8. Brief UR Herziene nota onderzoeksbeleid

logo Universiteitsraad UT

universiteitsraad

Griffie

Spiegel – kamer 500




Aan het College van Bestuur




Uw kenmerk


Telefoon

053 - 489 2027

Ons kenmerk

UR 07-295

Fax


Datum

7 september 2007

e-mail

j.ribberink-vanmiddelkoop@utwente.nl

Betreft: de herziene Nota Onderzoeksbeleid




Geacht college,



Na bespreking van de Herziene nota Onderzoeksbeleid in de commissie OO&S is deze ook met afgevaardigden van Instituutsraden en Faculteitsraden besproken. De raden kunnen het inhoudelijk deel van de nota in grote lijnen onderschrijven. Ook het vergroten van de bestuurlijke en financiële onderzoekssturing door de WD en het tegelijkertijd opwaarderen van de rol van Instituutsraden worden als “logische vervolgstappen” na de besluitvorming van 2002 gezien. In het bij de matrixstructuur behorende model (en de bijbehorende medezeggenschapsstructuur) voorziet men echter grote problemen ten aanzien van werkbaarheid en besluitvorming: zowel bestuurders als medezeggenschapsorganen kunnen strijdige besluiten nemen, waardoor de gewenste slagvaardigheid teniet kan worden gedaan. Ten aanzien van de vraag of het verdeelmodel en/of de bekostiging los gezien moeten worden van de plannen in de onderzoeknota (zoals het college stelt), steunen de raden de opvatting van de meerderheid van de URaad dat die samenhang essentieel is. In de bijlage is de u bekende discussie over dit punt samengevat.

Gehoord de adviezen van de raden en na discussie in de interne vergadering van 5 september 2007 komt de URaad, alles afwegende, vooralsnog tot dezelfde conclusies als de geraadpleegde raden. Dat impliceert dat instemming onder voorwaarden mogelijk is, op basis van het hierna volgende.


Conceptbesluit (schuin gedrukt de te overleggen onderdelen van het besluit):


De Universiteitsraad,

gezien

de herziene Nota Onderzoeksbeleid en de aanbiedingsbrief (UR 07 - 269),

gehoord

de discussies in de het overleg van 12 juni, 26 juni en 12 september 2007 en

de adviezen van de FR-en en IR-en gegeven tijdens bijeenkomsten op 5 juni en 4 september 2007,

gehoord de toezegging van het college dat

1.de nieuwe bestuursstructuur begin 2009 wordt geëvalueerd,

2.de samenstelling en bevoegdheden van de Instituutsraden nader vastgesteld worden door een wijziging van het Universiteitsraadreglement, voor de komende jaarwisseling en

3.de strategische keuzen van parameters en compartimenten in het te wijzigen verdeelmodel ter instemming aan de UR worden voorgelegd voor de jaarwisseling,

besluit

in te stemmen met de herziene Nota Onderzoeksbeleid.





Met vriendelijke groet,

namens de Universiteitsraad,




ir. T.M.J. Meijer

voorzitter




1 bijlage
Bijlage: Toelichting bij de discussie rond financiële paragrafen van beleidsnota’s en het verdeelmodel:


Met het vorige college is instemmingsrecht van de URaad op (grote) wijzigingen van het verdeelmodel afgesproken: sindsdien heeft de URaad twee keer met wijzigingen ingestemd. Het zittende college erkent de toekenning van de bevoegdheid niet en ziet het als hulpmiddel om beleid te vertalen naar begrotingen, die ter advies aan de UR worden voorgelegd. Waarschijnlijk wordt dit onderwerp (door UR en CvB samen) als geschil voorgelegd aan de landelijke geschillencommissie voor de universitaire medezeggenschap. Los van het reeds eerder toegekende instemmingsrecht op het verdeelmodel acht de UR de impact van het verdeelmodel als onderdeel van het meerjarenbeleid van de universiteit (en dus als onderdeel van het Instellingsplan waarop de UR bij wet instemmingsrecht heeft) onomstreden: de door het vigerende model veroorzaakte matchingproblematiek was de voornaamste oorzaak van recente ingrijpende reorganisaties van technische faculteiten en ook aanleiding voor een bezuinigingsoperatie ten aanzien van de dienstverlening. Het financiële verdeelmodel was en is een onderwerp van uitgebreide strategische discussie in het management team van de universiteit. De aldaar overeengekomen keuzen verdienen naar het oordeel van de Universiteitsraad ook de instemming van de medezeggenschap.

De URaad heeft herhaaldelijk uitgesproken dat prioriteitenstelling en een financiële paragraaf onontbeerlijk zijn om voorgesteld beleid te boordelen op haalbaarheid en uitvoerbaarheid. Recente voorbeelden:
De
onderwijsnota bevat een waaier van mogelijke vernieuwingen en wenselijke ontwikkelingen: prioritering en bekostiging moeten zicht bieden op haalbaarheid en uitvoerbaarheid. De URaad heeft uiteindelijk wel ingestemd met de toezegging dat de vernieuwingen binnen het stimuleringsbudget worden uitgevoerd en dat daarvoor een plan ter advies zal worden aangeboden (is gebeurd). Uitvoering werd binnen het vigerende verdeelmodel voorzien. Bij de presentatie van het herziene verdeelmodel in juni bleek echter dat al het onderwijs (technisch, zwaar technisch en niet technische) via een gelijk bedrag per studiepunt wordt bekostigd. Dit voorstel is inmiddels weer ingetrokken, maar heeft dermate grote gevolgen voor het onderwijs dat elk ander voorstel uit de onderwijsnota daarbij verbleekt.
Voor de
onderzoeknota geldt iets soortgelijks. De gewenste ontwikkelingen en aangegeven prioriteiten voor de komende jaren leiden niet tot heftige discussie binnen de UT, maar als aangegeven wordt hoe de prioriteiten zich financieel en personeel zullen verhouden ten opzichte van bestaande activiteiten en bekostiging, kan de wenselijkheid, haalbaarheid en uitvoerbaarheid pas goed getoetst worden. Ook in deze onderzoeksnota staat wel wat we meer willen gaan doen, maar niet wat we gaan afbouwen (of criteria daarvoor). Dat geldt ook voor de aan het ministerie toegezegde “verdringing” ten gevolge van de aanstelling van de tophoogleraren in de CoE.
De laatste grote wijziging van de onderzoeksturing (kanteling) is in 2002 doorgevoerd in samenhang met de beschrijving van bevoegdheden enerzijds en met een gewijzigd verdeelmodel (prestatiebekostiging leerstoelen, sturingsmiddelen WD) anderzijds.