door Alexander van Deursen (in Trouw)
Het aanbod van apparaten die via internet communiceren, het internet of things, groeit erg snel. Denk aan wearables (van fitnesstrackers tot babysokjes), de digitale assistente in huis, de slimme thermostaat, koelkast of televisie, of de zelfrijdende auto. Met uitzondering van de gevolgen voor onze privacy, waarover debat wordt gevoerd, zijn de verwachtingen techno-utopisch: het internet der dingen maakt ons leven gezonder, goedkoper, duurzamer, veiliger en aangenamer.
Maar dit vereist wel een bevolking die dat internet der dingen kan gebruiken. In eerste instantie lijkt dat misschien eenvoudig. Daar waar het 'gewone' internet digitale vaardigheden voor het omgaan met hardware en software behoeft, zijn die bij het internet of things deels overbodig. Gegevens worden op de achtergrond verwerkt en beslissingen genomen zonder tussenkomst van de gebruiker. Een kwestie van het apparaat aanzetten en verbinden met internet. De slimme thermostaat heeft toegang tot kalenders, bedden en auto's en past de temperatuur automatisch aan op basis van locatie. De zelfrijdende auto vermindert onze rijvaardigheid, omdat de auto beslissingen neemt op basis van verkeersomstandigheden.
Passieve gebruikers
Maar toch, zo simpel is het niet.
Neem de slimme armband die onze loopsnelheid, bloeddruk, hartslag, stressniveau en ademhalingsactiviteit kan bijhouden. Een gebruiker dient af te wegen welke data worden verzameld, welke analyses er nodig zijn en wie toegang krijgt tot de data. Deze data onthullen wanneer iemand thuis is, naar het werk reist, voldoende beweegt en gezond eet.
Begrijpen en inzichtelijk maken hoe verzamelde gegevens worden gebruikt, vereist strategische besluitvorming. Denk aan de schade die kan worden toegebracht wanneer informatie in handen van criminelen komt. Of wat er gebeurt wanneer een defecte wearable uw bloeddruk niet juist registreert of detecteert dat u weinig beweegt. Gaat dan de verzekeringspremie omhoog?
Autonomie behouden
Systemen voor het internet der dingen zo gebruiken dat iemand daar zelf beter van wordt, vereist een hoog niveau van strategische vaardigheden. Juist die zijn bij een groot deel van de bevolking onvoldoende ontwikkeld. Kritisch blijven, autonomie behouden en op je hoede zijn voor betrokkenen die het systeem in hun eigen voordeel willen manipuleren, is iets dat de meeste mensen niet leren. Men moet zichzelf maar zien te redden. Om te voorkomen dat een grote groep niet zo vaardige mensen wordt geëxploiteerd, moeten we actie ondernemen. Ook zij hebben immers recht op de vele mogelijke voordelen van het internet der dingen.
De oplossing ligt niet direct in het onderwijs of bij een cursus. Producenten moeten eerst opener worden over de apparaten en systemen die ze ontwikkelen en duidelijk maken welke opties consumenten hebben als het gaat over dataverzameling en verwerking. Daarnaast moeten ze deze opties op een begrijpelijke manier aan de consumenten overbrengen. Consumentenorganisaties kunnen dit beoordelen en adviseren bij het gebruik. Publiciteit over alle voor- en nadelen, en bewuste omgang met het internet der dingen is absoluut vereist. Later komt dan alsnog het onderwijs aan bod om de benodigde vaardigheden aan te leren.