Zoals je hebt kunnen ontdekken, bestaan eenvoudige zouten uit een metaal- en een niet-metaal. In 1910 hebben ene Lawrence Bragg en zijn vader de nanoscopische structuur van keukenzout (natriumchloride) opgehelderd. Zij deden dat door röntgenstralen door een kristal keukenzout te sturen en te kijken hoe de stralen werden afgebogen en teruggekaatst. Uit deze gegevens berekenden zij het volgende model.
In werkelijkheid raken de Na- en Cl-deeltjes elkaar, maar door het model wat open te tekenen, zie je beter de onderlinge ligging. De 'stangen' tussen de deeltjes zijn er in werkelijkheid natuurlijk niet, maar ze vergroten het ruimtelijke effect.
Opdracht (Z3) werkblad
- Wat zijn de 'normale' kleuren voor de natrium- en chloordeeltjes?
- Bekijk het middelste chloordeeltje in het model. Hoeveel natriumdeeltjes zitten op gelijke afstand èn zo dicht mogelijk bij dit middelste chloordeeltje?
- Zoek in BINAS de atoomstralen op van natrium en chloor. Beoordeel vervolgens of in bovenstaand model atomen getekend zijn of wat anders. Geef een verklaring voor je antwoord.
Andere modellen van natriumchloride zijn te vinden op de pagina "modellen NaCl". In de meeste modellen zie je dat de Cl goter is dan de Na. Blijkbaar zijn hier geen atomen Cl en Na getekend.
Een andere aanwijzing over de aard van de deeltjes in natriumchloride kun je vinden in de eigenschappen van een oplossing van keukenzout. Hiertoe moet je de volgende opstelling bouwen:
Opdracht (Z4) proef (in groepjes van twee)
Maak van te voren een werkplan.
Het werkplan zal in dit geval het schema zijn dat in het werkblad staat.
Bouw bovenstaande opstelling en onderzoek hoeveel stroom water en oplossingen doorlaten, oftewel: wat is de stand op de ampèremeter?
Gebruik voor de oplossingen steeds een klein theelepeltje vaste stof of 5 mL vloeistof per 100 mL demiwater (gedestilleerd water). Zorg ervoor dat de stoffen goed zijn opgelost in het water.
- demiwater (gedestilleerd water)
- keukenzout (natriumchloride, NaCl)
- suiker (C12H22O11)
- salmiak (ammoniumchloride, NH4Cl)
- alcohol (C2H6O)
- soda (natriumcarbonaatdecahydraat, Na2CO3·10 H2O)
- ureum (NH2-CO-NH2)
- kaliumchloride (KCl)
- leidingwater
Verwerk de resultaten in een verslag waarin een overzichtelijke tabel staat. Geef daarin aan of het een oplossing van een zout betreft of niet (zie de tabel met zouten).
Wat is je conclusie?