5c. Brief UR medezeggenschapsprocedure

logo URaad UT

universiteitsraad

Griffie

Spiegel – kamer 500



Aan het College van Bestuur,




Uw kenmerk


Telefoon

053 - 489 2027

Ons kenmerk

UR 06-362

Fax


Datum

9 november 2006

e-mail

j.ribberink-vanmiddelkoop@utwente.nl

Betreft: collegereactie op het voorstel medezeggenschapsprocedure




Geacht college,



In de commissievergadering van 31 oktober 2006 is gesproken over het UR-voorstel en de reactie daarop van het college. Conclusie van de bespreking was dat het college eraan vasthoudt dat formele besluitvorming alleen aan de centrale overlegtafel plaatsvindt, maar bereid is een zodanig voorstel te doen, dat in de procedure en het tijdpad ruimte komt voor decentrale bespreking van de (deel)plannen.

De standpuntbepaling van de decentrale raden zou dan o.i. de status van “pre-adviezen” krijgen, waarmee rekening kan worden gehouden bij de besluitvorming op centraal niveau.


Uw brief omvat een aantal andere procedurele aspecten:

Reorganisatie ELAN

Ten aanzien van ELAN constateren we dat UR en college beide van mening zijn dat deze organisatieverandering een GW-aangelegenheid is, en dus geen onderdeel is van de voorgenomen reorganisatie van de dienstverlening.


Wijziging van de reorganisatiecode.

De voorgestelde wijziging van de reorganisatiecode houdt een beperking van de medezeggenschapsrechten gedurende het reorganisatieproces in. Deze wordt, in strijd met bestaande afspraken en zonder procedureel overleg, aan het OPUT en niet aan de UR ter instemming voorgelegd. Daarenboven is de toedeling van bevoegdheden niet correct, zie ook de jurisprudentie n.a.v. een geschil aan de TUE.
Wat zijn de beweegredenen van het college voor deze handelswijze?


Tijdpad medezeggenschapsprocedure

Zoals u weet, hecht de URaad aan betrokkenheid van de decentrale raden bij de finale besluitvorming, maar minstens zo belangrijk is dat in de fase van analyse en planvorming de input van betrokkenen en raden goed gestalte gegeven wordt. Dit verhoogt naar onze mening de kwaliteit van de plannen en vergroot het draagvlak voor besluitvorming en uitvoering.

Bezien vanuit de tijdsplanning, die het college hanteert, roept dit de volgende vragen op:

Op 9 november wordt, op basis van de projectgroeprapportages, een document gepresenteerd waarin nadere keuzes ten aanzien van dienstverleningspakket, haalbaarheid van bezuinigingsdoelstellingen en invulling van de organisatievorm. Deze tussenrapportage zal naar alle waarschijnlijkheid richtinggevend voor het op te stellen reorganisatieplan zijn.
Is er gelegenheid voor discussie van deze keuzes (zowel centraal als decentraal), zodat knelpunten en onwenselijkheden in het eindvoorstel vermeden worden?


Aan de URaad wordt het document als aankondiging van een reorganisatie toegezonden

(conform art. 9.2 CAO NU). Bespreking kan, volgens de vergaderplanning en rekening houdende met voorbereidingstijd van de UR, redelijkerwijs niet eerder plaatsvinden dan op de geplande overlegvergadering van 12 december, 3 dagen voordat het college het reorganisatieplan bekend maakt. Is een dergelijke bespreking zinvol of is een wijziging van het tijdspad wenselijk?

Op 15 december 2006 wil het college het reorganisatieplan met de onderliggende deelplannen openbaar maken. Rekening houdend met het kerstreces, de voorlopige afspraak ook de decentrale raden bij de besluitvorming te betrekken en de vigerende reorganisatiecode komen we tot het volgende grofmazige tijdspad:
- Januari: decentrale bespreking en pre-adviezen (= de standpunten van de decentrale raden)
- Februari: bespreking en advisering van de plannen door de URaad
- Maart: overleg over het sociaal plan met het OPUT en instemming van de personeelsgeleding van de URaad met
het (al dan niet aangepaste) reorganisatieplan.
Past de door het college gehanteerde tijdsplanning bij bovengenoemd schema en op welke momenten acht het college aanpassing van de plannen, voor zover nodig, wenselijk?




Met vriendelijke groet,

namens de Universiteitsraad,




ir. T. M. J. Meijer

voorzitter