De Universiteit Twente (UT) heeft recent haar plannen op het gebied van Lifelong Learning (LLL) formeel bekrachtigd. De UT heeft de ambitie om op LLL één van de grote spelers binnen Europa te worden. Een speciaal ingericht programmamanagementteam gaat deze ambitie vormgeven.
Met LLL wil de UT werknemers van bedrijven de kans bieden nieuwe en actuele kennis op te doen én zelf ook verder komen. Prof. Maarten van Steen en prof. Maaike Endedijk geven namens het Programmamanagementteam uitleg over de invulling van deze ambitie.
Het ontwikkelen van een Lifelong Learning-profiel is een van de hoofddoelen van de UT-visie Shaping2030. Aan de mijlpaal van de officiële bekrachtiging van het LLL-programma door het College van Bestuur en de Universiteitsraad gingen veel stappen vooraf. Zo is er een team bezig geweest met een inventarisatie van het gehele UT-aanbod in Life Long Learning. Een kwartiermakersteam bracht daar vervolgens samenhang in aan. Doel is het versterken van de positie van de UT op het aanbod in de regio, mogelijk in samenwerking met Saxion en het ROC van Twente. Ook naar de rol van alumni werd nadrukkelijk gekeken. Op Europees niveau is de UT al betrokken bij veel grote LLL-initiatieven, denk aan ECIU University.
Hoe nu verder?
Nu er een uniek en herkenbaar UT-profiel op LLL in ontwikkeling is, wil het programmateam de missie concreet maken. Maarten van Steen: “Op de kortere termijn gaat het vooral om het regelen van ondersteuning, het faciliteren en het aanjagen van LLL-initiatieven van de faculteiten. Met andere woorden: de ondersteuning voor LLL op de UT wordt beter georganiseerd en gestructureerd. En expertise op dit gebied wordt verder ontwikkeld. Onderzoekers en docenten die LLL inhoudelijk vormgeven, kunnen zich daardoor beter focussen op de inhoud, minder op de vorm. Inhoud ontwikkelen volledig zonder vorm mee te nemen is eigenlijk niet mogelijk bij onderwijs. Het gaat er vooral om dat docenten zich vooral minder druk hoeven te maken over het regelen van ondersteuning, ook als de vorm werkelijk afwijkt van wat ze gewend zijn in het reguliere onderwijs.”
“We willen te allen tijde voorkomen dat LLL door UT’ers wordt gezien als iets wat erbij komt. LLL staat niet gelijk aan extra cursussen of avondonderwijs voor professionals. Als we daadwerkelijk als universiteit impact willen maken binnen bijvoorbeeld de klimaatcrisis en de energietransitie, dan moeten we uit onze academische bubbel treden. Daarvoor moeten we een actieve rol pakken om mensen continu bij te scholen. We willen daarnaast met Life Long Learning niet alleen brengen, maar ook halen. We willen kennis van buitenaf de UT intrekken vanuit strategische partnerschappen met bedrijven en overheden. LLL slaagt alleen als we met z’n allen de intrinsieke waarde ervan inzien.”
Ondersteuning
Terug naar de organisatie en ondersteuning van het LLL-portfolio van de UT. Volgens Van Steen en Endedijk moet de UT slimmer kijken naar impactvolle LLL-initiatieven waar docenten efficiënt worden ingezet. Maaike Endedijk: “Al die workshops die wij geven in onderzoeksprojecten, al die activiteiten waarmee we met consortia bezig zijn, ook dat is LLL. Maar dat kunnen we nog veel beter inbedden en vooral veel beter ondersteunen. We kunnen soms met eenvoudige aanpassingen zorgen dat veel activiteiten die we al doen of willen doen, makkelijker van de grond komen of meer mensen bereiken. Ook gaan we veel meer kijken naar hoe we ons huidige onderwijsaanbod eenvoudiger kunnen omzetten naar onderwijsvormen voor professionals.”
‘Inspanning zit bij de lerende’
Tot slot moet de UT volgens Van Steen en Endedijk loskomen van het ‘traditionele cursorisch denken’. “De aandacht binnen ons onderwijs gaat nog te veel naar het instructiegedeelte”, zegt Endedijk. “Zo van: een docent vertelt iets, ga het maar doen. Er is nog relatief weinig aandacht voor het ontwerpen van iets wat juist buiten die instructieperiode gebeurt. In het klassieke onderwijs geeft een docent een module en studenten worden dan geacht daar veertig uur per week mee bezig te zijn. Daarbinnen zijn dan bijvoorbeeld tien contacturen. De aandacht gaat nu vaak naar wat er in die tien uur moet gebeuren. Dat moet verschuiven naar: wat doen we in die tien uur zodat ze de andere dertig uur daadwerkelijk aan het leren zijn? De inspanning moet bij de lerende zitten, bij de professional. Als UT’ers moeten we de rol pakken van facilitator van dat leerproces, we moeten dat leren ‘aanzetten’. Zo komen we verder.”
Endedijk vervolgt: “De UT is één van de oprichters van het Centrum voor Veiligheid en Digitalisering (CVD) in Apeldoorn, een treffend voorbeeld van LLL. Daarbinnen organiseren we een leergang voor grote organisaties die digitaal transformeren en veel met data bezig zijn. In de eerste versie van die leergang waren het nog veel pratende professoren. De evaluatie liet zien dat dat niet direct was waar de deelnemers om vroegen. Als we vroegen: wat neem je mee in je werk, dan was antwoord vaak: niet veel. We gingen bij onszelf te rade. Hoe zorgen we ervoor dat die professionals daadwerkelijk gaan leren en hun kennis toepassen? Een uitdaging, zo bleek. We hebben te maken met mensen van verschillende achtergronden die allemaal erg druk zijn. Daar moesten we iets voor ontwerpen en dat vraagt een hele goede infrastructuur. Er zit heel veel kracht in het leren van elkaar, dus van deelnemers onderling. We zetten nu mensen bij elkaar die werken aan een specifiek probleem en daarin van elkaar leren. Als UT bieden we hen de middelen en de begeleiding. Hierdoor kunnen we met relatief weinig tijdsinvestering het verschil maken. Dat is precies waar we met de invulling van onze LLL-ambitie naartoe willen.”