Aandachtspunten uit de overlegvergadering van 20 juni 2012 van de Universiteitsraad
Prestatieafspraken OCW
(besluit genomen in de extra overlegvergadering van 18 april 2012)
De Universiteitsraad,
gezien:
•Het document “OCW prestatieafspraken”, conceptversie 23 april 2012 EB;
gehoord:
•de toelichting van het college in de vergadering van de commissie OOS op 18 april 2012 en de overlegvergadering op 25 april 2012;
•de beraadslaging in de interne vergadering van 25 april 2012;
overwegende dat:
•prestatieafspraken opgelegd worden door het kabinet;
•de prestatie-indicatoren mede bedoeld zijn voor het profileren van de Universiteit Twente, en dus ook unieke aspecten van de UT moeten aangeven;
•de aangegeven prestatie-indicatoren volgens het College ambitieus maar wel realistisch zijn;
•de definitieve versie van het document vrijwel identiek zal zijn aan het huidige voorliggende document;
•fundamenteel onderzoek een belangrijke bestaansreden van een universiteit is;
•een deel van het fundamentele onderzoek geen relatie zal hebben met valoriserend onderzoek;
•het daarom zinvol is om als universiteit ook te sturen op de kwaliteit van fundamenteel onderzoek;
gehoord de toezeggingen dat:
•de nog niet vastgestelde plannen in het document de reguliere procedures voor inspraak zullen volgen;
•in bijlage 1 van het document een zinsnede wordt opgenomen dat het document zowel vastgesteld beleid als nog niet vastgestelde plannen bevat;
•de URaad een aparte brief krijgt met daarin een overzicht van alle plannen en voornemens uit het document, onderverdeeld in ‘reeds vastgesteld beleid’ en ‘nog vast te stellen plannen’;
•het belang dat het college hecht aan studenttevredenheid nadrukkelijker wordt aangegeven in het document (o.a. als onderdeel van het InstellingsKwaliteitszorg Systeem), zonder dat dit expliciet als prestatie-indicator wordt opgenomen;
•voor interne sturing van het onderzoek aparte prestatie indicatoren gebruikt zullen blijven worden voor (de kwaliteit van) fundamenteel onderzoek;
besluit positief te adviseren over het document “OCW prestatieafspraken”, versie 23 april 2012 EB.
Financiële Ondersteuning Bijzondere Omstandigheden (UR 12 – 092/ UR 12 – 112)
De Universiteitsraad,
gezien:
-Het document Financiële Ondersteuning Bijzondere Omstandigheden Studenten (FOBOS) (voorheen Regeling Afstudeersteun), UR 12-092;
gehoord:
- De antwoorden op de vragen in de commissievergadering OOS op 30 mei;
- De beraadslagingen;
overwegende dat:
-Er lang gestreefd is naar een uniform model voor het profileringsfonds;
-Dit model dit streven haalt en niet op overwegende bezwaren stuit van alle verenigingen;
besluit:
In te stemmen met de regeling FOBOS.
Het college zegt toe de nu reeds twijfelachtige punten (met name de toewijzingen in categorie 3) in een evaluatie mee te nemen en zal in een van de volgende vergaderingen (uiterlijk december) een procedurevoorstel voorleggen over de wijze waarop een en ander geïnventariseerd wordt.
Ook het thema collegegeldvrij besturen komt hierbij aan de orde.
Update Richtlijn BSA (UR 12 – 091/UR 12 – 106)
De Universiteitsraad,
gezien:
•Het stuk: Richtlijn BSA, versie 14-05-2012 (UR 12 – 091);
•De schriftelijke antwoorden op de vragen van de commissie OOS;
•Het besluit van de URaad en toezeggingen van het College inzake de voorlaatste wijziging BSA (UR 12 – 005/012);
gehoord:
•de beraadslagingen in de commissie OOS op 22 mei 2012, 29 mei 2012 en 6 juni 2012 en de interne vergadering van 6 juni 2012;
overwegende dat:
•Een uitgesteld advies altijd de mogelijkheid geeft om een nuttig advies uit te brengen, ook als er weinig informatie beschikbaar is over de studievoortgang van een student door langdurige afwezigheid vanwege persoonlijke omstandigheden;
gehoord de toezegging van het college dat:
•Er aan het eind van collegejaar 2012-2013 een uiteindelijke versie van de BSA richtlijn ter instemming aan de URaad wordt aangeboden, waarin ook regelingen zijn opgenomen met betrekking tot studenten die halverwege het jaar overstappen van studie;
besluit:
in te stemmen met de update van de richtlijn BSA.
NOM (UR 12 – 089/UR 12 – 111)
(besluit genomen in de interne vergadering van 2 juli 2012)
De Universiteitsraad,
gezien:
§de instemmingsvraag van 14 mei 2012 (uw kenmerk 397.088/pov);
§de stukken in het bijbehorende dossier (kenmerk UR 12-089);
§eerdere stukken over (diverse aspecten van) het NOM;
§de brief van 25 juni 2012 “bevestiging en toelichting College aan UR inzake NOM” (UR 12 - 126);
gehoord:
§de antwoorden van de rector in de verschillende bijeenkomsten met de commissie OOS;
§de gevraagde en ongevraagde meningen van veel direct betrokkenen, opleidingscommissies en faculteitsraden t.a.v. deze plannen;
§de beraadslagingen in diverse vergaderingen;
overwegende dat:
1.de UT geconfronteerd wordt met strengere eisen t.a.v. rendement en doorstroom in het onderwijs- verschillende opleidingen nu niet aan die eisen voldoen en dus verbetering nodig hebben;
2.verschillende opleidingen nu alleen vanwege de zachte knip niet aan die eisen voldoen, en dus geen grote curriculum wijzigingen nodig hebben
3.het college het NOM wil invoeren voor alle opleidingen om de studierendementen te verhogen, één onderwijsmodel te kunnen gebruiken in de externe communicatie en goedkoper onderwijs te realiseren;
4.het college verwacht dat modulair onderwijs waarschijnlijk tot verbetering van een opleiding zal leiden door het geïntegreerd ontwerp en een betere onderlinge afstemming;
5.een module als ondeelbaar geheel feitelijk ondergraven wordt door de speciale positie van de wiskunde-lijn en bijv. labpractica
6.ondeelbare modules zeer waarschijnlijk ook leiden tot demotivatie van studenten wanneer tijdens een kwartiel duidelijk wordt dat een module niet gehaald wordt;
7.mede daarom registratie van deelcijfers + bijbehorende studiepunten wenselijk blijven;
8.deelcijfers ook van essentieel belang zijn voor goed studieadvies en monitoring van de opleiding door het opleidingsmanagement;
9.deelcijfers ook een indicatie kunnen zijn van de competenties van afgestudeerde studenten, zeker in internationaal perspectief;
10.het daarmee wenselijk is dat er een aanvullende cijferlijst met deelcijfers aan het diploma wordt toegevoegd;
11.een thematische samenhang in een module een sterk (didactisch) punt is;
12.een UT-breed thema voor alle 1e modules van alle opleiding alleen uitvoerbaar is wanneer het thema goed past bij de opleiding;
13.opleidingen gemotiveerd moeten kunnen afwijken van dit UT-brede thema;
14.‘projectonderwijs’ niet de lading dekt, omdat het project-deel van een module ook een practicum of een PGO-opzet kan hebben;
15.een andere naam derhalve gewenst is;
16.het eerste semester een selecterende en verwijzende functie heeft;
17.veel studenten die overstappen dat naar opleidingen doen die in een ander cluster zitten;
18.het onwenselijk is wanneer overstappers door NOM een vertraging van een jaar oplopen;
19.opleidingen een inspanningsverplichting dienen te hebben om binnenkomende overstappers zo goed mogelijk te faciliteren om studievertraging te voorkomen;
20.vrije keuze ruimte voor studenten een groot goed is;
21.een vrije keuze van een student er niet toe mag leiden dat hij/zij niet meer direct toelaatbaar is tot een inhoudelijk gerelateerde Master;
22.clustering van opleidingen tot samenwerking en gedeelde modules kan leiden;
23.deze clustering daarom alleen zinvol is wanneer dat op inhoudelijke gronden gebeurt;
24.de kwaliteit van het onderwijs nu mist in de ontwerpeisen;
25.het NOM volgens het CvB zou moeten leiden tot 10 % goedkoper onderwijs;
26.de URaad dat een onrealistisch uitgangspunt vindt en dat NOM juist zal leiden tot duurder onderwijs;
27.het NOM een grote extra inspanning van heel veel docenten vraagt zonder dat op dit moment aangegeven is hoe deze inspanning met de huidige taken moet worden gerealiseerd;
28.veel docenten ook op onderzoeksprestaties aangesproken en afgerekend worden;
29.om overbelasting van docenten te voorkomen het noodzakelijk is om concrete afspraken te maken over (tijdelijk) minder onderzoeksprestaties.
In aansluiting daarop overwegende dat het college heeft toegezegd dat:
a. het NOM voor alle opleidingen wordt ingevoerd per september 2013; dat de voortgang van de implementatie in alle opleidingen kritisch wordt gemonitord; en dat uiterlijk in december 2012 wordt besloten of er opleidingen zijn die een jaar uitstel kunnen krijgen;
b. gehaalde onderdelen van een module deelcijfers opleveren en formeel worden geregistreerd, waarmee uitzonderingen bij erkende studievertraging kunnen worden gefaciliteerd;
c. een goede herkansingsregeling expliciet onderdeel uitmaakt van het module-ontwerp, en deze regeling ook in het OER wordt opgenomen;
d. een concept romp-OER ter eerste advies in januari 2013 wordt voorgelegd aan iedere faculteitsraad;
e. expliciete afspraken worden gemaakt tussen leerstoelhouders en iedere individuele docent t.a.v. (tijdelijk) mindere onderzoeksprestaties dan wel taken die (tijdelijk) niet uitgevoerd worden i.v.m. het verder ontwikkelen en implementeren van een nieuw curriculum; en UT-breed HR-beleid wordt ontwikkeld gericht op onderwijscarrières waarmee ook voor de lange termijn de aandacht voor onderwijs en onderwijskundige expertise worden geborgd;
f. naast de middelen uit de Universitaire Stimulering en het 3TU-sectorplan extra middelen beschikbaar worden gesteld in de vorm van een fonds waaruit onvoorziene kosten gedekt kunnen worden;
g. iedere Bacheloropleiding minus de vrije keuzeruimte toegang behoudt tot minimaal 1 inhoudelijk gerelateerde Masteropleiding;
h. in september 2012 opnieuw zal worden vastgesteld tot welke ontwerpclusters de opleidingen behoren, met medeneming van het advies van de bijbehorende OLC’s; en dat de definitieve indeling middels het BBR ook voor instemming aan de UR wordt voorgelegd;
i. het college zich zoveel mogelijk inzet voor behoud van een voldoende breed palet in de vrije keuzeruimte, waaronder de bestaande minoren;
j. in het kader van IKS een plan voor monitoring en verbetering van modules wordt ontwikkeld met eenduidige prestatienormen; en dit plan uiterlijk april 2013 aan de UR voor te leggen;
k. als expliciete eis in het programma governance wordt opgenomen dat de OLD’s voldoende daadwerkelijke sturing op het onderwijs krijgen;
l. uiterlijk een half jaar voor de start van een module, het voorlopige ontwerp van die module klaar is (dit betekent informatie over leerdoelen, toetsmatrijs, werkvormen, opzet en inhoud, mede ten behoeve van de roosters en ondersteunende systemen). Dit ontwerp dient ter goedkeuring aan de decaan worden voorgelegd voorzien van advies door de opleidingscommissie en examencommissie over respectievelijk de inhoud en de toetsing;
m. er tijdig een heldere en duidelijke communicatie wordt opgezet richting studenten (zowel de huidige als aankomende) en docenten over o.m. wat de effecten zullen zijn van het nieuwe onderwijsmodel en wie in eerdere cohorten zit (voor huidige studenten), wat de herkansingsregeling is (voor nieuwe studenten), hoe het onderwijs is vormgegeven en wat dat betekent voor studie-inzet (voor aankomende studenten);
n. er voor december 2012 een evaluatieplan met een tijdspad, verantwoordelijkheden en toetsbare criteria wordt opgesteld en ter instemming aan de UR wordt voorgelegd; en samen met de UR voorzieningen te treffen om te monitoren hoe de verdere ontwikkeling en implementatie verloopt;
o. de adviezen van de URaad om een bestuursminor in te stellen voor zware bestuursfuncties en intakegesprekken met aankomende studenten te organiseren overgenomen worden;
p. het beleid ten aanzien van de intakegesprekken in 2013 geformuleerd wordt, zodat er bij de instroom van 2014 mee gestart kan worden;
Besluit in te stemmen met het instellingsbreed invoeren van NOM voor alle bacheloropleidingen.
Start tweede Honours Programme (UR 12 – 093/UR 12 – 107)
De Universiteitsraad,
gezien:
•Het document: Opzet Ontwerp Honours Programme;
•De schriftelijke antwoorden op de vragen van de commissie OOS;
gehoord:
•De beraadslagingen in de commissie OOS op 22 mei 2012, 29 mei 2012 en 6 juni 2012 en de interne vergadering van 6 juni 2012;
overwegende dat:
•Het opstarten van een tweede Honours Programme, gericht op ontwerpen, een excellentie traject aanbiedt aan een breder publiek studenten;
•De parameter “excellentie” gekozen is binnen de prestatieafspraken;
•Het tweede Honours Programme ook geschikt is voor internationale studenten;
•Het programma niet zal concurreren met het tevens Engelstalige University College;
•De bekostiging van dit niet door het Rijk bekostigde onderwijsprogramma ten koste gaat van de reguliere onderwijsbekostiging, die de afgelopen jaren al sterk is teruggelopen en nog verder daalt;
gehoord de toezegging van het college dat:
•De extra 72k die benodigd is om dit plan te realiseren niet ten koste gaat van andere onderwijs gelden;
•Onderzocht wordt of de bekostiging deels of geheel kan indalen in de reguliere EC-bekostiging door de mogelijkheid te bieden om het programma (geheel of gedeeltelijk) op te nemen in de keuzeruimte van de opleiding; Na de vakantie komt het college hierop terug.
besluit: een positief advies uit te brengen over het opstarten van een tweede Honours Programme.
Aangepaste Jaarcirkel 2012 – 2013 (UR 12 – 090/US 12 – 109)
De Universiteitsraad,
gezien:
•de Aangepast Jaarcirkel 2012-2013, kenmerk S&OA.12.534;
gehoord:
•de beraadslagingen in de commissie OOS en de Interne vergadering van 6
juni 2012;
overwegende dat:
•er geen rekening lijkt te zijn gehouden met de gevolgen en uitvoering van de Harde knip voor de tweede kwartielperiode (bacheloruitstroom-masterinstroom januari/februari);
•het voorstel jaarcirkel 2012-2013 de onderwijsorganisatie, studenten en docenten onder druk zet door een zeer korte tijd tussen kwartiel 4 tentamens en herkansingen;
adviseert:
•de jaarcirkel 2012-2013 aan te passen voor de tentamenperiode januari-februari, gezien de uitvoering Harde knip;
•te onderzoeken of een ingekorte periode herkansingen mogelijk is, bijvoorbeeld alle herkansingen in week 33 (12 t/m 16 augustus).
Aanvullend op het tweede advies zegt het college toe te zullen onderzoeken of een herkansingsperiode in de maand juli alsnog mogelijk is. Ook zal met de 3 TU partners worden overlegd over de tentamenperiode januari - februari.
NONed
In de volgende vergadering zal het college verslag doen van een bespreking over toekomstige plannen in NONed.
Nota Kaderstelling (UR 12 – 095/UR 12 – 110)
De Universiteitsraad,
gezien:
- de Nota Kaderstelling 2013-2017 (UR 12 – 095);
gehoord:
- de beraadslagingen in de commissie FPB d.d. 30 mei 2012 en de interne
vergadering van 6 juni 2012;
overwegende dat:
-de inzet van centrale stimuleringsmiddelen speerpunten van centraal beleid markeren;
gehoord de toezeggingen van het college:
-om de inzet van centrale stimuleringsmiddelen expliciet onderdeel te maken van de adviesaanvraag door de inzet ofwel te motiveren bij de beleidstekst over de begroting, dan wel dit via een aparte adviesvraag aan de Raad voor te leggen;
-om de niet bestede middelen centrale stimulering in te zetten voor de verhoging van de te verdelen onderwijsmiddelen, hetgeen terugkomt terug in de Begroting;
besluit:
positief te adviseren over de Nota Kaderstelling 2013-2017.
Schriftelijke rondvraagpunten (UR 12 – 113)
In het kader van de Governance discussie komt het college middels een rapportage terug op het onderzoek naar de positie van Toegepaste Wiskunde binnen de UT.
Rondvraag
Het college meldt desgevraagd dat ze zich nog beter op de hoogte moet stellen van het afgebroken bachelor onderzoek naar motieven van jagers en sportschutters. Indien nodig wordt de raad hierover geïnformeerd.