de juiste materiële middelen nodig, denk aan een snelle internetverbinding, maar ook het bezit van kwalitatief afdoende hardware en software. De derde stap is het beheersen van een reeks digitale vaardigheden (operationele, informatie, communicatie, content creatie en strategische vaardigheden). De laatste stap is het gebruik zelf, waarbij vooral het soort gebruik relevant is, dus wat we met de technologie doen. Stel voor de doelgroep vast in welke fase(n) van toegang - attitude en motivatie, materiële toegang, vaardigheden en gebruik - de grootste belemmeringen optreden en welke factoren daaraan bijdragen. Daar elke stap eigen belemmerende factoren kent is gedegen onderzoek een vereiste.
4) Beleid dat digitale ongelijkheid tegengaat pakt idealiter alle fasen (van toegang) simultaan aan
De vier fasen - attitude en motivatie, materiële toegang, vaardigheden en gebruik - hebben een sequentieel en conditioneel karakter. Dit betekent niet dat attitude en motivatie de hoogste prioriteit hebben, materiële toegang de tweede en het verbeteren van digitale vaardigheden de derde prioriteit. Het betekent wel dat bijvoorbeeld vaardigheden onvoldoende worden aangeleerd bij een gebrek aan motivatie of zonder geschikte apparatuur.
5) Betrek zowel de vraag als aanbod kant bij de interventie
Digitale inclusie is een complexe uitdaging die zowel om technologische (aanbod) and educatieve (vraag) oplossingen vraagt. Denk bij technologische oplossingen aan het ontwerp van interfaces, het aanbod van content (websites, platforms, apps, apparaten), maar ook aan duidelijke gebruiksvoorwaarden (aangepast aan de wensen en eisen van de doelgroep, bijvoorbeeld aandacht voor de behoeften van mensen met een laag niveau van digitale vaardigheden). Educatieve oplossingen omvatten zowel formele initiatieven, denk aan (volwassenen)educatie waar de doelgroep digitale vaardigheden en de vele toepassingen van technologie leren, als informele initiatieven, waarbij bijvoorbeeld mensen in de directe sociale omgeving van de doelgroep een rol spelen bij het bevorderen van digitale inclusie. Zorg in ieder geval dat training en educatie aansluit bij de doelgroep!
6) Hanteer een multi-stakeholder benadering
Voorgaande geeft al aan dat het bevorderen van digitale inclusie een multi-stakeholderbenadering vereist. Denk aan diverse actoren en instellingen in onze samenleving, waaronder overheden, de ICT-industrie, ICT-opleidingen, software- en contentuitgevers, arbeidsorganisaties, scholen en universiteiten, bibliotheken, openbare toegangscentra en ondersteuningsgroepen met toegang tot de doelgroep. Een dergelijke diversiteit aan actoren kan op hoog niveau het best vanuit de overheid worden gecoördineerd, waarbij ook de rollen van de verschillende actoren worden vastgesteld en verder ontwikkeld. Bedenk hierbij dat ook professionals als andere ondersteuningsgroepen training en begeleiding nodig hebben.
7) Streef naar co-creatie met de doelgroep
Het eerste punt benadrukt al uit te gaan van de leefwereld van de doelgroep. Bij het inrichten van de interventie kan verder naast relevante partners uit wetenschap en praktijk ook de doelgroep zelf betrokken worden. De doelgroep betrekken geeft hen het gevoel bij te dragen aan de oplossing.
8) Streef naar laagdrempelige toegang
Door samen te werken met ‘lotgenoten’, bijvoorbeeld uit de eigen gemeenschap (denk aan ontmoetingscentra in een wijk), kan de barrière om deel te nemen aan een interventie worden verlaagd. Het creëren van een sociaal ondersteuningsnetwerk is uitermate belangrijk bij het gebruik van digitale technologie. Houdt hierbij wel rekening dat het uitgangspunt blijft om de autonomie van de deelnemers aan de interventie te bevorderen en te ondersteunen.
9) Creëer bewustzijn over het bestaan van de interventie
Zorg dat de doelgroep weet welke interventies er zijn en of ze in aanmerking komen om mee te doen. Momenteel is zowel de focus in het aanbod als het aanbod zelf erg versnipperd en is het voor mensen niet duidelijk dat ze in aanmerking komen om bijvoorbeeld een bepaalde cursus te volgen. Het verspreiden van bewustzijn over het bestaan van de interventie is van cruciaal belang.
10) Evalueer interventies
Initiatieven die worden genomen dienen aan een evaluatie onderworpen te worden. Informatie over welke initiatieven het meest effectief en efficiënt zijn geweest of over initiatieven die niet het gewenste resultaat hebben opgeleverd is uitermate nuttig voor verdere ontwikkelingen van initiatieven en voor het tegengaan van verspillingen. Een gestructureerde aanpak bij de evaluatie is nodig (vaststellen van bijvoorbeeld doelgroep, periode, doel, stakeholders, focus, impact, etc.) om de impact vast te kunnen stellen, maar ook om anderen te informeren.
11) Beschouw interventies als een ontwikkeltraject
Deelnemende organisaties en de doelgroep verkrijgen met een interventie inzichten en doen nieuwe ervaringen op. Beschouw digitale inclusie dus als een ontwikkeltraject waarbij een omgeving wordt gecreëerd met voorwaarden, regels en beleid die de voorziene interventies en de gezamenlijke ontwikkeling ervan ondersteunen.
Ter bedenking:
12) Bedenk dat het gebruik van een technologie niet op zichzelf staat
Internet, een app, een platform, een smartphone of welke ‘technologie’ dan ook, het is allemaal onderdeel van een medialandschap waarin mensen diverse analoge en digitale media gebruiken. Digitale inclusie wordt tot op heden gefragmenteerd bestudeerd. Beleidsagendas zullen steeds meer een cross-platform benadering moeten hanteren waarbij het uitgangspunt de gemedieerde werkelijkheid is waarin de doelgroep verkeerd. In deze werkelijkheid wordt een verscheidenheid aan analoge en digitale media gebruikt en bewandelen mensen verschillende paden.
13) Nieuwe technologie betekent niet automatisch ‘slimme’ technologie
Technologische ontwikkelingen door kunstmatige intelligentie, algoritmen, slimme apparaten vele nieuwe beloften. Let erop dat het slimmer worden van technologie niet ook betekent dat het meer inclusieve technologie betreft. Complexiteit, ambigue data en verhoogde risico’s vragen nieuwe aandacht en de nadruk in interventies kan hierbij wat verschuiven.