3. Verslag overlegvergadering 2005-06-28 (nog niet beschikbaar)

logo Universiteitsraad UT

universiteitsraad

Griffie

Spiegel – kamer 500



Uw kenmerk


Telefoon

053 - 489 2027

Ons kenmerk

UR 05 226

Fax


Datum

15 september 2005

e-mail

j.ribberink-vanmiddelkoop@utwente.nl



Verslag van de overlegvergadering van de Universiteitsraad op dinsdag 28 juni 2005

Aanwezig:

Leden UR:

Bijleveld, Bosschaart, Bouwman, Brinkman, Brugge, Van Doorn, Girisch, Houweling, Van der Mark, Meijer, Pol, Poorthuis, Schrama (vz), Waals, Wormeester, Zuurbier

College van Bestuur:

Te Beest, Zijm

Raad van Toezicht (ag.pt. 16):

Van Amerongen, Van Essen, Sistermans, Sorgdrager, Van Velzen

Griffie:

Ribberink, Klomp-Jongsma (Secretariaatsservice “PS” – verslag)

Afwezig:

Becht, IJzermans (allen m.k.)




1.Opening en vaststelling agenda

De voorzitter opent om 13.35 uur de vergadering.


De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld, met dien verstande dat op voorstel van het college de agendapunten 12 en 13 en 14 in een andere volgorde worden behandeld.


2.Mededelingen

De voorzitter:

Becht zal in verband met haar gezondheid enkele maanden afwezig zijn.


CvB:

Besloten is het begin juli geplande strategisch UMT-beraad uit te stellen tot het nieuwe CvB voltallig is. Lopende zaken zullen uiteraard tussentijds wel aandacht blijven krijgen, zodat het strategisch UMT-beraad in november vooral gewijd kan worden aan langetermijn-zaken.

De brand in de Bastille en de Barreboks heeft gelukkig geen persoonlijke ongelukken, maar wel veel schade veroorzaakt. Verzekeringstechnisch is de gebeurtenis inmiddels afgehandeld.

Er is steeds van uitgegaan dat in 2006 de bekostiging voor niet-EER-studenten zou wegvallen. Informeel is inmiddels bekend geworden dat dat pas voor het eerst in 2008 het geval zal zijn. Intern waren reeds maatregelen genomen op basis van een beëindiging in 2006, en besloten is die niet terug te draaien en het eventuele verschil te laten toekomen aan het onderwijs aan internationale studenten.

Het aantal studentenvooraanmeldingen is t.o.v. het zelfde kwartaal vorig jaar met ca. 17% toegenomen. De UT staat daarmee bovenaan. Afgezien van een dip in 2004 is er al gedurende een reeks van jaren sprake van een stijgende lijn in het aantal studenten aan de UT. Overigens zijn er wel verschillen per discipline: bij BMT loopt het wat terug, TG gaat buitengewoon goed (het maximumaantal wordt zelfs overschreden), TN blijft stabiel, Advanced Technology doet het erg goed, Elektrotechniek loopt terug, Psychologie is een grote stijger.

Het betreft hier de instroomcijfers voor de bacheloropleidingen, aldus Zijm. Pol wijst erop dat ook de aantallen voor de pre-masters worden verwerkt in de bachelorcijfers – Zijm zal dit natrekken en erop terugkomen.


3.Verslag van de overlegvergadering van 17 mei 2005 (UR 05-172)

Pag. 2 r.54: “het opstellen van een procedure voor het maken van clusterstrategieën”.

Pag. 4 bovenaan: Het besluit dient vervangen te worden door “De UR neemt nog geen besluit t.a.v. het jaarverslag Arbo en Milieu 2004 en het jaarplan 2005. Eerst ….”.

Met inachtneming hiervan wordt het verslag vastgesteld.


Naar aanleiding van het verslag:

Pag. 1 pt.4 – UR-reglement  art. 11 lid 4 sub b: Het woord “volledige” kan inderdaad geschrapt worden uit de zinsnede “nieuwe volledige bachelor- en masteropleidingen die leiden tot een UT-graad”.

Pag. 5 pt.11 – eerste rondvraagpunt Van der Mark inzake competenties: Zijm heeft begrepen dat TU Eindhoven op korte termijn niet tot actie wil overgaan, zelf denkt hij er anders over – hij zal dit nog afstemmen.

Pag. 5 pt. 11 – tweede rondvraagpunt Van der Mark inzake het paasei van UReka: Zijm komt hier nog op terug.


4.Diverse regelingen DISC

4a. RASO (UR 05-133, UR 05-157)

In reactie op UR 05-157 zegt het CvB niet te voelen voor het inzetten van derde geldstroommiddelen voor de RASO en/of het inzetten van het vrij te komen geld om de (HBO-)instroom te vergroten, omdat de gewijzigde wet- en regelgeving dat waarschijnlijk niet toestaat. Bovendien denkt Zijm dat extra stimulering ook niet nodig zal zijn omdat naar zijn mening de zij-instroom steeds meer zal toenemen. Uiteraard zal dat gemonitord worden en zal de UR op de hoogte gehouden worden.

Los daarvan wordt voortdurend gekeken naar manieren om de instroom te verhogen, aldus Zijm.

Daar waar sprake is van studenten aan wie toezeggingen zijn gedaan op basis waarvan zij een masterkeuze hebben gemaakt, zullen de toezeggingen gestand worden gedaan. Dat geldt niet voor derdejaars HBO-studenten die dit jaar zijn voorgelicht over de mogelijkheid om deel te nemen aan een instroom-minor in het kader van het volgen van een master, maar nog niet gestart zijn.

Afgesproken wordt in het instemmingsbesluit de toezegging van het CvB op te nemen dat toezeggingen aan studenten die op dit moment al een wetenschappelijke minor volgen met het doel in te stromen in een wetenschappelijke masteropleiding zullen worden waargemaakt.


De UR stemt conform het ter vergadering uitgereikte concept-besluit, en met inachtneming van de toe te voegen toezegging, in met het voorgenomen CvB-besluit met betrekking tot de RASO.


4b. RAVIS (UR 05-134, UR 05-178)

De UR stemt conform het ter vergadering uitgereikte concept-besluit in met het voorgenomen CvB-besluit tot verlenging van de RAVIS met één jaar.


4c. Bèta-beurzen, uitvoeringsregeling UT (UR 05-135, UR 05-158)

N.a.v. UR 05-158 geeft Zijm de volgende toelichting:

De beurs van € 1500 voor BMT-studenten wordt in twee tranches uitgekeerd, namelijk:

-lichting 2004: de 1e tranche voor aanvragen ingediend voor 1.12.2006 en de 2e tranche voor aanvragen ingediend voor 1.12.2008

-lichting 2005: idem, met als data 1.12.2007 en 1.12.2009.

De zin over het 150 SP-criterium bij de studie BMT had geschrapt moeten worden.

Het voorrangsbeleid voor vrouwen is niet in strijd met de grondwet.

Over het punt studentenactivisme is zowel gesproken in de WAR als met de studentleden van de UR, en geconcludeerd is dat het niet verstandig is rekening te houden met deze (vrijwillige) omstandigheid; dat zou de regeling veel te ingewikkeld maken. Bijleveld wijst erop dat het jammer zou zijn als dat ertoe zou leiden dat studieverenigingen steeds moeilijker bestuurders kunnen vinden. Zijm stelt dat het hier gaat om een maatregel die snelle studenten beloont. Een ieder is vrij zijn eigen keuzes te maken. Actief willen zijn en toch in aanmerking willen komen voor een snellestudiepremie is naar zijn mening tegenstrijdig. De overheid zou dat ook niet accepteren. Van der Mark merkt op dat het voor de universiteit toch ook van waarde is als een student actief is – zij betreurt dan ook deze beslissing. De voorzitter constateert dat het hier gaat om een door de overheid gestelde voorwaarde, waar de UR geen invloed op heeft.


De UR stemt conform het ter vergadering uitgereikte concept-besluit in met het voorgenomen CvB-besluit tot vaststelling van de uitvoeringsregeling Bèta-beurzen UT.


5.Plan van aanpak Medewerkerstevredenheidsonderzoek (UR 05-138, UR 05-156)

Het college zegt verbaasd te zijn over het oordeel van de UR zoals verwoord in UR 05-156, omdat er gewerkt is met een deskundige begeleidingscommissie (waarin ook de UR vertegenwoordigd was). In reactie daarop:

Pt. 1 – Wat de doelstellingen betreft zij verwezen naar het plan van aanpak. T.a.v.de rapportage geldt dat het CvB met een zekere regelmaat alle medewerkers zal informeren over de voortgang van het plan van aanpak. Om te beginnen ontvangen na de zomervakantie alle medewerkers een brief inclusief een planning en een aankondiging van toekomstige rapportages.

Pt. 2 – Verbetering positie onderwijs: De UR lijkt selectief gelezen te hebben en vooral oog te hebben voor de noden van het onderwijs en niet voor de noden van het onderzoek. De beloning voor onderwijs- en onderzoektaken is voor een deel al gelijkgetrokken. Hetgeen de UR vraagt wordt door het CvB niet zinvol geacht. Bovendien komt er wel degelijk extra geld voor het onderwijs beschikbaar in het kader van de toezeggingen in het paasakkoord (oplopend tot M€ 6 in 2009, en volledig ten goede komend aan het onderwijs).

Pt. 3 – Werkdruk/werkstress: Natuurlijk is er hier en daar wel sprake van hoge werkdruk en moeten leidinggevenden daar alert op zijn, maar op het niveau van de universiteit blijkt uit het onderzoek niet dat werkdruk/werkstress systematisch een probleem zijn.

Pt. 4 – Knelpunten vernieuwend/fundamenteel onderzoek: 30% van het onderzoeksbudget wordt als O&O-component gebruikt en is vrij besteedbaar. Ook 2e geldstroommiddelen kunnen voor een belangrijk deel voor vernieuwend/fundamenteel onderzoek ingezet worden. En verder zijn er nog de centrale en decentrale stimuleringsgelden.


In reactie op de verwijzing door het CvB naar de deskundige begeleidingscommissie merkt Meijer op dat de UR zijn eigen gedachten dient op te maken, en dat dus ook gedaan heeft. Verder wijst hij erop dat uit het onderzoek blijkt dat 38% het gevoel heeft dat in het financieringsmodel het onderwijs te laag gewaardeerd wordt en 40% vindt dat men problemen heeft bij het onderzoek. Maar die percentages kunnen naar zijn mening niet vergeleken worden omdat er veel meer onderzoek- dan onderwijstaken zijn. Reactie van Zijm: als dat zo is, zijn de cijfers voor onderzoek nog veel erger dan voor onderwijs! Overigens ligt hier geen relatie met de werkdruk, volgens Zijm.


De UR is van oordeel dat er een sterke samenhang is tussen het werktevredenheidsonderzoek, het personeelsbeleid en het beleid zoals dat bijvoorbeeld tot uitdrukking komt in het instellingsplan en het interne verdeelmodel. Op voorstel van de voorzitter wordt daarom besloten ook het agendapunt

6.Nota Personeelsbeleid: een update (UR 05-139, UR 05-154)

hierbij te betrekken.

Het CvB geeft aan zich ook bij dit onderwerp niet goed te kunnen vinden in het commentaar van de UR. Besloten wordt de discussie over de zomervakantie heen te tillen.


De conclusie luidt dat er op dit moment geen draagvlak is voor een instemmingsbesluit m.b.t. het plan van aanpak van de knelpunten uit het medewerkerstevredenheidsonderzoek 2004 noch voor een instemmingsbesluit m.b.t. de update van de Nota Personeelsbeleid. Het college zal er na de zomer op terugkomen en gaat in de tussentijd voort met het voeren van het personeelsbeleid.


Het college reageert niet op het voorstel van de UR om een “second opinion” te vragen van personeelswetenschappers van de UT. Het staat een ieder vrij in gesprek te gaan met anderen binnen de universiteit.


7.Arbo en Milieu Jaarverslag 2004 en Jaarplan 2005 (UR 05-104, UR 05-155)

Het CvB neemt de opmerkingen van de UR serieus, aldus Te Beest, en stelt voor in september een aangepaste versie van het jaarplan voor te leggen.


Het CvB legt in september 2005 een aangepaste versie van het jaarplan 2005 voor aan de UR, waarna besluitvorming kan plaatsvinden.


8.Sluiting Vestiging Friesland (UR 05-1153, UR 05-177)

Het CvB zegt toe dat er geen sprake zal zijn van gedwongen ontslag voor de betrokken personeelsleden.


De UR stemt conform document UR 05-177 in met het voorgenomen besluit van het college om per 1 september 2005 het aanbieden van opleidingen in Friesland te beëindigen en de Vestiging Friesland te sluiten.


9.Kwartaalrapportage 3TU-proces – mondeling verslag

Het CvB vertelt dat de bestuurlijke agenda 3TU is vastgesteld voor de periode 2005/2006. Er is in het paasakkoord in ieder geval M€ 50 gereserveerd voor de 3TU, zij het dat toekenning nog moet plaatsvinden. Daaraan is door de minister verbonden dat het federatievormingsproces versneld wordt en dat de letters “i.o.” in 2007 moeten vervallen; tevens zal de 3TU duidelijk moeten maken hoe het geld besteed gaat worden.

Door de 3TU is in antwoord daarop aangegeven dat er een gemeenschappelijke regeling (GR) is vastgesteld en dat de federatie hoe dan ook daarbinnen vorm zal krijgen, en dat het streven is centres of excellence op te richten. De GR wordt op 5 juli a.s. in aanwezigheid van de ministers van OC&W en EZ ondertekend, en dan zal tevens een presentatie worden gegeven van het Sectorplan, hetgeen er inmiddels gerealiseerd is, de bestuurlijke agenda en de bestedingsplannen m.b.t. de 50 miljoen.

In dit kader benadrukt Te Beest nogmaals dat de federatie er niet komt omdat er M€ 50 beschikbaar wordt gesteld. Want het is immers een eenmalig bedrag, en moet gezien worden als faciliterend.


Wat betreft het ICT-onderzoek van de 3 TU’s (NIRICT): dat wordt gezien als een soort rolmodel van hoe een zekere afstemming, ook op andere gebieden, bereikt kan worden.

Om misverstand te voorkomen merkt Te Beest nog op dat er in publicaties gesproken is over 700 ICT-onderzoekers. Hij wijst erop dat het hierbij niet gaat om één plek. Waar het wel om gaat is optimalisatie, en daarvoor zijn middelen nodig. En om die middelen te kunnen beheren dient een stichting opgericht te worden.


Op dit moment wordt hard gewerkt aan de vorming van landelijke 3TU-masters. Extern is een opdracht uitgezet om een “onderzoekslandkaart’ te maken.

De laatste maanden wordt steeds beter samen opgetrokken. Er wordt dus voortgang gemaakt.


Een deel van het geld zal ook besteed worden aan communicatie over het 3TU-proces.


Op de vraag wanneer bekend is of de M€ 50 daadwerkelijk wordt toegekend antwoordt Te Beest dat dat een beslissing is van het kabinet, waarbij het CPB een belangrijke rol speelt; de 3TU hebben echter de minister aan hun kant. Naar verwachting komt het CPB in augustus met een uitspraak en is daarna het kabinet aan zet.


10.3TU Masteropleidingen (UR 05-129, UR 05-144, UR 05-163)

10a. “Embedded Systems”(UR 05-141)

10b. 3TU Lerarenopleiding Informatica (UR 05-140)

Zijm verwijst naar de afstemmingsnotitie “Embedded Systems” d.d. 27.6.05 die ter vergadering is uitgereikt, en waarin een uitgebreide toelichting wordt gegeven. De TUD is er niet in geslaagd tijdig een aanvraag gereed te hebben. Natuurlijk zou het CvB liever één aanvraag hebben gezien, maar dat bleek niet te lukken – vandaar de convergentiebrief. De eindtermen van de aanvragen zijn identiek; de vakbenamingen zijn verschillend, maar het overgrote deel van de vakken dekt dezelfde inhoud. Uiteindelijk zullen de opleidingen als één gemeenschappelijke masteropleiding met drie opleidingsplaatsen bij de NVAO worden voorgedragen.

Wat de introductie van zowel deze als de andere 3TU-masters betreft: ze zullen gewoon meedraaien met de introductie van alle eerstejaars masterstudenten.

Veel voorfinanciering zal naar verwachting niet nodig zijn, alleen als er aanpalend onderzoek moet plaatsvinden zal daar gebruik van gemaakt worden,

De CCO heeft inmiddels positief gereageerd op de instelling van beide opleidingen.


Zijm beaamt dat een tijdpad ontbreekt. Getracht zal worden het proces zoveel mogelijk te versnellen, teneinde 2006 te halen.


Afgesproken wordt dat het college de UR zal informeren over de besluitvorming van de in het procedurevoorstel van 25 mei 2005 (UR 05-129) genoemde gremia. Vooruitlopend daarop mandateert de UR het presidium om op basis daarvan de instemmingsvraag te beantwoorden.


Ervan uitgaande dat de besluitvorming van de diverse interne gremia geen aanleiding geeft tot het tegendeel mandateert de UR het presidium om in te stemmen met de instelling de opleidingen “Embedded Systems” en “3TU Lerarenopleiding Informatica”.



11.Statuten Stichting financieel beheer Federatie van TU’s i.o. (UR 05-096a versie 10.6.2005)

De voorzitter memoreert dat er overleg heeft plaatsgevonden tussen de medezeggenschapsraden van de 3 TU’s en dat er juridisch advies is ingewonnen. De meeste suggesties zijn overgenomen, ook door de colleges. Er resteert nog één punt, namelijk het opnemen in de statuten van de verplichting tot het opstellen van een jaarlijkse begroting. Ondanks eerdere overeenstemming daarover tussen de drie medezeggenschapsraden staat de UR hierin inmiddels alleen. De colleges hebben voorgesteld pas boven M€ 100 een begroting op te stellen en de raden van Delft en Eindhoven hebben dat overgenomen. Daarop is de UR met het voorstel gekomen adviesrecht te geven via de eigen begroting door de stichtingsbegroting (die immers tóch gemaakt moet worden) als bijlage aan de universiteitsbegroting toe te voegen.

Door het UT-college is nu een tekstvoorstel gedaan. Aangezien in twee TU’s is afgesproken dat er geen stichtingsbegroting komt, kan die ook niet bij de UT-begroting gevoegd worden, aldus Te Beest. Hij licht nog toe dat in de begroting van de afzonderlijke universiteiten is opgenomen wat de inkomsten vanuit de stichting zullen zijn; jaarlijks zal worden verantwoord welke gelden besteed zijn. Als de UR de Bestuurlijke Agenda bij zijn advies t.a.v. de UT-begroting wil betrekken, staat hem dat vrij.

Op de vraag of bij de bespreking van de begroting beschikt kan worden over een geactualiseerde Bestuurlijke Agenda antwoordt Te Beest dat de raden zullen beschikken over de meest recente versie; mochten er verschillen met de universiteitsbegroting blijken, dan kunnen de raden daarover desgewenst vragen stellen.


De voorzitter brengt nog een andere overweging naar voren, namelijk het gevaar dat er een Calimero-effect ontstaat – een ieder zal natuurlijk willen zien of hij even veel als de anderen krijgt. Transparantie biedt daartoe de mogelijkheid. In zijn reactie wijst Te Beest erop dat de getallen niet als criterium gebruikt moeten worden; de colleges letten erop of zij hun inspanningen terugkrijgen, en dus hun evenredig deel.


Vervolgens wordt er gestemd over de vraag wie de adviesvraag in stemming gebracht wil zien.

De uitslag luidt als volgt:

-Niet in stemming brengen: 0 stemmen

-Wel in stemming brengen: 12 stemmen

-Onthouding: 4 stemmen


De voorzitter brengt de adviesvraag inzake de statuten van de Stichting financieel beheer federatie van TU’s i.o. (versie 10.6.2005) in stemming. De uitslag luidt als volgt:

Positief advies: 8 stemmen

Negatief advies: 3 stemmen

Onthouding: 5 stemmen


De UR stemt, onder acceptatie van het hierboven genoemde tekstvoorstel van het UT-college, in meerderheid in met de statuten van de Stichting financieel beheer Federatie van TU’s i.o.


13.Wijziging Financieel Verdeelmodel (UR 05-165)

In commissieverband is dit onderwerp uitgebreid besproken.

Ter vergadering wordt een concept-UR-besluit uitgedeeld. Te Beest stelt enkele tekstaanpassingen voor, die door de raad worden overgenomen.


De UR stemt in met de wijzigingen in het financiële verdeelmodel conform het concept-besluit, met inachtneming van de ter vergadering afgesproken tekstaanpassingen.


14.Nota Ontwerp- begrotingsrichtlijnen 2006 (UR 05-127, UR 05-175)

De vragen die bij de UR leefden zijn in de besprekingen binnen de commissie F&V beantwoord, zodat verdere beraadslaging niet nodig is.


De UR adviseert positief ten aanzien van de Nota Ontwerp-begrotingsrichtljinen 2006.


12.Financieel Jaarverslag 2004 (UR 05-148, UR 05-175)

In antwoord op de vragen in UR 05-175 legt Te Beest uit dat door het college is geconstateerd dat de operatie met de nieuwe portfolioronde ertoe heeft geleid dat middelen werden weggehaald bij de faculteiten en werden toebedeeld aan de instituten, op een moment dat de faculteiten er niet in geslaagd waren die middelen weer te laten vrijvallen door de bijbehorende kosten weg te nemen. Dat komt mede doordat in het jaar 2000 ook al M€ 9 opging aan de inflatiecorrectie. Sinds die tijd zijn er dus tekorten bij de faculteiten en overschotten bij de instituten. De overschotten bij de instituten ontstaan doordat zij er bewust voor kiezen dat geld niet te gebruiken.

Het college is het met de raad eens dat onderzoeksinstituten geen eigen reserves behoren te hebben. Daarom worden nu – vooruitlopend op het begin van de BSIK-projecten – aio’s voor dat geld aangesteld. Daarop zal scherp worden toegezien. Zo wordt een behoorlijke oplossing voor de matching-problematiek bereikt.


Te Beest maakt van de gelegenheid gebruik de UR-leden op te roepen de themabijeenkomsten over actuele onderwerpen te bezoeken die het afgelopen jaar drie keer georganiseerd werden.


15.Schriftelijke rondvraagpunten (UR 05-160)

15a. Nieuwe bestemming WOT-terrein

De betrokkenen zijn al lang op de hoogte, aldus Te Beest. Destijds is met WOT afgesproken dat het college de huur van het terrein en de gebouwen blijft betalen tot en met 2007 en BBT het activiteitenplan voor dezelfde periode. Aanleiding voor de ontruiming van het terrein is het feit dat de universiteit prioriteiten dient te stellen, waarvan dit er één is.


15b. Personele gevolgen reorganisatie UT en GW

De reorganisatie bij de UT als geheel kon zonder gedwongen ontslagen afgesloten worden, zij het dat er m.b.t. één medewerkster nog een procedure loopt omdat zij weigert van de pre-FPU gebruik te maken – de uitkomst daarvan is nog niet bekend.

Ten aanzien van GW geldt dat er op dit moment in formele zin drie met ontslag bedreigde medewerkers zijn. Er wordt gezocht naar herplaatsingsmogelijkheden. Als die niet gevonden worden, zou er alsnog gedwongen ontslag kunnen plaatsvinden (twee leden van het WP en één OBP-er).


15c. Prijsstelling Student Union Activity Card (SUAC)

Op deze vraag zal schriftelijk gereageerd worden.


16.Bespreking algemene gang van zaken in aanwezigheid van leden van de Raad van Toezicht

In overleg met de RvT zijn twee gespreksthema’s gekozen. Ter stimulering van de discussie heeft de UR een aantal stellingen geformuleerd (die overigens niet noodzakelijkerwijs het standpunt van de UR weergeven).

Van Amerongen wijst erop dat er geen vooroverleg heeft plaatsgevonden tussen de RvT-leden noch met het CvB – ieder spreekt dus voor zichzelf en neemt geenszins posities in met hetgeen door haar of hem naar voren wordt gebracht.

Uit de discussie wordt het volgende opgetekend:


Moet de Universiteit Twente, om op lange termijn gezond te zijn, inzetten op onderwijs of onderzoek en internationaal of regionaal?

Sorgdrager: Enerzijds zijn er erg veel ambities, ook op nationaal niveau, anderzijds wordt er maar mondjesmaat geld aan besteed. Belangrijk is dat in een kenniseconomie wordt ingezet op goede universiteiten en hogescholen.

Er moet onderscheid gemaakt worden tussen bachelor- en masteronderwijs. Bij bachelors moet excellent onderwijs geboden worden, voor iedereen. Een universiteit moet zijn beste mensen inzetten in de eerste studiejaren. Met een excellente bachelor wordt een goede basis gelegd en vervolgens kan er in de master sprake zijn van een zwaardere onderzoekscomponent; ook kunnen in een master keuzes gemaakt worden en uitwisseling met andere universiteiten plaatsvinden.

Overigens wordt het dan moeilijker om het HBO op gelijke wijze te behandelen, omdat het daar vooral om onderwijs gaat – iemand met een HBO-bachelor kan dan niet zo maar doorstromen in een universiteits-master.

Van Velzen: Aan goed onderwijs valt niet te ontkomen, want daarop wordt het instituut afgerekend. Ook in relatie met de financieringsstromen. In Europees verband staat “horen bij de top” centraal. En dat kan alleen via kwalitatief zeer goed onderzoek. Zowel onderwijs als onderzoek zal dus prioriteit moeten krijgen.

Ook valt niet te ontkomen aan nadenken over schaalvergroting, teneinde zo goed mogelijk de eigen onderzoekscapaciteit te kunnen laten floreren (een voorbeeld daarvan is de 3TU-samenwerking). Daarnaast moet een universiteit innovatief bezig zijn en proberen ook op andere manieren aan geld te komen.

Van Amerongen: Er moet verschil gemaakt worden tussen bachelor en master. Bij een bachelor speelt immers het regionale karakter een belangrijke rol. Het is belangrijk brede bachelors aan te bieden op verschillende plaatsen in het land. Met masters kunnen schaalvoordelen behaald worden door samen te werken met andere universiteiten. Maar daarin moeten wel keuzes gemaakt worden, zodat er geen dubbelingen zijn.

Wormeester: Studenten blijven nogal gemakkelijk ergens “plakken”, zo lijkt het. Hoe kan gezorgd worden dat zij een bewuste keuze maken?

Sorgdrager: Het zou heel jammer zijn als studenten op dezelfde plek blijven; ze moeten worden uitgedaagd door hetgeen een bachelor biedt.

Pol: Bij de UT is er verschil in masteropleidingen, namelijk één- of tweejarig. In hoeverre studenten gaan uitzwermen hangt vaak erg samen met de interne studieresultaten en de “1 september-grens”. Als in een master een internationaal aspect wordt geboden maakt men daar wel graag gebruik van.

Te Beest: We staan pas aan het begin van het traject. De mobiliteit zal onvermijdelijk op gang komen, in heel Europa. Voorwaarde daarvoor is wel dat met overeenkomstige systemen wordt gewerkt – zo gebeurt het al dat universiteiten wereldwijd onderlinge netwerken gaan vormen en studenten kunnen uitwisselen.

Zijm: Onderwijs en onderzoek horen bij elkaar; een goede universiteit doet beide. Het is heel belangrijk goede docenten vroeg in het curriculum in te zetten. Ook de excellente onderzoekers moeten onderwijs geven, en liefst zo vroeg mogelijk. Overigens ligt hier een duidelijk onderscheid met het HBO.

In de discussienotitie heeft de UR het over de ambitie van de UT om researchuniversiteit te worden. Echter, een researchuniversiteit is een instituut dat in groten getale PhD’s opleidt.

Van Doorn: Een goede onderzoeker is niet per definitie een goede onderwijzer.

Meijer: De praktijk is dat de financiering vanuit het rijk meer dan gehalveerd is per student. Juist in de bacheloropleidingen doet zich schaalvergroting voor. Het aantal contacturen neemt af. Er komen steeds minder UHD’s en hoogleraren voor de klas te staan. Er is een slechte aansluiting met het HBO. Er zou dus juist extra geïnvesteerd moeten worden, met name in het eerste jaar, om de slag te maken.


SAMENSTELLING EN TAAKOMSCHRIJVING RAAD VAN TOEZICHT

Van Amerongen: Dit aspect is uitgebreid aan de orde geweest in een gesprek tussen het 3TU-voorzittersoverleg en de staatssecretaris. De rol van de RvT van een universiteit moet een duidelijke definitie krijgen. Is een RvT er om toezicht te houden namens de minister of is het een orgaan van de instelling? Het lijkt erop dat op niet al te lange termijn het laatste het geval zal zijn. Ook zal moeten worden gedefinieerd wie de RvT installeert – waarschijnlijk zal de minister dat blijven doen.

Bovengenoemde gesprekspartners zijn allemaal van mening dat de verankering in de stakeholders-omgeving van groot belang is. RUG en VU zijn daarmee aan het experimenteren. Voor een semi-rijksinstelling als de UT zal dat wel lastiger zijn, maar er moet wel een wat bredere stakeholders-omgeving gecreëerd worden. Een risico kan zijn, als de minister besluit de lijn met de RvT door te knippen en zich rechtstreeks met de instelling te bemoeien, dat dan de instelling twee toezichthouders heeft, hetgeen heel lastig zal zijn.

Stakeholders kunnen zijn: de regio, het bedrijfsleven (derdegeldstroom), andere onderwijsinstellingen (instroom), misschien ook alumni.

Meijer: De UR krijgt eigenlijk alleen besluiten van de RvT te zien die gaan over financiën. Van een bijdrage aan de visieontwikkeling op het gebied van onderwijs en onderzoek merkt de raad niets.

Sistermans: De financiën van de UT zijn enige tijd van dermate groot belang geweest dat het niet zo gek was dat de RvT zich daarmee bezighield. Maar uiteraard spreekt de RvT ook over strategie. Ten aanzien van het instellingsplan heeft de RvT bijvoorbeeld een wettelijke taak tot goedkeuring. Verder is er de controle- z.q. toezichtfunctie, het jaarlijks goedkeuren van de financiële vertaalslag, instemming bij het benoemen van collegeleden etc. De formele taken van de RvT staan in de wet beschreven en zijn geregeld in het instellingsplan.

Meijer: Het zou leuk zijn als het CvB eens bij de UR zou komen met de boodschap dat de RvT het niet eens is met het college. Maar dat gebeurt nooit.

Van Amerongen: Goed bestuur is goed toezicht houden en na elke discussie met een goed besluit komen waarover overeenstemming bestaat. Pas dan wordt er naar buiten getreden.


Wat zou de eventuele meerwaarde zijn van een fusie tussen de drie TU’s?

Van Amerongen: De minister zegt op afstand te willen staan, en aan de andere kant geeft ze aan M€ 50 beschikbaar te hebben mits de 3TU verder gaat dan nu het geval is – in het kader van de nieuwe wetgeving zou ze zich daarmee juist niet moeten bemoeien.

Het 3TU-proces is onderweg en dat gaat niet zo slecht. Hier en daar worden al voorzichtige keuzes gemaakt. De UT zou best wat sneller willen gaan, maar er is nu eenmaal sprake van meerdere partijen die elkaar moeten zien te vinden.

Van Amerongen: Een federatie in 2007 lijkt haalbaar. Immers, “federatie” is een heel vaag begrip.

Het 3TU-proces zal echt zijn weg wel vinden naar een verdere vorm van samenwerking. Waar dat precies eindigt, is nu nog niet te overzien, maar het is een onomkeerbaar proces. Overigens zal er in 2007 zeker nog geen sprake zijn van één college en één RvT of iets dergelijks. Wel moet getracht worden te komen tot een structuur waarin conflictbeheersing mogelijk is; daar wordt nu aan gewerkt.

Zijm: Het is van groot belang te zorgen dat de achterban op de rit gehouden wordt. De communicatie in de afgelopen tijd had wel wat beter gekund – daar zal aan gewerkt worden.

Zijm: De feitelijke noodzaak van een 3TU-verband is: De manier om ons te manifesteren ligt buiten Nederland, en niet in het op de vierkante millimeter met elkaar concurreren binnen Nederland. We moeten de agenda in Europa mede gaan bepalen. Er is nu een punt bereikt dat enkele jaren geleden niet voor mogelijk werd gehouden. Zijm is niet bang voor een ondergeschikte functie van de UT. Wel zullen er keuzes gemaakt moeten worden. Het aantal keuzes hangt af van de grootte. Feitelijk heeft de UT een voorsprong in het 3TU-proces, omdat zij al zo vroegtijdig keuzes voor speerpunten heeft gemaakt.

Van Amerongen: Het woord “fusie” ligt heel gevoelig bij de andere universiteiten. De UR zou de UT een dienst bewijzen door die formeel-juridische term niet te gebruiken.


17.Rondvraag

Wormeester informeert bij de Raad van Toezicht naar de stand van zaken rond de aantrekking van het derde collegelid. Van Amerongen vertelt dat er met diverse kandidaten gesproken is en dat met één kandidaat nog verder gesproken wordt. Naar verwachting zal binnen één of twee weken tot een afrondend oordeel gekomen kunnen worden.


Bijleveld informeert of er nieuws is rond de catering, waarop Te Beest antwoordt dat er binnenkort een bekendmaking zal zijn.


Brugge: Hoe staat het met de reactie op brief inzake VIST die al drie jaar geleden binnen de CCO aan het college is overhandigd? Zijm zal hierop schriftelijk terugkomen.


Brugge: De mailvoorziening is nog steeds niet in orde. Zijm had verwacht dat de zaak rond zou zijn – hij zal navraag doen.


18.Sluiting

De voorzitter memoreert dat dit waarschijnlijk de laatste vergadering van het seizoen is, zij het dat de reservedatum in augustus nog wel blijft staan.

Daarmee is het ook de laatste overlegvergadering voor Te Beest. De UR zal graag nog op informele wijze afscheid van hem nemen, maar wil hem in ieder geval nu al dankzeggen voor de open wijze waarop hij in de afgelopen 3,5 jaar het overleg met de UR gevoerd heeft.

Te Beest dankt op zijn beurt de raad en ziet het informele afscheid graag tegemoet. Verwijzend naar eerdere discussies benadrukt hij nog dat hij vóór zijn vertrek zoals beloofd nog zal vastleggen wat verstaan moet worden onder “majeure wijzigingen”.


Om 17.40 uur sluit de voorzitter de vergadering.


*****