van 2003 01 14

Verslag van de overlegvergadering van de Universiteitsraad op dinsdag 14 januari 2003

Aanwezig:

Leden UR:

Becht, Beeker, Berends, Brinkman, Van Doorn, Hazebroek, Holkers, Houweling, Hummel, Meijer, Van Rijn, Schrama (vz), Wallinga-de Jonge, Wormeester

College van Bestuur:

Te Beest, De Jong, Van Vught

Griffie:

Ribberink, Klomp-Jongsma (Secretariaatsservice “PS” – verslag)


Afwezig:

Huisman, De Olde




1.Opening en vaststelling agenda

De voorzitter opent om 10.40 uur de vergadering.

De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld.


2.Mededelingen

Van Vught:

Stand van zaken Technische Geneeskunde

Er is nog overleg gaande tussen de staatssecretaris van Onderwijs en de bewindslieden van VWS over de organisatie van deze nieuwe opleiding. Er is dus nog geen formeel signaal dat de opleiding kan gaan beginnen, maar Van Vught acht de kans uitermate klein dat niet per 1.9.2003 gestart zal kunnen worden.

Huisvestingsontwikkelingen na de brand

Op allerlei fronten vindt overleg met Den Haag en tussen de beide ministeries onderling plaats over financieringsconstructies.

Ontwikkelingen HBO-fraude

Er is een rapportage ontvangen, waaruit blijkt dat bij de UT geen enkel probleem is geconstateerd. In het wetenschappelijk onderwijs is er niet of nauwelijks sprake van frauduleus handelen.

Wormeester informeert naar de consequenties voor internationale masteropleidingen bij de UT, waarop geantwoord wordt dat dit nog nader met OCW verkend moet worden; de UT zelf is bezig een standpunt in te nemen dat de grootst mogelijke speelruimte biedt.

Decanaat Technische Natuurwetenschappen

Er is gesproken met een kandidaat voor de invulling van het decanaat. Het college is in afwachting van het advies van de facultaire adviescommissie.


Berends doet een mededeling op persoonlijke titel: Hij is – na te zijn voorgedragen door het CvB – inmiddels benoemd als lid van de studentenadviescommissie van de VSNU, en zegt te hopen dat dit ook bijzonder nuttig zal kunnen zijn voor de UT.

De vergadering wenst hem geluk met zijn benoeming.


3.Verslag van de overlegvergadering van 10 december 2002 (UR-03-015)

Pag. 2 r. 45: “… Nevenactiviteiten van studenten moeten zeker niet vergeten worden.”

Pag. 3 r. 38: “…, maar waar het om gaat is ze de goede faciliteiten te kunnen bieden.”

Met inachtneming hiervan wordt het verslag vastgesteld.


Naar aanleiding van het verslag:

Pag. 4 r. 37/38: Wallinga-de Jonge informeert hoe de strategiediscussie met de faculteiten verder gevoerd gaan worden. Van Vught vreest dat de afspraak in het stappenplan t.a.v. de verwerving van de instemming van de decentrale raden in week 7 niet gehaald zal worden.

Voor de goede orde wordt vastgesteld dat het college zal zorgen dat de faculteiten over de in r.37/38 bedoelde informatie beschikken.


4.Aangevuld reorganisatieplan (UR-02.431)

De volgende stukken liggen voor:

Aangevuld reorganisatieplan

Concept-instemmingsbesluit, opgemaakt door de personeelsgeleding

Amendement CvB op de in het concept-instemmingsbesluit geformuleerde toezeggingen CvB

Concept-advies studentengeleding.


Volgens Van Vught is er geen belangrijker moment denkbaar dan het huidige voor het type beslissing dat de UR op het punt staat te nemen. Hij doelt daarbij op de komende kamerverkiezingen en het feit dat op dit moment het onderwerp (hoger) onderwijs zeer hoog op de politieke agenda staat. Ook van de universiteiten wordt in dezen een standpunt verwacht, met name ook als het gaat om de ambities van de drie TU’s t.a.v. de kenniseconomie-ontwikkeling. Dit lijkt een bijzonder goed moment om te laten merken dat universiteiten die het moeilijk hebben laten blijken dat ze er alles aan doen om de problemen op te lossen. Indien getoond zou kunnen worden dat in ieder geval de UT tot de conclusie is gekomen dat ze in staat is de reorganisatie tot stand te brengen die nodig is mits de overheid haar steentje bijdraagt, dan is dat politiek een verstandige zet, zo vlak voor de verkiezingen.


Vervolgens vindt een discussie plaats over de inhoud van het concept-instemmingsbesluit en het amendement van het CvB.


M.b.t. toezegging 2 stelt De Jong dat het van belang is dat in het geval van bedreiging met ontslag werkgever en werknemer samen zich inspannen om te zoeken naar vervangende werkgelegenheid. Daartoe zal in ieder geval de herplaatsingscommissie moeten beschikken over de juiste informatie t.a.v. alle (te ontstane) vacatures. Daarnaast biedt het sociaal plan mogelijkheden om niet uitsluitend te kijken naar de ruimte die er binnen de UT is, maar ook naar mogelijkheden buiten de UT; dit laatste kan ertoe leiden dat betrokkene elders in dienst wordt genomen danwel dat hij/zij gedetacheerd wordt. Een andere mogelijkheid is nog dat mensen een eigen bedrijf starten, waarvoor de UT dan de nodige faciliteiten ter beschikking stelt.


Meijer stelt dat tot nu toe bij het bezien van herplaatsingsmogelijkheden vooral binnen de eenheden gekeken is. Er liggen natuurlijk ook kansen door eenheidsoverschrijdend te werken. De Jong beaamt dat herplaatsing universiteitsbreed bezien moet worden.


De voorzitter merkt op dat maatregelen als herplaatsing, arbeidsbemiddeling of hulp bij verzelfstandiging met name voor oudere medewerkers het moeilijkst realiseerbaar zullen zijn, waarop De Jong stelt dat nadrukkelijk gekeken wordt naar de sociale consequenties voor de individuele medewerker. Als blijkt dat de leeftijd tot problemen leidt en er mogelijkheden zijn om pre-FPU in te zetten, zullen die zeker toegepast worden.

Meijer vraagt zich af of het niet mogelijk is om, als er uiteindelijk slechts een zeer beperkt aantal medewerkers resteert waarvoor geen oplossing gevonden is, een functie voor hen te creëren of wat minder strikt met de (leeftijds)regels om te gaan. Het college voelt niets voor marchanderen met de regels. Toegezegd wordt dat het sociaal plan onverkort zal worden toegepast, en dat het college er alles aan zal doen om in individuele gevallen waarin het vrijwel onmogelijk blijkt een oplossing te bieden, het probleem alsnog op te vangen. Daarbij is het CvB geen voorstander van het creëren van holle functies – het hoort bij sociaal beleid om realistische functies aan te bieden, ook uit respect voor de werknemer.

Het CvB gaat met het OPUT spreken over de nadere invulling van de werkwijze van de herplaatsingscommissie. De schriftelijke afspraken met het OPUT daarover zullen ter informatie aan de UR gezonden worden; uiteraard is het college altijd bereid om daar, indien daar behoefte aan is, nader over te spreken met de raad.


M.b.t. toezegging 1 wordt afgesproken dat in overleg tussen UR en faculteitsraden op korte termijn zal worden gekomen tot een voorstel voor verdeling van de medezeggenschapsbevoegdheden en de verdere afhandeling ervan.


Vervolgens richt Meijer zich op de financiën. Hij stelt dat de taakstelling herstructurering dienstverlening uitkomt op zo’n M€ 9 bezuinigen, waarmee de helft van de bezuinigingsdoelstelling in de begroting 2003 is binnengehaald. T.o.v. de meerjarenraming loopt men dus een flink stuk voor. Nu is duidelijk gemaakt dat dit niet zal leiden tot een positief saldo op de begroting 2003, maar dat het geld vooral gebruikt is om de tekorten bij de faculteiten weg te werken. De rest van de bezuinigingstaakstelling zal dus ergens anders gevonden moeten worden – hoe wil het college daarmee omgaan?

Te Beest wijst erop dat de werkelijke omvang van de bezuiniging en de consequenties voor 2004 pas duidelijk zullen zijn als beschikt kan worden over de detailbegroting. Uitgangspunt van het college is, aldus De Jong, dat een zo optimaal mogelijke dienstverlening is ingericht en dat het niet voor de hand ligt extra bezuinigingen op die dienstverlening uit te voeren omdat dan aantasting van de kwaliteit dreigt. Omdat niet kan worden overzien wat er allemaal nog op de universiteit afkomt, moet er een slag om de arm gehouden worden. Volgens Te Beest is er geen reden om aan te nemen dat er in de toekomst nog meer bezuinigingen zitten aan te komen. Wat zal gebeuren is dat de eenheden inzicht wordt gegeven in hun middelen voor 2004 en volgende jaren op basis van wat de UT verwachten mag van de overheid. Wat de eenheden wel krijgen is een middelenkader – dat is iets anders dan een bezuinigingstaakstelling.


Na een korte schorsing op verzoek van de Campus Coalitie heropent de voorzitter de vergadering. De Campus Coalitie zegt nog wel een aantal problemen te zien die wellicht tot overtolligheid kunnen leiden en waarvan men zich kan afvragen of dat wel helemaal terecht is. Verder vindt CC de toezegging zoals het college die heeft geformuleerd aan de magere kant. Overigens erkent ook CC dat het OPUT haar eigen verantwoordelijkheid en bevoegdheden heeft; daar wil zij dan ook niet intreden. Wel stelt CC voor dat de personeelsgeleding van de UR een advies over een en ander uitbrengt, en daarin aangeeft dat er nog een soort plaatsingsperiode wordt ingesteld, alsmede een open procedure voor medewerkers om alsnog gebruik te maken van de pre-FPU en de vertrekregeling, waarbij – ter voorkoming van dreigend ontslag – misschien ook enigszins afgeweken kan worden van de regelingen in het sociaal plan. Er moeten afspraken gemaakt worden over de wijze waarop uiteindelijk, als er nog maar heel weinig medewerkers resteren die met ontslag worden bedreigd, wordt omgesprongen met de hardheidsclausule.

De DD-fractie acht een dergelijk advies niet noodzakelijk omdat de formulering van de tweede toezegging van het CvB een en ander wel ondervangt, maar verzet zich er ook niet tegen.


Vervolgens wordt overgegaan tot stemming. Houweling heeft de vergadering verlaten en neemt niet deel aan de stemming.

De UR neemt het amendement van het CvB op de tekst van het voorliggende concept-instemmingsbesluit over, met inachtneming van de ter vergadering aangebrachte wijzigingen.

Vervolgens stemt de UR conform het ter vergadering geamendeerde en gewijzigde concept-instemmingsbesluit (onder voorbehoud van redactionele aanpassingen) in met het aanvullend reorganisatieplan.


Advies studentengeleding m.b.t. instemmingsvraagstuk reorganisatieplan

Van Doorn licht het advies kort toe.

Van Rijn merkt op dat de studentengeleding van de UR graag zou hebben gezien dat het CvB het reorganisatieplan ook zou hebben voorgelegd aan de studentenkoepels met de vraag wat zij ervan vinden.


De Jong naar aanleiding van het advies:

UMT: Er wordt gewerkt aan een cultuurverandering. Het UMT functioneert nu uitstekend, maar is ook nog steeds aan het praten over een verdere invulling van de structuur. Uiteindelijk zal dat leiden tot wijziging van het BBR. Het lijkt De Jong goed daar met de UR ook nog eens een discussie over te voeren.

Inrichting faculteiten en onderwijskundige dienstverlening: Belangrijk aspect is de interdisciplinariteit en de multidisciplinariteit van opleidingen, en de koppeling tussen opleidingen ook over de faculteiten heen. De insteek van het college is om in eerste instantie binnen de faculteiten zelf een keuze te maken voor wat betreft de inrichting. Als het gaat om zaken naar buiten toe ligt er een rol voor het college.

PC-zalen/computervoorzieningen: De verwachting is dat in de periode tot aan de zomervakantie nadere besluiten aan de UR kunnen worden voorgelegd.

Studentenkoepels: Tot op zekere hoogte is het verwijt van Van Rijn terecht, aldus De Jong. Het college zal alsnog de informatie ter beschikking stellen van de koepels. Wel is zeer intensief overleg gevoerd met het bestuur van de Student Union, die voor het college in belangrijke mate het eerste aanspreekpunt is.


Met inachtneming van hetgeen ter vergadering aan de orde is geweest wordt het advies van de studentengeleding vastgesteld.


Ten slotte stelt De Jong dat de besluiten die nu zijn genomen impliceren dat zo spoedig mogelijk het personeel op de hoogte zal worden gesteld van de verdere gang van zaken. In de komende dagen gaat er een brief uit m.b.t. de wijziging van de rechtspositie van individuele medewerkers. Dan treedt ook de bezwarenprocedure in werking. Via internet zal de UT-gemeenschap uitgebreid geïnformeerd worden.

DD dringt er op aan grote zorgvuldigheid bij de formulering en uitreiking van de brieven.


8.Rondvraagpunten (UR-03.016)

5a. Digitale Universiteit

Te Beest bevestigt dat per kalenderjaar uit de DU gestapt kan worden, zoals Meijer in de vorige vergadering al opmerkte. Het is de bedoeling de evaluatie vóór de zomervakantie af te ronden en in diezelfde periode ook nog met de UR te bespreken.

De voorzitter merkt op dat het contributie gescheeld zou hebben indien vóór eind 2002 zou zijn opgezegd.


5b. Sluiting kantines UT

Te Beest zegt te begrijpen dat studenten en medewerkers de maatregel onplezierig vinden. Deze stap wordt echter in het kader van de bezuinigingen noodzakelijk geacht (zoals ook al in het rapport van de commissie Herstructurering dienstverlening werd aangegeven). Er zal alles aan gedaan worden om in de plaats van de te sluiten kantines te zorgen voor andere (sobere) voorzieningen (automaten). De maatregel wordt verantwoord geacht, en een goed niveau van dienstverlening kan daarmee toch gehandhaafd worden.

De vrijkomende ruimte zal in het kader van de investeringen in het VGP hergebruikt worden. En wat de personele kant betreft: er wordt in de catering veelal met uitzendkrachten gewerkt.

Studentenprotest wordt wel degelijk serieus genomen, maar dat betekent niet dat betrokkenen altijd gelijk krijgen, aldus Te Beest.

Wallinga-de Jonge merkt op dat het serviceniveau toch wel aanzienlijk zal dalen. Bulter stelt op dat er niet altijd een goed alternatief zal zijn (bijvoorbeeld voor ELTN). Te Beest merkt op dat over een eventuele alternatieve oplossing natuurlijk altijd gepraat kan worden.

UReka doet de suggestie de vrijkomende ruimte vooralsnog te handhaven, omdat die kan dienen als plek om rustig een boterhammetje te eten.


5c. Rondweg UT

Te Beest stelt dat de UT in gesprek is met de gemeente Enschede, en dat de gemeente rekening heeft te houden met tal van belangen. Als gekozen zou worden voor een tracé over grond die eigendom is van de UT zal over de condities waaronder dat eventueel zou mogen nader gesproken moeten worden. Als de gemeente dat ècht zou willen, zou er een onteigeningsprocedure kúnnen volgen.

Het college heeft geen uitgesproken voorkeur in dezen, en richt zich eerst op de eigen situatie.

Naar aanleiding van een opmerking van Bulter zegt Te Beest dat het de bedoeling van het masterplan is de campus zo groen mogelijk te houden; maar er spelen vele belangen, waaronder bereikbaarheid, en ook geluidhinder.

Bulter zou het toejuichen als het college wat meer oppositie zou voeren.


9.Rondvraag

Van Doorn: Er zijn schriftelijke vragen gesteld, o.a. over de opleiding Technische Geneeskunde. De Jong zegt daar nu nog niet op te kunnen antwoorden; eerst moet er bericht van de minister zijn. Ook t.a.v. het aantal studenten waarmee gestart zou kunnen worden zal die brief afgewacht moeten worden.

Van Doorn vraagt het college ervoor te zorgen dat ruim van te voren de nodige ruimte wordt gereserveerd voor het afnemen van tentamens, zodat gegarandeerd kan worden dat niet meer in tenten gewerkt hoeft te worden. De Jong zegt dat toe.

Meijer deelt mee dat er een nieuwe fractie is opgericht (in de plaats van KPS), genaamd Campus Coalitie. Hij nodigt allen uit daar een borrel op te komen drinken.


10.Sluiting

De voorzitter sluit om 13.20 uur de vergadering.