Docenten ontwikkelen zich op de volgende competenties, waarbij de nadruk ligt op competentie 9, 10 en 11:
- Kennis van visie en beleid op het gebied van toetsen
- Kennis van het toetsprogramma
- Kennis van verschillende toetsprocessen
- Eindkwalificaties vertalen naar leerdoelen en het selecteren en ontwerpen van een passende toetsvorm
- Informatie verzamelen, beoordelen, analyseren en interpreteren van resultaten
- Het communiceren van resultaten en deze vertalen naar feedback en passende instructie
- Kwaliteit van toetsen bepalen
- Kennis over toetsethiek
- Het toetsproces bespreken en evalueren met collega’s in een professionele leergemeenschap
- Professionele ontwikkelingsgerichte houding op het gebied van toetsing
- Leiding kunnen geven aan toetsen
Na succesvolle afronding van het traject ontvangen de deelnemende docenten een certificaat.