Competenties

Docenten ontwikkelen zich op de volgende competenties, waarbij de nadruk ligt op competentie 9, 10 en 11:

  1. Kennis van visie en beleid op het gebied van toetsen
  2. Kennis van het toetsprogramma
  3. Kennis van verschillende toetsprocessen
  4. Eindkwalificaties vertalen naar leerdoelen en het selecteren en ontwerpen van een passende toetsvorm
  5. Informatie verzamelen, beoordelen, analyseren en interpreteren van resultaten
  6. Het communiceren van resultaten en deze vertalen naar feedback en passende instructie
  7. Kwaliteit van toetsen bepalen
  8. Kennis over toetsethiek
  9. Het toetsproces bespreken en evalueren met collega’s in een professionele leergemeenschap
  10. Professionele ontwikkelingsgerichte houding op het gebied van toetsing
  11. Leiding kunnen geven aan toetsen

Na succesvolle afronding van het traject ontvangen de deelnemende docenten een certificaat.