UR 11-259 Advies UR Campusvisie 16 september 2011


Aan het College van Bestuur





uw kenmerk


telefoon

053 - 489 2027

ons kenmerk

UR 11-259 (def.)

fax

datum

06 oktober 2011

e-mail

j.ribberink-vanmiddelkoop@utwente.nl

bijlage(n)


cc.


onderwerp

Ongevraagd advies Concept Campusvisie




Geacht college,



De URaad heeft de concept Campusvisie “De Campus van Nederland” ter eerste bespreking ontvangen en besproken in de commissievergadering SI van 7 en 14 september, de interne vergadering van 21 september 2011 en de overlegvergadering van 5 oktober.

Graag geven wij u een ongevraagd advies over dit eerste concept zoals weergegeven in onderstaande opsomming. In dit stadium hebben wij ons vooral beperkt tot adviezen waarmee de nota in een volgende versie een goede basis vormt voor een meer inhoudelijke discussie.


1.Visie: niet bij mooie woorden alleen: er is nu sprake van een dubbele bestuurlijke boodschap. Wees helder en eerlijk: óf er wordt blijvend (extra) geïnvesteerd in de huidige voorzieningen van de Campus óf bezuinigd (hoeveel, waarop). Uit eerdere adviezen (commissie Berger), actuele plannen (RoUTe14+) en beleidsnota’s (Kaderstelling 2012-2016 II) blijkt overigens dit laatste. Maak de gemaakte keuzes en de implicaties hiervan zichtbaar in een volgende versie van de nota, dus eerst het (vooral financiële) kader geven en dan daarbinnen prioriteiten stellen voor verdere ontwikkeling (ook in tempo) van de campus.

2.Relaties: in de nota kan meer aandacht worden besteed aan de relaties met de primaire processen. Mogelijk zijn er relaties te leggen op het gebied van het onderwijs en de plannen voor vernieuwing hiervan zoals het University College. Ook het thema internationalisering verdient de nodige aandacht.

3.Evaluatie: in de aanbiedingsbrief wordt vermeld “over twee jaar dient geëvalueerd te worden of met de organisatorisch wijzigingen de beoogde effecten zijn gerealiseerd”. Om een dergelijke evaluatie naar behoren te kunnen uitvoeren, moeten - aan de hand van de te beschrijven gekwantificeerde en meetbare doelstellingen - de criteria en de beoogde successcores worden vastgesteld: wat is de huidige situatie, waar willen we naar toe, hoe gaan we dat doen, wat zijn de financiële consequenties, wanneer moet dit gerealiseerd zijn en – last but not least - wie is verantwoordelijk voor de verwezenlijking.

4.Verantwoordelijkheden: aansluitend op het vorige punt blijkt uit deze versie van de nota niet eenduidig wie waar (eind)verantwoordelijk voor is. Het verdient aanbeveling dat de verschillende actoren, dus de eenheid Campus en de Student Union, ten aanzien van het beleid en beheer van de campus opgenomen worden, met hun taakafbakening en hoe het overleg ten aanzien van het beheer en beleid (beleidsvoorbereiding) voor de campus als geheel wordt georganiseerd.

5.Inbedding: Verschillende recente nota’s spreken elkaar tegen over de gewenste inbedding van de toekomstige Campusorganisatie binnen de UT. In de meest recente nota Kaderstelling 2012-2016 II wordt een verschuiving zichtbaar gemaakt van de relevante onderdelen S&O en FB naar de beoogde eenheid AZ. Ervan uitgaande dat dit een bestuurlijk voorgenomen besluit betreft, kan dit o.i. ook als zodanig in een volgende versie worden beschreven waarbij ook de URaad er op voorhand voorstander van is om de campus (weer) als aparte en zichtbare eenheid op te nemen in de organisatie en dat daarbij een positie direct onder de secretaris van de UT de voorkeur verdient.

6.Documentatie: er is de afgelopen jaren al veel geschreven over de Campus. Een overzicht - met een korte samenvatting van de conclusies – zal het informatieve gehalte van de nota verhogen.

7.De URaad adviseert tenslotte de organisatorische inbedding van de nieuwe campuseenheid via een reorganisatieplan vast te leggen en daarbij de hiervoor genoemde adviezen mee te nemen. Daar horen o.i. expliciet het financiële kader met eventuele bezuinigings- of “inverdien”- taakstellingen voor de komende jaren bij, alsmede de mogelijke rechtspositionele gevolgen voor alle betrokkenen.




Met vriendelijke groet,

namens de Universiteitsraad




drs. F.L. Lagendijk,

voorzitter