UR 16-071 Aandachtspunten overlegvergadering 20 april en 18 mei

Aandachtspunten uit de overlegvergadering van 20 april en 18 mei 2016 van de Universiteitsraad


Kennispark (UR 16 – 052A en B/UR 16 – 070)

(besluit genomen in de interne vergadering van 11 mei 2016)

De Universiteitsraad,

gezien:

-Agendaformulier Kennispark (UR 16 052A);

-Bijlage 1 Convenant Kennispark Industries(UR 16 052A);

-Bijlage 2 Starters en Groeiers (UR 16 052B);

-Bijlage 3 Kennispark Industries (UR 16 052B);

gehoord:

-De toelichting in commissie SI d.d. 20-4-2016;

-De beraadslagingen in de interne vergaderingen van 11-5-2016;

besluit:

positief te adviseren over het Convenant Kennispark Industries.

Nieuwe lerarenopleiding (UR 16 – 55/UR 16 – 68)

De Universiteitsraad,

gezien:

-Het instemmingsverzoek Instelling 2-jarige Educatieve Master Zaakvakken (kenmerk UR 16 055);

-De extra toelichting, ontvangen per email op donderdag 14 April om 22.55 uur;

gehoord:

-de aanvullende informatie van de opleidingsdirecteur van deze opleiding;

-de toelichting van de Rector tijdens de OOS-vergadering van 20 April;

-de beraadslagingen;

overwegende dat:

-het instellen van deze 2-jarige Educatieve Master Zaakvakken niet zozeer een nieuwe opleiding is, maar meer een samenvoeging van 2 bestaande 1-jarige Masteropleidingen;

-het landelijk beleid is dat alle Educatieve Masters op termijn 2 jaar zullen zijn;

-een 2-jarige Master de mogelijkheid biedt om studenten al direct na hun Bachelor goed voor te bereiden op hun aanstaand docentschap, ipv pas na een Master;

-met deze Master de UT invulling geeft aan haar maatschappelijke verantwoordelijkheid om voldoende 1e graads docenten op te leiden;

-deze Master de mogelijkheid biedt om in de toekomst ook docenten Economie op te leiden;

- de FR van BMS reeds heeft ingestemd met het instellen van deze Master;

besluit:

in te stemmen met het instellen van de 2-jarige Educatieve Master Zaakvakken.


Medewerkersonderzoek (ongevraagd advies) (UR 16 – 054/UR 16 – 069)

De URaad adviseert het college om op korte termijn met een plan van aanpak naar aanleiding van het medewerkers-onderzoek te komen en daarin de volgende actiepunten op te nemen:

1.Verminder de kosten van overhead en vernieuwingsbudgetten en gebruik dat om meer vast personeel in de faculteiten aan te stellen.

2.Geef in het centrale beleid prioriteit aan goede administratieve systemen en positioneer ondersteuners dicht bij het primaire proces zodat ze echte ondersteuning bij onderwijs en onderzoek kunnen bieden.

3.Maak de docent/onderzoeker weer eerst verantwoordelijk voor zijn taken binnen de strategie van de eenheid en maak duidelijke carrière-afspraken.

4.Zorg dat er uren-taakmodellen in de faculteiten worden gebruikt zodat er zicht is op individuele en collectieve taakbelasting en op een eerlijke verdeling van taken.


Het college zal het door de raad gegeven advies meenemen in het lopende proces.

Collegegeldvrij besturen (UR 16 – 059)

Het college zegt positief te staan tegenover het door de raad gedane voorstel voor collegegeldvrij besturen, maar stelt tegelijkertijd dat de hoogte van het voor het verrichten van bestuursfuncties reeds vastgestelde bedrag, niet gewijzigd wordt. Eventuele nadere voorstellen op dit punt worden van de zijde van de studenten verwacht.


Concept Richtlijn OER Bachelor 2016 – 2017 (UR 16 - 037/UR 16 - 047/UR 16 – 063/UR16 – 065)

De Universiteitsraad,

gezien:

-Concept Richtlijn OER bachelor 2016-2017 (UR 16 037);

-De reactie van het CvB van 11 april 2016 (kenmerk UR 16 047);

-De reactie van de UR gevat in het conceptbesluit van 13 mei 2016 (kenmerk UR 16-065);

-De reactie van het CvB van 17 mei 2016 (kenmerk UR 16 080);

gehoord:

-De toelichting in de overlegvergadering van 25-03-2015 en 13–05-2015;

-De toelichting in de commissie OOS 11-3-2016;

-De toelichting tijdens de overlegvergaderingen van 30-3-2016 en 20-04-2016;

-De beraadslagingen in de interne vergadering van 16-03-2016 en 11-05-2016;

-De beraadslaging in de overlegvergadering van 18 mei 2016;

overwegende dat:

-De huidige regels er toe leiden dat het niet-halen van een module-onderdeel meestal betekent het overdoen van de gehele module;

-Studenten gedemotiveerd raken als ze een gehele module opnieuw moeten doen wanneer ze een groot gedeelte al aantoonbaar beheersen;

-Niet elke module volledig geïntegreerde onderdelen bevat;

-Er extra werklast ontstaat voor docenten door de korte geldigheid van deelresultaten;

-De huidige werkwijze zorgt voor extra compensatie/reparatie mogelijkheden binnen modules en deze verschillen per opleiding;

-Er al verschillende opleidingen zijn die van de geldigheidsbeperking afstappen en dit zorgt voor ongelijkheid onder de studenten;

-Het huidige onderscheid tussen een toets en tentamen zoals verwoord in de concept-richtlijn OER vragen oproept gezien de WHW, en daardoor nadere discussie behoeft;

-Er behoefte is aan een grondige evaluatie van het TOM model;

gehoord de toezegging van het college dat:

1. Artikel 4.7 lid 2 uit de Richtlijn B-OER wordt geschrapt;

2. Aan artikel 4.1 een lid toegevoegd wordt . Dit luidt als volgt:

Wordt een module niet in het lopende academisch jaar met een voldoende tentamen afgerond, dan kan de student in het volgend jaar opnieuw deelnemen (mits de student is ingeschreven). In specifieke modules kunnen geboekte toetsresultaten in het nieuwe studiejaar worden behouden. De toetsen waarvoor en de eventuele voorwaarden waaronder dit geldt zijn gespecificeerd in het opleidingsspecifieke deel van deze OER. Bij door meerdere opleidingen gedeelde modules zijn de aldus gespecificeerde uitzonderingen voor alle betrokken opleidingen dezelfde.

3. Artikel 6.3.7 aangevuld wordt met: “Opleidingen kunnen aanvullende eisen aan het BSA stellen die vastgelegd moeten worden in het opleidingsspecifieke deel van het OER, waaruit duidelijk wordt in welke andere gevallen een positief BSA verkregen kan worden”;

4. Het college richting decanen de wijzigingen OER communiceert en hen erop wijst dat bij het vaststellen van de opleidingsspecifieke bijlage de houdbaarheid van testresultaten en nadere eisen aan het BSA worden vastgelegd;

5. het college in samenspraak met de UR in juni 2016 komt met het voorstel voor de opdracht en (brede) samenstelling van een werkgroep die TOM in al zijn aspecten gaat evalueren en voorzien van verbeterstappen. De mogelijkheid en wenselijkheid van het onderscheid tussen toets en tentamen, zoals vermeld in het OER, hoort nadrukkelijk tot het werkveld van deze werkgroep. Eventuele externe juridische toetsing hoort daarbij tot de mogelijkheden. De werkgroep zal rond 1 februari 2017 zijn bevindingen rapporteren met als oogmerk aanbevelingen mee te kunnen nemen bij veranderingen in het collegejaar 2017-2018;

besluit:

in te stemmen met het stuk Concept Richtlijn OER bachelor 2016-2017 (UR 16 037).


Schriftelijke rondvraagpunten (UR 16 – 067)

De schriftelijke rondvraagpunten zullen schriftelijke beantwoord worden.