UNIVERSITEITSRAAD

griffie

BBgebouw – kamer 500




Uw kenmerk


Telefoon

053 - 489 2027

Ons kenmerk

UR 03 217

Fax


Datum

25 juni 2003

e-mail

j.ribberink-vanmiddelkoop@bcvb.utwente.nl



Verslag van de overlegvergadering van de Universiteitsraad op dinsdag 20 mei 2003


Aanwezig:

Leden UR:

Becht, Beeker, Van Benthem, Berends, Van Doorn, Hazebroek, Holkers, Houweling, Huisman, Hummel, Meijer, Schrama (vz), Wallinga-de Jonge, Wormeester

College van Bestuur:

Te Beest, De Jong, Van Vught

Griffie:

Ribberink, Klomp-Jongsma (Secretariaatsservice “PS” – verslag)


Afwezig:

Brinkman (m.k.), Bulter (m.k.), Van Rijn (m.k.), De Olde (m.k.)




1.Opening en vaststelling agenda

De voorzitter opent om 12.40 uur de vergadering. Hij meldt dat de volgende machtigingen zijn afgegeven om een stem uit te brengen:

Meijer is gemachtigd door Bulter )

Van Doorn is gemachtigd door Van Rijn ) N.B.: zie ook pag. 2 direct na de schorsing

Becht is gemachtigd door Brinkman. )


Agenda:

Punt 7 krijgt een nieuwe titel: Sectorplan Wetenschap & Technologie.

Punt 11: Er is nog geen antwoord van het college op de UR-reactie n.a.v. het eerste concept BBR; besloten wordt het punt te schrappen.

Nieuw punt 11 wordt: Evaluatie Major/minor.


2.Mededelingen (UR 03-175)

Studenten Advies Commissie VSNU: zie UR 03-175 (mededeling van Berends).

Decanaat faculteit TNW: Per 1 september 2003 is tot decaan benoemd prof.dr.ir. A. Bliek.

3.Verslag en aandachtspunten van de overlegvergadering van 15 april 2003 (UR 03.167)

Pag. 1 pt. 2 – Mededeling Berends vanuit VNG-werkgroep moet zijn vanuit VSNU-SAC werkgroep.

Met inachtneming hiervan wordt het verslag vastgesteld.


Naar aanleiding van het verslag:

Pag. 6/7, pt. 13a – Huisarts op de campus: Tot nu toe zijn de gesprekken met mogelijke kandidaten op niets uitgelopen. Vandaag vindt nog een gesprek met een laatste kandidaat plaats. Mocht ook dat niet tot resultaat leiden, dan zal het CvB zich erover beraden of het streven om de medische voorziening op de campus overeind te houden nog wel gehandhaafd kan worden.


4.Vastgoed (UR 03-109, UR 03-109a, UR 03-145)

Wormeester schetst kort de gang van zaken sinds de laatste interne UR-vergadering. Vanmorgen heeft nog een allerlaatste overleg tussen de commissie F&V en Te Beest plaatsgevonden, en naar aanleiding daarvan is een concept-instemmingsbesluit opgesteld, dat ter vergadering wordt uitgedeeld en ter discussie gesteld.

Meijer stelt namens CC nog enkele vragen, en wel:

Besloten is versnelling in de bouwplannen toe te passen. Hoeveel zijn als gevolg daarvan de kapitaalslasten voor het vastgoed gestegen t.o.v. de plannen zoals die er vorig jaar lagen?

Meer geld voor huisvesting betekent minder geld voor onderwijs en onderzoek. Hoeveel zullen de faculteiten moeten ophoesten in de komende jaren t.o.v. het begrotingsjaar 2003, oftewel: wat zullen de kortingen op hun budget zijn?

Van Vught zegt daar nu geen antwoord op te kunnen geven. Hij stelt dat dit alles uitgebreid besproken is tijdens de niet-openbare bijeenkomsten met de commissie F&V. Meijer merkt op dat er sprake is van een cumulatief effect (de reorganisatie, de 30 miljoen-operatie, het wegvallen van tijdelijke middelen (Major/minor en speerpunten) en het niet meer kunnen gebruiken van bedrijfsreserves) in de orde van grootte van 10% van de begroting. Dat betekent dat de UT een grote bezuinigingsoperatie tegemoet gaat, en hij vindt dan ook dat het college een dergelijk effect van de besluitvorming heel duidelijk op tafel had moeten leggen en dat alsnog behoort te doen.

Van Vught herhaalt dat alle informatie vertrouwelijk verstrekt is, zowel aan de UR als aan de eenheden. Maar niemand kan de toekomst voorspellen, dus is het niet mogelijk alle details aan te geven.


UReka gaat akkoord met het concept-instemmingsbesluit.

Ook DD kan zich erin vinden, met dien verstande dat Wallinga-de Jonge een tweetal amendementen op de tekst voorstelt. UReka is akkoord met de amendementen en ook het CvB kan zich vinden in de concept-tekst inclusief amendementen.

CC wil eerst fractieoverleg.


Van Vught wijst erop dat het punt vastgoed op de agenda staat van de RvT-vergadering van vandaag en dat het CvB graag de uitspraak van de UR inzake dit onderwerp naar die vergadering mee wil kunnen nemen; hij stelt dan ook een schorsing voor ten behoeve van het fractieoverleg van CC.


Besloten wordt tot schorsing over te gaan.

De voorzitter heropent de vergadering met een procedurele mededeling, namelijk dat tijdens de schorsing is vastgesteld dat Bulter en Brinkman al twee keer eerder een machtiging hebben afgegeven, hetgeen volgens het huishoudelijk reglement van de UR het maximum is. De machtiging die zij voor de huidige vergadering hebben afgegeven is dus niet geldig.


Meijer deelt mee dat CC nog steeds de noodzaak van investeringen onderschrijft en er ook van overtuigd is dat de omvang van de investeringen in het vastgoed moet zijn zoals nu beschreven. De marge van 10% moet ter discussie komen te staan als er meer helderheid is over de financiële situatie (bijv. een bijdrage van het ministerie) en nadat de eenheden hun strategieplan hebben geschreven. Een groot deel van de fractie vindt het jammer dat er niet meer duidelijkheid is over de effecten van deze investeringen op het budget voor O&O. De fractie zal verdeeld stemmen.

Van Vught stelt dat het CvB, en volgens hem wordt dat door de eenheden onderschreven, van mening is dat er voldoende informatie over de meerjarenraming en de ruimtebehoefte per eenheid beschikbaar is. Meer informatie is er gewoonweg niet.


Stemming over het Vastgoedplan Onderwijs- en Onderzoek Centrum:

vóór instemming: 13

tegen instemming: 2

onthouding: geen.

De UR stemt conform het geamendeerde concept-instemmingsbesluit in meerderheid in met het Vastgoedplan Onderwijs- en Onderzoek Centrum.


Het college complimenteert ten slotte de raad en met name de commissievoorzitter voor de wijze waarop is meegedacht.


5.Twente Scholarship Program (UR 03-157, UR 03-168)

De Jong merkt op dat het CvB de UR/de commissie O&O vroegtijdig bij dit onderwerp heeft willen betrekken, dat er nog geen CvB-besluit ligt maar alleen gedachten ter discussie zijn gekomen, en dat termen als instemmings- of adviesrecht dus nog niet aan de orde zijn. In de commissie is het merendeel der punten die in UR 03-168 worden genoemd al besproken, waarbij het college er als vanzelfsprekend van uit is gegaan dat dit in vertrouwelijkheid gebeurd is. Binnen afzienbare tijd (waarschijnlijk voor de zomerperiode) is een nieuwe notitie te verwachten, waarin ook zal worden ingegaan op de financiële aspecten. Hazebroek stelt voor de aanbevelingen van de UR daarbij mee te nemen, hetgeen door De Jong wordt toegezegd.


De Jong: Of er sprake zal zijn van leningen, beurzen o.d. kan nu nog niet gezegd worden, daarover wordt nog gesproken. De stichting is inderdaad al in het leven geroepen, o.a. omdat daaraan vanuit diverse opleidingen behoefte bleek te bestaan. In de Tweede Kamer wordt momenteel gesproken over financiering van dit soort zaken met derdegeldstroommiddelen. Op dit moment laat de UT-administratie echter een scherpe scheiding van eerste- en derdegeldstroommiddelen nog niet toe, dus vraagt een en ander om een goede organisatie.

Er is voor gekozen het komende jaar het Twente Mobility Fund in de stichting onder te brengen, maar of dat ook definitief zal zijn is nog niet besloten. Vanuit efficiency- en effectiviteitsoverwegingen is dat wel pragmatisch; probleem is dat het huidige TMF onmogelijk zal worden als de Wet “korte klap” tot stand zou komen (waarschijnlijk zal de besluitvorming daarover na de zomer plaatsvinden).

De overige vragen van de UR zijn volgens De Jong op dit moment niet opportuun en kunnen nog niet beantwoord worden. Het college is over deze zaken in nauw overleg met de opleidingen. Er kan nog niets gezegd worden over vorm en omvang van steunverlening. Een van de mogelijkheden zou kunnen zijn dat de instroom in de masteropleidingen mede een bijdrage zou kunnen leveren in de invulling van aio-plaatsen.


Van Doorn informeert of Nederlandse studenten niet buiten spel worden gezet bij de werving. De Jong antwoordt dat het gelijkheidsbeginsel volledig in acht zal worden genomen – er zal niet worden geprioriteerd op basis van nationaliteit.


6.Portfolioanalyse (UR 03-1148, UR 03-172)

Van Vught meldt dat er een kleine aanpassing in de procedure is voorzien: de datum van vooraanmelding is verschoven van 1 juni naar 1 juli.


Er wordt gediscussieerd aan de hand van het concept-advies van de UR, zoals verwoord in UR 03-172:

Van Vught legt uit dat het niet de bedoeling van de portfolioanalyse is om de indiening van voorstellen voor speerpunt- of potentialprogramma’s te beperken tot wat er binnen de muren van de instituten gebeurt. Het gaat om het vinden van programma’s binnen de gehele UT voor een nieuw programmavoorstel. Een dergelijk voorstel kan vervolgens alleen worden ingediend door de wetenschappelijk directeur. Multidisciplinariteit van instituten is helemaal geen criterium.

Wormeester verwijst naar het UMT-verslag van maart, waarin letterlijk staat dat de portfolioanalyse wordt gebruik om problemen met de oz financiering te compenseren. Dit is dus niet op basis van kwaliteit. Te Beest zegt dat dit niet zo moet worden gelezen.

Er bestaat enige verdeeldheid over het laatste punt onder “Adviseert”: Het college wil dit advies niet volgen, omdat uitgangspunt is dat de vaste staf in programma’s in principe al gefinancierd is, en tevens de mogelijkheden van flexibiliteit aan de programma’s ontnomen zou worden. DD en CC willen dit punt handhaven, UReka vindt dat niet nodig. De voorzitter verzoekt het college hierop alsnog te reageren.


De UR besluit het voorliggende advies - na amendering, waardoor het eerste en vijfde bolletje onder "adviseert" zijn komen te vervallen - aan het college voor te leggen.

7.Sectorplan Wetenschap & Technologie (UR 03-159, UR 03-169)

Van Vught merkt op dat inbreng van de medezeggenschap op prijs wordt gesteld. De raden zullen zich overigens wel moeten realiseren dat het gaat om gevoelige informatie, vooral in strategisch-tactische zin. Vervolgens gaat hij in op UR 03-169:

Er kan nog niet meer duidelijkheid worden gegeven over de invulling van de Graduate School. De uitwerking moet nog gaan plaatsvinden, en bovendien hangt een ander af van hoe zwaar het bestuur zal worden. Vooralsnog zullen alle masters ingebracht worden.

Ook t.a.v. de instapfunctie voor bacheloropleidingen zijn de afspraken nog vrij algemeen van aard. In principe worden de bacheloropleidingen verbreed en geflexibiliseerd. Daarnaast is het de intentie van de 3 TU’s om alle bacheloropleidingen overal mogelijk te maken. Maar of dat betekent dat alle bacheloropleidingen ook weer op alle plaatsen terecht komen is nog de vraag. Er zal waarschijnlijk een stelsel van barcheloropleidingen komen dat op alle drie universiteiten zal bestaan.

De werkgroep is nog aan het kijken naar de afstemmingsmogelijkheden met het Sectorplan Natuurwetenschappen. Waarschijnlijk zal het zo zijn dat de opleidingen technische wiskunde, natuurkunde en scheikunde blijven bestaan en dat er afstemming komt met de opleiding van de algemene universiteiten.

Met de tijdelijke stand-still voor het instellen van concurrerende masteropleidingen wordt het volgende beoogd: de staatssecretaris zal erop toezien dat voorkomen wordt dat, zo lang dit proces loopt, de andere universiteiten in de gaten springen die de 3 TU’s op dat moment bewust creëren.

Het is zeker niet de bedoeling het idee van Major/minor te verlaten. Dat wordt zelfs als het belangrijkste mechanisme gezien in de flexibilisering. Het is de intentie het Mm-concept te hanteren bij alle 3 TU’s. Ook het CvB zou uitsmeren van de minor over de gehele bacheloropleiding geen goede zaak vinden – het is slechts één van de drie varianten.

Het is de bedoeling de werving in het buitenland gedrieën te gaan doen.

De minimum jaarlijkse instroom van studenten voor masteropleidingen wordt bezien op instellingsniveau. Uitgangspunt is dat masteropleidingen met een instroom van minder dan 20 studenten per jaar per universiteit er niet zouden moeten zijn. Dit moet echter nog nader bestudeerd worden. Zo moet er ook over nagedacht worden of dit principe misschien voor basisdisciplines wat coulanter gehanteerd zou moeten worden.

Het streven is de ontwerpersopleiding te revitaliseren.

Er zullen zich ongetwijfeld knelpunten gaan voordoen bij het bepalen welke masteropleidingen wel en niet zullen blijven bestaan.


Het is de intentie van het college de UR op de hoogte te blijven houden van de ontwikkelingen, wellicht in een vertrouwelijk overleg met de UR of in commissieverband. Meijer stelt voor procedurele afspraken te maken over de behandeling met de UR zodra er meer duidelijkheid is over de aard van de besluitvorming (bijvoorbeeld als het gaat om instelling of opheffing van opleidingen of een BBR-wijziging). Van Vught herinnert eraan dat het nu nog gaat om het maken van een plan; of dat daadwerkelijk uitgevoerd gaat worden is nog niet bekend. Hij zou zich kunnen voorstellen dat de consequenties van bepaalde concept-besluiten met de UR besproken worden.


8.UFO, implementatieplan (UR 03-056, UR 03-173)

De Jong meldt dat, voor zover nu kan worden overzien, het implementatietraject voor de diverse eenheden zal verschillen; een eenduidige datum is dan ook niet te noemen. Per 1 juli a.s. zal de UR nader geïnformeerd kunnen worden over de implementatietermijnen.

Er is regelmatig gecommuniceerd naar de medewerkers. Vanuit de VSNU wordt ook gewerkt aan uitgebreid infomateriaal ter verspreiding in de instellingen. Binnen de UT zal de informatieverstrekking waarschijnlijk gekoppeld worden aan de implementatiedata en gebeuren in overleg met de decentrale personeelsadviseurs.

De Jong stelt verder dat er geen sprake mag zijn van negatieve uitwerking op het inkomen van individuele medewerkers. Wel is het mogelijk dat een en ander wellicht niet budgetneutraal kan verlopen, omdat hij voorziet dat er negatieve effecten zullen zijn in de zin van meerkosten voor de instelling; de grenzen daarvan kunnen op dit moment nog niet bepaald worden.


Van Benthem merkt op dat in de nota een soort kader geschapen wordt en dat er vervolgens met de eenheden wordt onderhandeld. Hij kan dat niet rijmen met een centrale aansturing. Hij meent dat er een eindtermijn gesteld zou moeten worden. De Jong antwoordt dat het CvB de regie voert over de implementatie van UFO, maar dat het – gezien alles wat er binnen de instelling gaande is – de bedoeling is het functieordenen op een logische manier te laten aansluiten bij wat er binnen de eenheden gebeurt. Met de eenheden worden duidelijke afspraken gemaakt, en over die afspraken zal de UR worden geïnformeerd. Van Benthem meent dat er voor een decaan altijd redenen kunnen zijn om iets vooruit te schuiven en dat er daarom een termijn gesteld moet worden zodat de medewerkers weten waar ze aan toe zijn. De Jong is het daarmee eens; per 1 juli komt er dan ook een programma van implementatie in de verschillende eenheden.


9.Evaluatie verdeelmodel, voortgangsrapportage

Te Beest: Dit jaar wordt prioriteit gegeven aan een zodanig begrotingsproces dat er geen grote discussies ontstaan over modelwijzigingen.Vastgesteld is dat er in het verdeelmodel een aantal technische problemen zitten – die moesten buiten het model om worden gerepareerd, en er moet iets bedacht worden om daarop binnen het verdeelmodel te reageren. Met beide punten is de werkgroep bezig. Het CvB zal daarover spreken met de CCO, en in het strategisch UMT-overleg in juni zal getracht worden te komen tot een daadwerkelijk voornemen hoe om te gaan met het model in het komende jaar.

Meijer informeert of er een inventarisatie is geweest van de knelpunten van het nieuwe verdeelmodel, en of daarbij ook de bekostiging van het onderwijs en de uitgaven daarvan aan de orde zijn geweest (hij verwijst daarbij naar geluiden over problemen bij Informatica). Te Beest antwoordt dat de technische knelpunten zijn geïnventariseerd, evenals de door de UR aangegeven knelpunten. De voorjaarsoverleggen zijn gebruikt om te bespreken in hoeverre de begroting 2003 sluitend is. Ook met de decaan van Informatica is uitvoerig gesproken, en daarbij is niet het probleem van de bekostiging aan de orde gekomen.


Meijer is van mening dat geconstateerde problemen wel geanalyseerd moeten worden. Te Beest wijst erop dat er zeer lang zeer intensief discussie is gevoerd, met het mes op tafel, over de paramaters. Iedereen vindt dat hij te weinig krijgt, en dat is vreemd. Het zal te maken hebben met de gewenning aan de nieuwe randvoorwaarden van de besteding van budgetten.


10.Arbo- en milieujaarplan en -jaarverslag (UR 02-386, UR 03-160)

Gezien de korte tijd die het college nog beschikbaar heeft voor de vergadering wordt afgesproken dat het college in de loop van deze week schriftelijk op dit onderwerp zal reageren.


11.Evaluatie Major/minor (UR 03-170)

Gezien de korte tijd die het college nog beschikbaar heeft voor de vergadering wordt afgesproken dat het college in de loop van deze week schriftelijk op dit onderwerp zal reageren.


12.Schriftelijke rondvraagpunten (UR 03-174)

12a. Technische Geneeskunde – stand van zaken

Van Vught: De staatssecretaris heeft niet tijdig een beslissing genomen in de richting van de IBG, met als gevolg dat er nu een wettelijk kader ontbreekt voor het instellen van de opleiding. Dat staat op gespannen voet met de mededeling van de staatssecretaris dat de opleiding per september 2003 kan beginnen. Daarom heeft de minister een speciale wet voor deze opleiding gemaakt. Deze is in het kabinet aan de orde geweest, en vervolgens heeft de vaste kamercommissie van onderwijs erover gesproken en vragen gesteld aan de staatssecretaris. Binnenkort is er een plenaire behandeling in de Tweede Kamer over dit onderwerp. Ook de NAO heeft een standpunt geformuleerd.

De verwachting is dat de staatssecretaris en de Kamer het eens zullen worden over de condities en dat de opleiding per 1 september a.s. gewoon kan beginnen. Op dit moment zijn er 71 aanmeldingen/belangstellenden voor de beschikbare 50 plaatsen.


12b. Instroom/doorstroom HBO-p studenten

Gezien de korte tijd die het college nog beschikbaar heeft voor de vergadering wordt afgesproken dat het college in de loop van deze week schriftelijk op dit onderwerp zal reageren.


12c. CvB-besluiten m.b.t. USE, Bastille en UT-Catering d.d. 22 april 2003

Gezien de korte tijd die het college nog beschikbaar heeft voor de vergadering wordt afgesproken dat het college in de loop van deze week schriftelijk op dit onderwerp zal reageren.


12d. Jaarverslag UT, informatie m.b.t. salariëring leden CvB

Gezien de korte tijd die het college nog beschikbaar heeft voor de vergadering wordt afgesproken dat het college in de loop van deze week schriftelijk op dit onderwerp zal reageren.


13.Rondvraag

De voorzitter informeert naar de saneringsplannen voor de faculteit GW, waarop De Jong antwoordt dat het CvB geen saneringsplannen heeft. Wel is naar aanleiding van het voorjaarsoverleg met verschillende eenheden binnen de universiteit gesproken over financiële knelpunten die moeten worden opgelost en waarvoor in de komende periode plannen zullen worden gemaakt. Van Vught vult aan dat in het UMT wellicht het woord “sanering” is gebruikt, maar dat van sanering op zich geen sprake is.


14.Sluiting

De voorzitter sluit om 15.10 uur de vergadering.


*****