2004 06 29

Aandachtspunten uit de overlegvergadering van de Universiteitraad van 29 juni 2004



Arbo- en milieumeerjarenplan 2003 – 2006

De Universiteitsraad

gezien:

Het Arbo- en Milieu meerjarenplan Universiteit Twente 2003 – 2006 (UR 03/339);

De notitie “Arbo- en Milieuzorg bij de UT: naar een optimale organisatie” september 2003 (UR 03/280);

het FEZ-advies Arbo- en Milieuzorg bij de UT: versie september 2003 (UR 03/281);

Het advies van de SAD inzake het Arbo- en Milieu meerjarenplan Universiteit Twente 2003 – 2006 (UR 04/163).

overwegende dat:

de UT verplicht is aan Arbo- en Milieuwetgeving te voldoen;

de UT gebaat is bij een efficiënte uitvoering van Arbo- en Milieuwerkzaamheden;

de Stichting Arbo-dienst Drienerlo meer betrokken dient te worden bij de beleidsvorming op het gebied van Arbo-aangelegenheden, aangezien deze dit beleid deels uitvoert.

de organisatie van de Arbo- en Milieuzorg niet los gezien kan worden van het Arbo- en Milieubeleid;

er geen inconsistentie bestaat met de eerder vastgestelde inrichting van de Arbo- & Milieuorganisatie;

over de voortgang en resultaten van het vigerende centrale Arbo- en milieubeleidsplan 1998-2002 geen verantwoording is afgelegd aan de medezeggenschap;

systematische verslaggeving en verantwoording richting de centrale medezeggenschap gewenst is;

realisatie van het Arbo- en Milieumeerjarenplan in de tijd een punt van aandacht is: er dient achterstand te worden ingelopen op het gebied van actiepunten voor Arbo- en Milieubeleid;

de uitvoering van de RI&E’s en de daarvoor benodigde (financiële) middelen in relatie met het Personeelsbeleid dienen te staan.

gehoord:

de toelichting van de betrokken beleidsmedewerkers;

de toelichting van de Stichting Arbodienst Drienerlo;

de toezegging van het College van Bestuur dat de in het meerjarenplan gestelde doelstellingen vertaald worden in afspraken in de vorm van managementcontracten met o.a. decanen. Evaluatie hiervan dient plaats te vinden binnen de Planning & Control cyclus;

de toezegging van het College van Bestuur dat verslaglegging van het Arbo- en Milieubeleid aan het begin van ieder kalenderjaar plaatsvindt door middel van één document met daarin het UT-jaarverslag Arbo & Milieu én de vooruitzichten en actiepunten naar aanleiding van dit jaarverslag;

de toezegging van het College van Bestuur dat het Arbo- en Milieu meerjarenplan Universiteit Twente 2003 – 2006 (UR 03/339) opnieuw vastgesteld wordt met inbegrip van eerder genoemde toezeggingen;

de toezegging van het College van Bestuur dat de Universiteitsraad zo spoedig mogelijk het UT-jaarverslag Arbo & Milieu 2003 ontvangt.

besluit:

in te stemmen met het Arbo- en Milieu meerjarenplan Universiteit Twente 2003 – 2006 (UR 03/339).




Reorganisatie Technische Dienstverlening

De personeelsgeleding van de Universiteitsraad

gezien:

Het advies van de UR-commissie “Reorganisatie technische dienstverlening” d.d. 18 mei 2004.

De reacties van de faculteitsraden TNW en EWI terzake.

Het aangepaste reorganisatieplan Inrichting Technische Ondersteuning d.d. 2 juni 2004 (kenmerk 361.780).

De tekst van het concept-besluit van het CvB ter zake (UR 04-170).

overwegende dat:

tot het opstellen van dit plan besloten is bij de besluitvorming rond de reorganisatie van de UT in januari 2003.

uit de uitvoering van dit plan geen gedwongen ontslagen van de betrokken medewerkers zullen voortvloeien, ook niet als het beoogde natuurlijke verloop en het gebruik van regelingen niet geheel volgens plan plaatsvinden.

het opstellen van het bedrijfsplan en het streven naar sluitende exploitaties belangrijke aandachtspunten voor de nabije toekomst zijn.

gehoord de toelichting van het college ter vergadering dat:

de decanen van EWI en TNW gezamenlijk bestuurlijk en financieel verantwoordelijk zijn voor het TCO, en dus ook voor het op te stellen bedrijfsplan.

de betrokken faculteitsraden over het bedrijfsplan advies zal worden gevraagd.

na vaststelling van dit plan de tekst van het BBR zal worden aangepast: het schrappen van het IMC en het vermelden van de interfacultaire dienst TCO.

besluit:

in te stemmen met het reorganisatieplan “Inrichting Technische Ondersteuning”



De studentgeleding van de Universiteitsraad,

gezien:

het voorgenomen reorganisatieplan van de Technische Ondersteuning, versie 2-6-2004 (UR 04/160);

de brief van het College van Bestuur inzake het voorgenomen reorganisatieplan van de Technische Ondersteuning d.d. 15 juni 2004 (UR 04/170);

het advies van de UR-commissie t.a.v. het “Reorganisatieplan Technische Dienstverlening” (UR 04/151);

de naar voren gebrachte punten in de bijeenkomst van de UR-commissie “Reorganisatie Technische Dienstverlening” met het TCO-personeel d.d. 27-04-2004 (UR 04/151a);

het advies van de faculteitsraad EWI inzake het reorganisatieplan Technische Dienstverlening (UR 04/158).

gehoord:

de toelichting van de vertegenwoordiger van de UR-commissie “Reorganisatie Technische Dienstverlening”;

de toelichting van de betrokken beleidsmedewerker.

overwegende dat:

de oorspronkelijke opdracht voor het formuleren van een bedrijfsplan wegens gebrek aan draagvlak geleid heeft tot het opstellen van het voorliggende reorganisatieplan;

deze opdracht al van 1,5 jaar geleden dateert en het zodoende van belang is het proces zo min mogelijk te vertragen;

het hoofd TCO het bedrijfsplan voor de op te richten interfacultaire dienst zal opstellen, onder verantwoordelijkheid van de betrokken decanen van EWI en TNW;

het reorganisatieplan een wijziging in het BBR vereist. Het CvB dient de universiteitsraad te vragen om opheffing van het IMC en oprichting van het TCO en vermelding hiervan in het BBR;

adviseert:

positief inzake het voorgenomen reorganisatieplan van de Technische Ondersteuning, versie 2-6-2004 (UR 04/160).


Slotregularisatie 2003

De Universiteitsraad,

gezien:

de Slotregularisatie 2003 (UR 04 156a),

het advies van de commissie F&V

overwegend:

dat majeure wijzigingen van beleid met financiële consequenties aan de UR tijdig dienen te worden voorgelegd.

gehoord de toezegging van het college:

op korte termijn aan te geven wat het als majeure wijziging van beleid beschouwt. De criteria hiervoor zullen dan met de UR worden afgesproken.

om de additionele middelen voor gestegen studenten aantallen te verdelen naar rato van het aantal SSP in plaats van het aantal studenten van een opleiding.

adviseert:

positief ten aanzien van de Slotregularisatie 2003



Nota Ontwerp-Begrotingsrichtlijnen 2005 en Herziening toepassing Financieel verdeelmodel

Afgesproken wordt dat majeure wijzigingen van het financieel verdeelmodel voortaan ter advisering aan de UR zullen worden voorgelegd, een en ander conform het UR - Reglement.


Besluit modelwijziging:

De Universiteitsraad

gezien:

de Nota Ontwerp - Begrotingsrichtlijnen 2005 (km. UR 04 190);

het UR - besluit Begroting 2004, dd 9 december 2003 met de overweging om de onderzoeksbekostigingssystematiek te wijzigen;

de discussie in de commissie F&V dd 24 juni 2004;

overwegende dat:

een zo groot mogelijke prijsstabiliteit zowel voor onderwijs- als onderzoeksprestaties dient te worden nagestreefd;

de meerjarenbegroting op basis van de huidige parametergegevens niet tot grote prijswijzigingen leidt;

de huidige parametergegevens nog niet de stijging van het aantal premieplaatsen ten gevolge van de te verwachten bsik middelen bevat. De invloed van deze middelen zal met name vanaf de begroting 2007 plaatsvinden;

het UMT op 5 juli 2004 over deze problematiek zal beraadslagen;

de bestuurlijke keuze van aantal en richting van onderzoeksgebieden leidend moet zijn en niet de financiële mogelijkheden binnen het huidige verdeelmodel;

geen wijziging van de verdeling van de decentrale stimulering onderzoek component is voorgesteld. Deze blijft daarmee bepaald door een sterk beïnvloedbare invoer variabele ipv een prestatie gerelateerde variabele. Dit laatste zou juist voor deze component wenselijk zijn;


gehoord de toezegging van het college:

met inachtneming van de verwachte toewijzing van de bsik middelen en een zo goed mogelijke ingeschatte ontwikkeling van gepremieerde variabelen een bijgestelde meerjarenbegroting te presenteren bij het begrotingsbod in september 2005. Deze meerjarenbegroting moet met name inzicht bieden in de ontwikkeling van prijsparameters binnen het model.

in het kader van de Ontwerp - Begrotingsrichtlijnen 2006 een analyse te maken die aangeeft hoe te komen tot een prestatie gerelateerde verdeling van de middelen voor de decentrale stimulering onderzoek. De raad zal hierover geïnformeerd worden;

adviseert

positief ten aanzien van de majeure wijziging van het model om eerst de promotie- en ontwerperspremie van het compartiment onderzoek af te zonderen alvorens het te verdelen in de compartimenten onderwijsgebonden onderzoek (30%), premieplaatsen (50%), decentrale stimulering onderzoek (10%) en centrale stimulering onderzoek (10%).



Besluit Ontwerp - Begrotingsrichtlijnen 2005:

De Universiteitsraad,

gezien:

De Nota Ontwerp - Begrotingsrichtlijnen 2005 (km. UR 04 - 190);

Het UR besluit begroting 2004, dd 9 december 2003;

De discussie in de commissie F&V dd 24 juni 2004;

overwegende dat:

het college bij de Begroting 2004 heeft toegezegd om de opleidingsdirecteuren te vragen een verrekeningssysteem voor de infrastructurele kosten uit te werken. Het college zou na advies van de opleidingsdirecteuren vaststellen welke kosten uit de infrastructurele component en welke uit het SSP-onderwijscompartiment bekostigd dienen te worden;

dit verzoek door het college aan de opleidingsdirecteuren gedaan is, maar dat de opleidingsdirecteuren geen advies hebben gegeven;

er ten onrechte vanuit wordt gegaan dat het onderwijs plaatsvindt binnen de infrastructuur van de onderwijs ontvangende opleiding;

het model is gebaseerd op een gedeeltelijke SSP gebaseerde verdeling van middelen en een gedeeltelijk op basis van aantal eerst ingeschreven studenten bij een opleiding verdeelde middelen. Deze laatste component bestemd is voor de infrastructurele kosten en met de huidige praktijk vraagt om een verrekeningssysteem voor de infrastructurele component;

een groot deel van de infrastructurele component zoals benoemd in het UR advies Begroting 2004 door de onderwijs toeleverende partij wordt betaald en een modelmatige verrekeningssysteem voor de infrastructurele kosten van toegeleverd onderwijs ontbreekt.

het verdeelmodel niet aansluit bij de huidige praktijk voor bekostiging van infrastructurele kosten en het logischer is om aan te sluiten bij de praktijk;

het macrokarakter van het verdeelmodel op het gebied van onderwijs daarmee tot ongewenste uitwerking op leerstoelniveau kan leiden. Dit betreft met name leerstoelen met een onderwijstaak die grotendeels bestaat uit onderwijstoelevering aan andere opleidingen dan de eigen discipline;

gehoord de toezegging van het college:

bij het Begrotingsbod 2005 een analyse te geven van de voors en tegens van de bekostiging van de infrastructurele component op basis van aantal eerstejaars van een opleiding of op basis van SSP;

bij de Begroting 2005 een analyse te geven van de levensvatbaarheid van leerstoelen binnen met name EWI en GW met een sterk onderwijs toeleverende taak binnen het kader van het vigerende verdeelmodel op zowel centraal als decentraal niveau. Het college maakt hiertoe een plan van aanpak en zal dit in het najaar met de commissie F&V bespreken;

adviseert:

positief ten aanzien van de Ontwerp – Begrotingsrichtlijnen 2005.