10. Internationalisering nota taalbeleid

Managementsamenvatting taalbeleid


Inleiding

Wetenschap is per definitie internationaal en academische vorming en beroepscompetenties vereisen dat communicatie ook in een andere taal dan het Nederlands plaatsvindt. Tegenwoordig is het Engels vergelijkbaar met het Latijn van vroeger als primaire taal in de universitaire wereld. Een adequate Engelse taalvaardigheid aan de universiteit is van groot belang. Daarnaast geldt voor de groeiende internationale gemeenschap aan de UT dat (enige) kennis van het Nederlands ook belangrijk is. Met de verdere integratie van de EU wordt het steeds belangrijker daarnaast ook andere Europese talen te beheersen.


Taalbeleid

De “Gedragscode voertalen” geeft aan hoe de UT in het door haar verzorgde onderwijs (momenteel) vorm geeft aan het taalbeleid. In deze gedragscode is vastgesteld (bijlage A, art. 2d) dat de opleiding, indien deze constateert dat docenten of studenten niet voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld in het tweede en derde lid van de gedragscode voertalen, de docenten en studenten de mogelijkheid dient te bieden om alsnog aan de gestelde voorwaarden te voldoen.


Geconstateerd kan worden dat er geen eenheid is in de vorm van het gebruikte Engels (Brits vs. Amerikaans) in de interne en externe communicatie, dat niet alle relevante informatie in het Engels beschikbaar is, noch alle relevante systemen etc. Vanwege ontbrekend vastgesteld taalbeleid komt het regelmatig voor dat communicatie gericht op de gehele UT-onderwijsgemeenschap (dus inclusief niet-Nederlands sprekenden) of masterstudenten niet tweetalig (Nederlands en Engels) plaatsvindt. Dit betekent dat een deel van de universitaire gemeenschap informatievoorziening en faciliteiten (systemen als TAST etc.) mist. Bovendien is een op expliciet beleid gebaseerd aanbod van taalonderwijs (Engels Nederlands en overige talen) momenteel nauwelijks aanwezig aan de UT. Het aanwezige aanbod is gefragmenteerd, onvolledig en onvoldoende zichtbaar. Het gaat er in deze notitie dan ook om aan te geven hoe de UT haar beleid en uitvoering op het gebied van taalvaardigheid van medewerkers en studenten, als onderdeel van het internationaliseringsbeleid, optimaal vorm kan geven. Het doel van deze notitie is aan te geven welke afspraken gemaakt moeten worden om de UT doelstellingen m.b.t. internationalisering en, als onderdeel daarvan, Engelstalig onderwijs te realiseren.


De notitie stelt voor tot de volgende zaken te besluiten om te komen tot een samenhangend taalbeleid en een daar in passend aanbod van taalonderwijs aan de UT:

§De UT stelt zich met haar taalbeleid tot doel het internationale karakter van onderzoek en onderwijs te bevorderen en ondersteunen.

§De doelgroep waarop het taalbeleid zich richt is de gehele UT-gemeenschap.

§Communicatie gericht op de gehele UT-onderwijsgemeenschap (dus inclusief niet-Nederlands sprekenden) of masterstudenten dient tweetalig (Nederlands en Engels) plaats te vinden, waarbij er ook gekozen mag worden om alleen in het Engels te communiceren.

§De UT zal in haar communicatie en aansluitend bij de 3TU gebruik maken van Brits Engels, hoewel in individuele gevallen uitzonderingsbepalingen kunnen worden gemaakt, bijvoorbeeld in het geval van samenwerking met een Amerikaanse partnerinstelling. Dit betekent dat het trainingsaanbod Engelse taalvaardigheid ook geschoold dient te zijn op het Brits Engels.

§PAO zal i.o.m. ITBE voorstellen doen over het niveau dat medewerkers moeten hebben om (zelf) in het Engels te kunnen publiceren op bijv. de website/brochures.

§Als medewerkers dit niveau niet hebben, kunnen zij gebruik maken van de aangeboden faciliteiten m.b.t. vertaling en correctie (par. 3.1).

§T.b.v. de waarborging van kwaliteit van de Engelstalige informatie en communicatie online wordt opleidingen en diensten geadviseerd onafhankelijke audit teams in te stellen die een oordeel vellen over hun Engelstalige websites.

§Het UT-taalonderwijs (voor studenten en medewerkers) zal via een intern taalcoördinatiepunt (TCP) worden aangeboden. Dit TCP wordt ondergebracht bij ITBE.

§Tot de oprichting van het TCP is BC verantwoordelijk voor het onderhouden van contacten met een beperkt aantal vaste vertalers/vertaalbureau’s en het intern communiceren waar opleidingen/diensten (extern) terecht kunnen.

§Bij Engelstalige communicatie en/of vertalingen wordt één terminologielijst voor wat betreft hoger onderwijstermen gebruikt, namelijk de Nuffic Glossary.

§De verantwoordelijkheid voor vakspecifieke Engelse terminologie wordt expliciet neergelegd bij hoogleraren/onderzoekers. Het gaat hierbij om vakspecifieke termen die niet in de Nuffic Glossary staan.

§Om te kunnen beoordelen of iemand bijscholing nodig heeft, is een toetsfaciliteit voor zelftoetsing wenselijk. Het TCP zal dan ook worden gevraagd de mogelijkheden voor een zelftoets op het niveau van IELTS 6.5, 7.0 en 0 en 8.0 te onderzoeken.


















Taalbeleid


1. Inleiding 3

2. Taalbeleid en afspraken 3

3. Taaltraining 4

3.1 Vertaling en correctie 5

3.2 Toetsing 5

4. Aanbevelingen 5

Bijlage A: Gedragscode voertalen (m.i.v. academisch jaar 2002-2003) 7


1.Inleiding

Taalvaardigheid is een integraal onderdeel van het leren en werken in een universitaire omgeving. Wetenschap is per definitie internationaal en academische vorming en beroepscompetenties vereisen dat communicatie ook in een andere taal dan het Nederlands plaatsvindt. Tegenwoordig is het Engels vergelijkbaar met het Latijn van vroeger als primaire taal in de universitaire wereld. Een adequate Engelse taalvaardigheid aan de universiteit is dan ook van groot belang. Daarnaast geldt voor de groeiende internationale gemeenschap aan de UT dat (enige) kennis van het Nederlands ook belangrijk is. Met de verdere integratie van de EU wordt het steeds belangrijker daarnaast ook andere Europese talen te beheersen. De Europese Commissie dringt hier in haar onderwijsprogramma’s sterk op aan (een verplichte faciliteit bij Erasmus Mundus opleidingen is bijvoorbeeld het aanbieden van taalcursussen in de lokale taal).


Ook voor de UT wordt taalbeleid en -onderwijs steeds belangrijker. Om de doelstellingen van het internationaliseringsbeleid van de UT (waarbij gestreefd wordt naar voorbereiding op de internationale arbeidsmarkt en multiculturele leefomgeving) te behalen, zijn subdoelen gesteld. Voorbeelden hiervan zijn: het creëren van een internationale en grotere universitaire gemeenschap door het aantrekken van meer buitenlandse studenten en “50% van de afgestudeerden heeft tijdens hun UT-opleiding een studieverblijf in het buitenland doorgebracht”. Om dit mogelijk te maken, is het van belang een geïntegreerd taalbeleid en aanbod van taalonderwijs vast te stellen dat studenten en medewerkers in staat stelt zich voor te bereiden op de internationale arbeidsmarkt, de globaliserende omgeving, de internationalisering van de UT en dat tevens de instroom van studenten verhoogt.


Geconstateerd kan worden dat een op expliciet beleid gebaseerd aanbod van taalonderwijs (Engels Nederlands en overige talen) momenteel nauwelijks aanwezig is aan de UT. Het aanwezige aanbod is gefragmenteerd, onvolledig en onvoldoende zichtbaar. Bovendien is er geen eenheid in de vorm van het Engels (Brits vs. Amerikaans) die wordt gebruikt in de interne en externe communicatie, is niet alle relevante informatie in het Engels beschikbaar, noch alle relevante systemen etc. Het gaat er in deze notitie dan ook om aan te geven hoe de UT haar beleid en uitvoering op het gebied van taalvaardigheid van medewerkers en studenten, als onderdeel van het internationaliseringsbeleid, optimaal vorm kan geven. Het doel van deze notitie is aan te geven welke afspraken gemaakt moeten worden om de UT doelstellingen m.b.t. internationalisering en, als onderdeel daarvan, Engelstalig onderwijs te realiseren.


2.Taalbeleid en afspraken

Uit de nota “Internationalisation of Education at the UT” waarin de beleidsdoelstellingen op het gebied van internationalisering zijn vastgelegd voor de periode 2001-2005, blijkt dat de UT relatief weinig aandacht heeft voor taalonderwijs. Dit is een van de zwakke punten van de UT. Ook de stuurgroep ICT en onderwijs heeft in haar notitie Campus Blend opgemerkt dat aandacht voor taalonderwijs noodzakelijk is. Momenteel worden bij de UT op meerdere fronten en door verschillende afdelingen, activiteiten uitgevoerd m.b.t. taal en taalonderwijs. Dit geschiedt echter zonder coördinatie en bewust beleid.


De gedragscode voertalen geeft aan hoe de UT in het door haar verzorgde onderwijs (momenteel) vorm geeft aan het taalbeleid. De gedragscode voertalen is onderdeel van het studentenstatuut waarin wordt vastgelegd wat de voertalen in het UT onderwijs zijn (zie bijlage A). Zo is, met de invoering van Engelstalig onderwijs in de masterfase, de gedragscode (basis voor het taalbeleid) reeds in 2002 aangepast; de voertaal in het bacheloronderwijs is Nederlands en de voertaal in het masteronderwijs is Engels. In bepaalde gevallen, die staan beschreven in de gedragscode, kunnen uitzonderingen worden gemaakt. Een uitzondering is bijvoorbeeld wanneer in het bacheloronderwijs een gastcollege wordt gegeven door een anderstalige docent. Dit betekent dat anderstalige docenten niet verplicht zijn om in het Nederlands te onderwijzen. De wijziging van de gedragscode voertalen was een van de redenen voor het opstellen van de notitie “Invoering Engelstalig (multicultureel) onderwijs" welke aanleiding vormt voor het schrijven van deze notitie.


In de gedragscode voertalen is vastgesteld (bijlage A, art. 2d) dat de opleiding, indien deze constateert dat docenten of studenten niet voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld in het tweede en derde lid van deze gedragscode, de docenten en studenten de mogelijkheid dient te bieden om alsnog aan de gestelde voorwaarden te voldoen. Een intern taalcoördinatiepunt zou de opleidingen, diensten en instituten hierbij behulpzaam kunnen zijn door het bieden van de juiste taaltraining en/of doorverwijzing.


Vanwege ontbrekend vastgesteld beleid komt het nog regelmatig voor dat communicatie gericht op de gehele UT-onderwijsgemeenschap (dus inclusief niet-Nederlands sprekenden) of masterstudenten niet tweetalig (Nederlands en Engels) plaatsvindt. Dit betekent dat een deel van de universitaire gemeenschap informatievoorziening en faciliteiten (systemen als TAST etc.) mist. Tegelijkertijd ontbreekt flankerend personeelsbeleid op het gebied van taalvaardigheid, waaronder Nederlands voor buitenlandse werknemers.


Deze notitie beoogt een geïntegreerd taalbeleid vast te stellen voor de UT, met een daaruit voortvloeiend aanbod van taalonderwijs en -faciliteiten, met als doel het internationale karakter van onderzoek en onderwijs te bevorderen en ondersteunen. Dit taalbeleid richt zich op de gehele UT-gemeenschap. Dit betekent medewerkers (zowel academisch als ondersteunend personeel, Nederlands- en anderstalig) en studenten (Nederlands- en anderstalig op zowel bachelor-, master- als PhD-niveau). Het hieruit voortvloeiende aanbod aan taaltrainingen en -faciliteiten stelt heterogeen samengestelde groepen studenten in staat zich voor te bereiden op de internationale arbeidsmarkt en vormt een aanbod dat medewerkers optimaal toerust om de noodzakelijke begeleiding te kunnen bieden. Voor het academische en sociale leven van buitenlandse studenten, onderzoekers, medewerkers en hun partners is Nederlandse basistaalvaardigheid van essentieel belang (zie o.a. artikel UT-nieuws donderdag 13 juni 2002, jaargang 37, nr. 19). Deze groep dient zich ook in de lokale omgeving te kunnen redden waar niet iedereen even goed Engels spreekt. Deze notitie biedt daartoe de basis. Een nauwere betrokkenheid van GW-communicatieleerstoelen bij de opzet van andere taalcursussen bij de UT is gewenst.


Vastgesteld wordt dat communicatie gericht op de gehele UT-onderwijsgemeenschap (dus inclusief niet-Nederlands sprekenden) of masterstudenten tweetalig (Nederlands en Engels) plaats vindt, waarbij er ook gekozen mag worden om alleen in het Engels te communiceren. Dit betekent niet dat het gebruik van andere talen in UT-onderwijs uitgesloten wordt, maar wel dat er toegang moet zijn tot een Engelse dan wel Nederlandse vertaling voor diegenen die de betreffende derde taal niet beheersen.


De UT zal in haar communicatie en aansluitend bij de 3TU gebruik maken van Brits Engels, hoewel in individuele gevallen uitzonderingsbepalingen kunnen worden gemaakt, bijvoorbeeld in het geval van samenwerking met een Amerikaanse partnerinstelling. Dit betekent dat het trainingsaanbod Engelse taalvaardigheid ook gestoeld dient te zijn op het Brits Engels.


Om kwaliteit van de Engelstalige communicatie te waarborgen, is het van belang afspraken te maken over het niveau dat medewerkers moeten hebben om (zelf) in het Engels te kunnen publiceren op bijv. de website/brochures. Als medewerkers dit niveau niet hebben, kunnen zij gebruik maken van de aangeboden faciliteiten m.b.t. vertaling en correctie (par. 3.3). Daarnaast wordt opleidingen en diensten geadviseerd onafhankelijke audit teams in te stellen die een oordeel vellen over hun Engelstalige websites. Deze audit teams moeten bestaan uit onafhankelijke personen.


3.Taaltraining

Vanuit de eerder genoemde beleidsdoelstellingen wil de UT de taalvaardigheid in vreemde talen van studenten en medewerkers bevorderen en stimuleren door taaltrainingen te (laten) organiseren onder de voorwaarden dat er vraag is naar dergelijke trainingen én dat het past in het beschikbare financiële kader.


Momenteel is het aanwezige aanbod gefragmenteerd, onvolledig en onvoldoende bekend. Om hier verbetering in aan te brengen en de genoemde beleidsdoelstellingen te kunnen realiseren is het wenselijk één punt binnen de UT in te richten van waaruit al het aanbod aan taalonderwijs wordt georganiseerd en gecoördineerd. Het UT-taalonderwijs (voor studenten en medewerkers) zal via een intern taalcoördinatiepunt (TCP) worden georganiseerd. Het TCP kan een aantal zaken samenbrengen die nu verspreid over de instelling gebeuren; dit voorkomt de versnippering van activiteiten op dit gebied en biedt de mogelijkheid om een gericht en passend aanbod van scholingsmogelijkheden en de kwaliteitsborging ervan te realiseren. Het bundelen van gefragmenteerd aanbod en vraag op één punt zal op instellingsniveau ook kostenbesparing creëren, doordat voorkomen wordt dat op meerdere plaatsen het wiel wordt uitgevonden en veel tijd gaat zitten in het zoeken naar informatie en trainingsaanbod. De verwachting is dat een TCP een steviger onderhandelingspositie met externe aanbieders zal kunnen realiseren, voor optimaal gevulde groepen kan zorgen, hogere frequenties van trainingsaanbod kan realiseren, homogenere groepen kan samenstellen en de kwaliteit van het aanbod zal kunnen bewaken.


De werkgroep “Invoering Engelstalig (intercultureel) onderwijs” heeft opgemerkt dat de UT de enige universiteit in Nederland is die geen eigen taalcentrum heeft. Ook de TU/e en TUD beschikken over een taalcentrum. Overwogen zou kunnen worden gebruik te maken van de expertise van de TU/e en TUD m.b.t. het opzetten van een eerder genoemd coördinatiepunt, aangezien zij wel een talencentrum hebben. Ook bij het International Office van de UT is deze expertise aanwezig. Het overhevelen van de huidige activiteiten naar één punt maakt ook de kosten inzichtelijker. De huidige capaciteit kan dan worden gebundeld.


Het ligt voor de hand het TCP onder te brengen bij ITBE gezien hun ervaring met het verzorgen van trainingen, nauwe relatie met het onderwijs, de taakstelling op het gebied van trainingen Engels en interculturele vaardigheden voor docenten/medewerkers en de aansluiting bij de bibliotheek.

3.1Vertaling en correctie

Naast aanbod van taaltrainingen zijn er ook andere taalkundige zaken die nadere aandacht behoeven; waaronder vertalingen Nederlands-Engels. In verband met de toenemende mate van internationalisering en in het bijzonder de invoering Engelstalig onderwijs, neemt het belang van goede vertalingen toe. De UT heeft echter geen interne vertaalcapaciteit (meer) beschikbaar en het wordt daarom des te belangrijker dat er een coördinatie is voor de vertalers die voor de UT worden ingehuurd. Indien er geen afstemming is betreffende het inhuren van verschillende vertalers, loopt de UT het risico dat terminologie door elkaar gaat lopen en er geen garantie van kwaliteit is. Het verdient dus aanbeveling een organisatieonderdeel verantwoordelijk te stellen voor het onderhouden van contacten met een beperkt aantal vaste vertalers/vertaalbureau’s en intern te communiceren waar opleidingen/diensten (extern) terecht kunnen. Een dergelijke functie is goed in te bouwen in een intern taalcoördinatiepunt daar docenten vaak ook hier goede ingangen voor zullen hebben. Tevens zal er gebruik gemaakt worden van één terminologielijst voor wat betreft hoger onderwijstermen, namelijk de Nuffic Glossary. De verantwoordelijkheid voor vakspecifieke Engelse terminologie wordt expliciet neergelegd bij hoogleraren/onderzoekers. De achterliggende gedachte hierbij is dat onderzoekers eenduidig communiceren met hun internationale vakgenoten over hun vakgebied en daardoor de exacte betekenis kennen van wetenschappelijke terminologie. Het gaat hierbij om termen die niet in de Nuffic Glossary staan.


BC heeft een vast extern vertaalbureau waar zij te vertalen/corrigeren teksten naar toe stuurt. Binnen de UT zijn echter geen afspraken gemaakt over wanneer teksten wel of niet naar een correctie/vertaalbureau hoeven: er zijn geen standaarden waaraan schrijvers kunnen voldoen. Dit betekent momenteel dat in de praktijk iedere tekst of aanpassing in een tekst die gepubliceerd wordt via BC, wordt doorgestuurd aan een extern vertaalbureau. Op de lange termijn zal dit financieel gezien nadeliger zijn dan het afspreken van een basisniveau waaraan medewerkers moeten voldoen om zonder controle door een extern bureau Engelse teksten te kunnen produceren (bijvoorbeeld IELTS score 8.0 op schriftelijke vaardigheid).

3.2Toetsing

Zoals in het collegebesluit van januari 2004 verwoordt, stelt de UT als taaleisen Engels aan haar docerend personeel een overall band score van 8.0 en voor sleutelfiguren in het onderwijs en dienstverlening 7.0 op de internationaal erkende officiële IELTS toets die afgenomen kan worden in vrijwel alle landen ter wereld. Om te kunnen beoordelen of iemand bijscholing nodig heeft, is een toetsfaciliteit voor zelftoetsing wenselijk. Zowel voor personeel als voor studenten kan een mogelijkheid tot zelftoetsing leiden tot een beter zelfinzicht in hun kunnen en noodzakelijkheid al dan niet een aanvullende taaltraining te volgen. Het TCP zal dan ook worden gevraagd de mogelijkheden voor een zelftoets op het niveau van IELTS 6.5, 7.0 en 8.0 te onderzoeken.


4.Aanbevelingen

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de conclusies die voortvloeien uit deze notitie met als doel te komen tot een samenhangend taalbeleid en een daar in passend aanbod van taalonderwijs aan de UT. De notitie zal achtereenvolgens namens ITBE worden voorgelegd aan de Stuurgroep Onderwijs en vervolgens aan het College worden aangeboden ter besluitvorming. Eerdere conceptversies van de notitie zijn besproken in de Commissie Internationalisering en met individuele medewerkers en de dienstdirecteuren van BC, DiSC, PAO en ITBE. Deze notitie wordt vergezeld van een supplementaire notitie betreffende de benodigde faciliteiten en organisatie daarvan.


§De UT stelt zich met haar taalbeleid tot doel het internationale karakter van onderzoek en onderwijs te bevorderen en ondersteunen.

§De doelgroep waarop het taalbeleid zich richt is de gehele UT-gemeenschap.

§Communicatie gericht op de gehele UT-onderwijsgemeenschap (dus inclusief niet-Nederlands sprekenden) of masterstudenten dient tweetalig (Nederlands en Engels) plaats te vinden, waarbij er ook gekozen mag worden om alleen in het Engels te communiceren.

§De UT zal in haar communicatie en aansluitend bij de 3TU gebruik maken van Brits Engels, hoewel in individuele gevallen uitzonderingsbepalingen kunnen worden gemaakt, bijvoorbeeld in het geval van samenwerking met een Amerikaanse partnerinstelling. Dit betekent dat het trainingsaanbod Engelse taalvaardigheid ook geschoold dient te zijn op het Brits Engels.

§PAO zal i.o.m. ITBE voorstellen doen over het niveau dat medewerkers moeten hebben om (zelf) in het Engels te kunnen publiceren op bijv. de website/brochures.

§Als medewerkers dit niveau niet hebben, kunnen zij gebruik maken van de aangeboden faciliteiten m.b.t. vertaling en correctie (par. 3.1).

§T.b.v. de waarborging van kwaliteit van de Engelstalige informatie en communicatie online wordt opleidingen en diensten geadviseerd onafhankelijke audit teams in te stellen die een oordeel vellen over hun Engelstalige websites.

§Het UT-taalonderwijs (voor studenten en medewerkers) zal via een intern taalcoördinatiepunt (TCP) worden aangeboden. Dit TCP wordt ondergebracht bij ITBE.

§Tot de oprichting van het TCP is BC verantwoordelijk voor het onderhouden van contacten met een beperkt aantal vaste vertalers/vertaalbureau’s en het intern communiceren waar opleidingen/diensten (extern) terecht kunnen.

§Bij Engelstalige communicatie en/of vertalingen wordt één terminologielijst voor wat betreft hoger onderwijstermen gebruikt, namelijk de Nuffic Glossary.

§De verantwoordelijkheid voor vakspecifieke Engelse terminologie wordt expliciet neergelegd bij hoogleraren/onderzoekers. Het gaat hierbij om vakspecifieke termen die niet in de Nuffic Glossary staan.

§Om te kunnen beoordelen of iemand bijscholing nodig heeft, is een toetsfaciliteit voor zelftoetsing wenselijk. Het TCP zal dan ook worden gevraagd de mogelijkheden voor een zelftoets op het niveau van IELTS 6.5, 7.0 en 0 en 8.0 te onderzoeken.

Bijlage A: Gedragscode voertalen (m.i.v. academisch jaar 2002-2003)

Uit het studentenstatuut 2003-04: instellingsspecifiek deel (december 2003)


Instemming UR op 24-9-2002 met CvB-besluit km. 343.967


1.

Het bacheloronderwijs aan de UT wordt gegeven en de examens worden afgenomen in het Nederlands. In afwijking van de eerste volzin kan in een bacheloropleiding een andere taal worden gebezigd:

a.

wanneer het een opleiding met betrekking tot die taal betreft,

b.

wanneer het onderwijs betreft dat in het kader van een gastcollege door een anderstalige docent gegeven wordt, of

c.

indien de specifieke aard, de inrichting of de kwaliteit van het onderwijs dan wel de herkomst van de studenten daartoe noodzaakt.

2.

Het masteronderwijs aan de UT wordt Engelstalig gegeven, aangezien de specifieke aard, de inrichting en de kwaliteit van het onderwijs daartoe noodzaakt. De examens worden Engelstalig afgenomen, tenzij de specifieke aard, de inrichting of de kwaliteit van het onderwijs, dan wel de positie van de student aanleiding geeft om het examen Nederlandstalig af te nemen.
Ten aanzien van de bepalingen in dit artikel gelden de volgende voorwaarden:

a.

het is de verantwoordelijkheid van de opleidingen om te voorkomen dat het Engelstalig aanbieden van het masteronderwijs en het Engelstalig afnemen van examens ten koste gaat van de kwaliteit en studeerbaarheid van het masteronderwijs,

b.

om de kwaliteit van het Engelstalig masteronderwijs te garanderen dienen alle docenten die bij het uitoefenen van hun onderwijstaken Engels als voertaal hanteren aantoonbaar te beschikken over het niveau van Engelse taalvaardigheid, dat nodig is om de betreffende onderwijstaak naar behoren uit te voeren. De opleiding, waartoe een onderwijseenheid behoort, wordt verantwoordelijk gehouden voor het toezien op en het naleven van deze voorwaarde,

c.

om de kwaliteit van het Engelstalig masteronderwijs te garanderen dienen alle studenten die wensen deel te nemen aan het betreffende onderwijs en de daaraan verbonden examens, aantoonbaar te beschikken over de daartoe benodigde Engelse taalvaardigheid. De opleiding, waartoe een onderwijseenheid behoort, wordt verantwoordelijk gehouden voor het toezien op en het naleven van deze voorwaarde,

d.

indien een opleiding constateert dat docenten of studenten niet voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld in het tweede en derde lid, dient de opleiding, waartoe de betreffende onderwijseenheid behoort de docenten en studenten de mogelijkheid te bieden om alsnog aan de gestelde voorwaarden te voldoen. Daarbij dient een opleiding nadrukkelijk rekening te houden met de voorwaarde zoals gesteld in het eerste lid.

3.

In het Onderwijs- en Examenreglement (OER) van iedere opleiding dient te zijn vastgelegd welke voertaal wordt gehanteerd binnen de betreffende opleiding. Voor de Engelstalige masteropleidingen geldt dat in het OER dient te zijn vastgelegd op welke wijze de opleiding garandeert, dat wordt voldaan aan de daaraan verbonden voorwaarden, zoals gesteld in artikel 2.