van 2001 10 30


Verslag van de extra overlegvergadering van de Universiteitsraad van dinsdag 30 oktober 2001


Aanwezig:

Leden UR:

Barsema, Berkers, Bloem, Van Doorn, Van der Heijden, Houweling, Hovenkamp, Kluitenberg, Meijer (vz), M.Mulder, Schrama, Wallinga-de Jonge, Weber, Weijnen, Wittkampf

College van Bestuur:

De Jong

Griffie:

Ribberink, Klomp-Jongsma (Secretariaatsservice “PS” – verslag)


Afwezig m.k.:

Jacobs, Prevaas, Thomasson



vzUR opent om 16.45 uur de vergadering, met als enig agendapunt:


ACO-aanvraag nieuwe opleidingen (UR-01.237, UR-01.264, UR-01.293 t/m 296)

De Jong legt uit dat de afwijkende formulering van de aanvraag voor Technische en Sociale Wetenschappen te maken heeft met het feit dat ACO aan het eind van haar bestaan nog een aantal wat vreemde randvoorwaarden heeft gesteld; dit is dus puur gebeurd om ACO te accommoderen.


Gezondheidswetenschappen

De Jong kan zich vinden in de tekst van het ontwerp-instemmingsbesluit (UR-01.293).


De UR stemt in met het ontwerp-instemmingsbesluit zoals verwoord in UR-01.293.


Brede bachelor Sociale Wetenschappen

Voorstellen/vragen UR:

Derde overweging: “dat het onzeker is … Maatschappijwetenschappen zal kunnen leiden tot een hogere netto-instroom”.

Vierde overweging: “(maximaal twee maanden)” laten vervallen.

Laatste overweging: “… streven naar een situatie waarin elke faculteit brede bachelors kan aanbieden (waarbij de nu aan te vragen licentie kan worden ingezet).”

Vraag: Hoe kunnen faculteiten eventueel te verwerven licenties gebruiken?

Vijfde toezegging: Kiezen voor variant b, dat wil zeggen: nu nog niet een concrete faculteit aanwijzen. De UR wil nog graag een toelichting van De Jong op wat hij bedoelde toen hij in een informeel overleg sprak over een constructie waarin sprake is van een penvoerend decaan of een penvoerende faculteit.

Vraag: Kan er onderlinge concurrentie ontstaan tussen faculteiten als er een penvoerder wordt aangewezen?

Laatste toezegging: Met “tijdig” wordt bedoeld dat de UR voldoende tijd moet hebben om zich een goed oordeel te kunnen vormen.

Geldt het major-minormodel ook voor de sociale brede bachelor.



De Jong:

In de voorgestelde tekstuele wijzigingen kan hij zich vinden.

Minor: Dit heeft te maken met de inhoud van de opleiding. Het doet inderdaad wat vreemd aan, maar naar zijn mening zal de minor steeds meer als een module moeten worden gezien die inzetbaar is. Met name als het gaat om de inhoud zal er nog een slag moeten worden gemaakt, zeker bij Sociale Wetenschappen.

Inbedding: Het proces m.b.t. de faculteiten is stevig gaande. Het is heel moeilijk op dit moment te zeggen hoe de brede bachelor nader vorm gegeven moet worden. Hopelijk kan er op redelijk korte termijn duidelijkheid verschaft worden. Wat De Jong betreft zou de UT op langere termijn naar vijf brede bachelors toe kunnen (de vijf thematieken binnen de UT). Dat ze een inbedding krijgen binnen de faculteiten is voor hem een essentieel gegeven. Een van de mogelijke varianten is het penvoerderschap. Een faculteit waaruit de opleidingsdirecteur voortkomt, zou penvoerder gemaakt kunnen worden; dat lijkt hem een logisch verband – zo wordt het afhankelijk gemaakt van een persoon. Verder stelt De Jong dat, als het komt tot een groter geheel, de competitie veel kleiner zal worden. Hij kiest ervoor variant b als uitgangspunt te nemen en de concretisering op te schorten tot het moment dat gesproken wordt over het instellingsbesluit.

Tijdig: Voor het instellingsbesluit zal hoe dan ook tijd genomen moeten worden. Er zal dus een zodanig moment gekozen moeten worden dat er nog reëel invloed op het besluit kan worden uitgeoefend door de U-raad.

Licenties: Met de overgang naar de systematiek van bachelor en masters is de mogelijkheid gekomen licenties op een ruimere manier te gaan gebruiken dan in het verleden. Universiteiten worden zelfs uitgedaagd om dat te doen. Als de UT een licentie brede bachelor heeft, heeft ze eigenlijk een oneindige variant binnen, aldus De Jong. Zoals de licentie nu wordt aangevraagd worden alle varianten binnen de universiteit gedekt.


Met inachtneming van de geaccordeerde wijzigingen stemt de UR in met het ontwerp-instemmingsbesluit zoals verwoord in UR-01.294.


Brede bachelor Technische Wetenschappen

Voorstellen UR:

Derde overweging: “dat een verbreding … zal kunnen leiden tot een hogere netto-instroom”.

Laatste overweging: “… streven naar een situatie waarin elke faculteit brede bachelors kan aanbieden (waarbij de nu aan te vragen licentie kan worden ingezet).”

Gehoord: “de standpunten van de Faculteitsraad TN, T&M, WMW, CT, EL, TW en CTW inzake …”. (van de faculteitsraad Informatica is geen advies ontvangen).

Verder gelden de opmerkingen zoals gemaakt t.a.v. de brede bachelor Sociale Wetenschappen.


De Jong kan zich in de voorgestelde tekstuele wijzigingen vinden.


Met inachtneming van de geaccordeerde wijzigingen stemt de UR in met het ontwerp-instemmingsbesluit zoals verwoord in UR-01.295.


Geneeskunde

Geconstateerd wordt dat het woord “tender” vervangen moet worden door “offerte”.

Voorstellen/vragen UR:

Verwezen wordt naar de brief van de UR aan het college (UR-01.237 van 26.9.2001) waarin een groot aantal zorgpunten is verwoord.

Hoe kan met de UR overleg gepleegd worden over de offerte?

Derde toezegging: Wat vindt De Jong van de haalbaarheid van de startdatum 1.9.2002?

Vierde toezegging: “… inclusief een haalbaarheidstoets op de beschikbare capaciteit voor onderwijs en onderzoek in de geneeskunde en de gevolgen …”


De Jong:

Hij kan zich vinden in de voorgestelde tekstwijzigingen.

Startdatum: De onderhandelingen zijn nog gaande, daarom verzoekt hij de UR de derde toezegging wat minder scherp te formuleren. Het gaat om het oplossen van een groot maatschappelijk probleem waarvoor de UT zich beschikbaar heeft gesteld. Als de UT zou zeggen dat er meer tijd nodig is kan dat in haar nadeel werken. Bovendien meent hij dat, als aan de eisen t.a.v. een hoge kwaliteit en geen overdreven hoge werkdruk kan worden voldaan, wellicht toch per 1.9.2001 begonnen zal kunnen worden – hij sluit het in ieder geval niet uit. De UR zal adequaat en vertrouwelijk geïnformeerd worden over de wijze waarop het CvB denkt dat in de tender geparticipeerd kan worden

Een academische opleiding zonder een adequate omgeving van onderzoek is ondenkbaar. Dat geldt ook voor geneeskunde. Het onderzoek zal gefinancierd moeten worden. In dat kader wijst De Jong erop dat onderzoek op dit terrein heel anders is dan het traditionele onderzoek. De bereidheid tot samenwerking en investering in het onderzoek is bijzonder groot binnen het samenwerkings­verband van UT, MST, Roessingh, universiteit Münster en Saxion Hogeschool, ook als het gaat om het binnenhalen van extra middelen voor geneeskundig onderzoek. Hier dient uiteraard helderheid over te bestaan als de offerte wordt ingediend.

Tussen de rectores van de UT en de universiteit van Münster en met het decanaat van de medische faculteit zijn duidelijke afspraken gemaakt t.a.v. de toelevering van docenten. Münster heeft voldoende ruimte in haar capaciteit wegens achterblijvende studentenaantallen.


Met betrekking tot de startdatum (derde toezegging) wordt besloten tot de volgende tekstaanpassing: “dat de eventuele instelling van een opleiding Geneeskundige grondige en zorgvuldige voorbereiding vergt en dat de startdatum daarop wordt aangepast.”


Met inachtneming van de geaccordeerde wijzigingen stemt de UR in met het ontwerp-instemmingsbesluit zoals verwoord in UR-01.296.


De voorzitter memoreert dat het zeer positief is dat in de aanloop naar deze besluitvorming de faculteitsraden sterk betrokken zijn – hij spreekt de wens uit dat in het vervolgproces zo te houden. De Jong op zijn beurt merkt op dat de faculteitsraden zich heel constructief en positief opgesteld hebben. Verder spreekt hij zijn dank uit m.b.t. de grote inzet van Rob van Dijk en Heleen Miedema in het hele proces.


Ten slotte overhandigt de voorzitter ten behoeve van de ACO de schriftelijke bevestiging dat de UR heeft ingestemd met de nieuwe opleidingen (UR-01.302).


Om 17.30 uur sluit de voorzitter de vergadering.