Twee methodieken die veelvuldig worden toegepast om de CO2 footprint te berekenen zijn het GHG protocol en de ISO 14064 norm. Deze normen verzoeken om de volgende informatie te delen. Om het belangrijkste CO2 rapport beknopt en duidelijk te houden, wordt deze ondersteunende informatie alleen hier beschreven.
Het GHG protocol is ontwikkeld door het World Resources Institute (WRI) en de World Business Council on Sustainable Development (WBCSD). Het protocol voorziet in normen en richtlijnen voor het opstellen van een broeikasgasinventarisaties. De principes die ten grondslag liggen aan dit protocol zijn: relevantie, volledigheid, consistentie, nauwkeurigheid en transparantie.
Contact persoon UT voor de CO2 footprint: Brechje Maréchal
Rapportageperiode: jaarlijks, laatste versie: 2020
Basisjaar: 2014 (het eerste jaar dat de CO2 footprint rapportage werd uitgevoerd). Het basisjaar dat in de strategie Shaping 2030 wordt gebruikt is 2020.
Organisatiegrenzen
Alle gebouwen die de UT beheert zijn opgenomen in de organisatiegrenzen. Studentenhuisvesting en gebouwen die beheerd worden door externe bedrijven zijn niet inbegrepen; gebouwen die buiten de campus liggen, zoals het ITC faculteitsgebouw en het ITC-hotel, zijn wel inbegrepen. Bijlage I van het CO2 footprint rapport 2019 bevat een lijst van alle gebouwen die in de CO2 footprint zijn opgenomen.
Operationele grens
De operationele grens omvat de inventarisatie van de emissies die verband houden met alle activiteiten van de UT. Deze emissies worden gecategoriseerd als directe en indirecte emissies en verdeeld in scope 1, 2 en 3. Directe emissies zijn emissies van bronnen die door het bedrijf worden veroorzaakt. Indirecte emissies zijn emissies die niet op de campus plaatsvinden, maar een gevolg zijn van de activiteiten die de UT uitvoert.
Scope 1: directe emissies - broeikasgasemissies als gevolg van gasverbruik voor luchtbevochtiging en verwarming, brandstofverbruik van voertuigen die eigendom zijn van de UT en het bijvullen van airconditioningsystemen met koelmiddelen.
Scope 2: indirecte emissies - broeikasgasemissies als gevolg van de opwekking van elektriciteit die door UT wordt verbruikt.
Scope 3: indirecte emissies - broeikasgasemissies als gevolg van de activiteiten van UT die niet onder de directe invloed van de UT vallen.
Scope 3 is optioneel. De UT streeft ernaar zoveel mogelijk gegevens op te nemen die relevant zijn en waarover betrouwbare informatie kan worden verkregen.
Het GHG protocol heeft verschillende categorieën scope 3-emissies die moeten worden beoordeeld:
- Winning en productie van materialen en brandstoffen
- Transportgerelateerde activiteiten
- Transport van aangekochte materialen of goederen
- Transport van aangekochte brandstoffen
- Zakenreizen van werknemers
- Woon-werkverkeer
- Transport van afval
- Elektriciteit gerelateerde activiteiten
- Brandstof en brandstofverbruik dat niet onder de scope 1 en 2 valt
- Geleasede goederen, het uitbesteden van activiteiten
- Gebruik van verkochte producten en diensten
- Afvalverwijdering
- Verwijdering van afval dat bij de werkzaamheden is ontstaan
- Verwijdering van afval dat ontstaat bij de productie van aangekochte materialen en brandstoffen
- Verwijdering van verkochte producten aan het einde van hun levensduur
Om te bepalen welke scope 3 categorieën relevant zijn, stelt het protocol voor om rekening te houden met emissies die 1. groot zijn ten opzichte van de scope 1 en 2 emissies, 2. bijdragen aan de strategie van de organisatie, 3. door belanghebbenden als kritisch worden beschouwd, 4. emissies zijn die door UT kunnen worden beïnvloed.
De UT heeft besloten om zich te richten op de categorieën die ook in de UT strategie worden genoemd: water, afval, inkoop, mobiliteit: woon-werkverkeer en zakenreizen. Mobiliteit is een belangrijke broeikasgas producerende activiteit.
De UT heeft veel contracten, groot en klein. Sommige leveranciers hebben alle CO2-data beschikbaar, andere nog niet. Het doel is om de input van alle leveranciers te verhogen. Door een completer overzicht te hebben laat het zien waar winst te behalen valt. Door scope 3 te vergroten wordt ook duidelijker wat de invloed is van de keuzes van medewerkers en studenten op scope 3 van de CO2 footprint. Het zal bijdragen aan het vergroten van het bewustzijn van ieders impact op de CO2 footprint.
Lijst van scope 3 categorieën
Voor 2019 werd informatie ontvangen van de volgende waardeketenpartners: het afvalverwerkingsbedrijf, bloemist, catering, chemicaliën, drukkerijen, elektriciteit, stadsverwarming, groenvoorzieningsbedrijven, hardware, infrastructuurwerken, onderhoudsinstallaties, kantoorartikelen (papier), koelvloeistoffen, hotel/vergaderlocaties, onderhoudswerkzaamheden, uitzendbureau, openbaar vervoer, reisbureau, gehuurd vervoer, wasserette en de verhuisbedrijven. Ook gegevens over het woon-werkverkeer en de werkverplaatsingen zijn opgenomen.
De gegevens die door de verschillende bedrijven worden aangeleverd, variëren. Sommige leveranciers hebben geen kwantitatieve gegevens, maar nemen wel maatregelen om hun CO2-voetafdruk te verminderen en delen een certificaat. Zo heeft bloemist Thuys het Certificaat voor Duurzame Bloemist (zilver) ontvangen. De UT wil de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van deze gegevens vergroten door dit als criterium op te nemen in haar aanbestedingsprocessen. Deze bedrijven hebben alle gegevens aan de UT verstrekt.
Het transport van ingekochte goederen en diensten zijn nu opgenomen in hun integrale CO2 rapportage, terwijl in voorgaande jaren de broeikasgasemissies van het transport en de leveringen aan de universiteit afzonderlijk werden ingeschat. Vanaf 2019 wordt dit dus niet meer apart aangegeven.
De transportgegevens voor het woon-werkverkeer zijn afkomstig uit een onderzoek dat de UT in 2011 heeft uitgevoerd. We streven ernaar deze gegevens dit jaar te actualiseren om een nauwkeuriger cijfer in de CO2 footprint van 2020 te kunnen opnemen. Vanwege de coronamaatregelen omtrent thuiswerken moet deze update mogelijk worden uitgesteld totdat de woon-werkverkeersbewegingen zijn genormaliseerd. Zakelijke reisgegevens worden verstrekt door het reisbureau dat alle vluchten boekt. Er lijkt een verschil te zijn in de berekening van de CO2 uitstoot tussen bedrijven en dit zal verder worden geanalyseerd in de volgende CO2 footprint rapportages.
Geleasede goederen zijn niet opgenomen in de CO2 footprint van 2019.
Kwantificeringsmethoden
De kwantificering van de scope 1 emissies komt van de energiemeters van de UT gebouwen en van de gasleverancier, de koelvloeistofleverancier. Voor het brandstofverbruik van de eigen voertuigen van de UT is het benzineverbruik geregistreerd. De details van de scope 2 emissies zijn afkomstig van de energiemeters van de UT gebouwen, aangevuld met de elektriciteits- en stadsverwarmingsbedrijven. Deze gegevens zijn zeer nauwkeurig en betrouwbaar.
De kwantificering van de scope 3 emissies is afhankelijk van de door het desbetreffende bedrijf gebruikte methodologie. De gebruikte emissiefactoren zijn ontleend aan deze lijst van standaard emissiefactoren. Voor het treinverkeer wordt gebruik gemaakt van de gegevens van de NS, voor het woon-werkverkeer worden de gegevens uit de enquête 2011 over het woon-werkverkeer gecorrigeerd voor de toename van het aantal studenten en medewerkers. De gegevens over het woon-werkverkeer moeten worden geactualiseerd, maar voor 2019 is het gebruik van de beschikbare cijfers, gecorrigeerd voor de toename van het aantal studenten en personeelsleden, dit was de beste beschikbare optie.
Veranderingen ten opzichte van voorgaande jaren
De Nederlandse elektriciteitsmix is in 2017 veranderd. De verbruikte energie nam weliswaar niet toe, maar de emissies die daarmee samenhangen wel. Landelijke cijfers worden gebruikt als referentiecijfers voor de berekening van de emissies en liggen dus buiten onze controle.
De gebruikte stadsverwarming van 2014 tot 2018 werd beschouwd als ~ 50% CO2 neutraal (gezien de warmte afkomstig was van de verbranding van afval). Vanaf 2018 wordt de aan de UT geleverde stadsverwarming als 100% CO2 neutraal beschouwd omdat deze afkomstig is van de biomassa-installatie.
Referentiedocumenten
Emissiefactoren
Greenhouse gas protocol
ISO 14064 norm