De voorzitter van de UR | ||||
telefoon | 053-489 2016 | |||
ons kenmerk | 375.370 | fax | 053-489 2191 | |
datum | 16 augustus 2006 | p.a.binsbergen@utwente.nl | ||
onderwerp | HRM-beleid |
Geachte voorzitter,
Wij hebben kennis genomen van het besluit van de personeelsgeleding om niet in te stemmen met de nota focus in HRM-beleid, zoals ons is bericht bij uw brief van 6 juli jl. Uiteraard betreuren wij dat standpunt; het besluit en de motivering hebben ons ook verwonderd en verbaasd. Daarbij wijzen wij er overigens op dat niet duidelijk is wat nu het advies van de student-geleding is: noch in de besluitvorming ter vergadering, noch in uw brief bent u daar op in gegaan.
De vraag rijst wat ons nu te doen staat. Volgens het reglement kunnen wij een geschillen-procedure aangaan, of de nota uit het overleg met de Raad terugnemen. Alvorens in dezen een conclusie te trekken willen wij nog eens een aantal zaken en overwegingen voor u op een rij zetten.
Wij stellen vast dat de onderhavige nota eerst in commissieverband met de Raad is besproken. Daarbij is een aantal zaken toegelicht (o.m. het fenomeen tenure tracks, en de opvattingen van het college over ouderenbeleid). Tevens is uitgebreid stil gestaan bij de scepsis van de Raad t.a.v. de uitvoering van het beleid c.q. de bewaking daarvan. Terzijde merken wij op dat één van de deel-uitwerkingen, nl. die betreffende doorstroming van vrouwen naar hogere functies, al in de mei-vergadering van uw Raad van een positief advies is voorzien.
In de overlegvergadering lag het voornemen om in te stemmen c.q. positief te adviseren voor. In de discussie is door het College nog eens uitgebreid ingegaan op een aantal randvoorwaarden en kanttekeningen die de Raad bij het instemmingsvoornemen formuleerde. Dat gold onder meer de bewaking van de samenhang in het beleid, door middel van jaarlijkse voortgangsrapportages, de betekenis van de aandacht voor ontwikkeling van medewerkers, ook in relatie tot de voorgenomen reorganisatie van de dienstverlening en de manier waarop aandacht aan ouderen in de organisatie zal worden geschonken. Op deze punten leek in aansluiting op de behandeling in de commissie van overeenstemming sprake.
Het College is niet akkoord gegaan met de eis van de Raad om ook op vervolg-nota’s m.n. ten aanzien van functieroulatie en talent-beleid instemming te vragen. Daarop is de vergadering geschorst en heeft de personeelsgeleding laten weten niet met de nota te kunnen instemmen.
In de brief waarin dit besluit wordt bevestigd komen echter geheel andere overwegingen (de drie laatste) die ter vergadering niet zijn gewisseld, naar voren. Dat achten wij ten principale onjuist en ook niet in overeenstemming met de onderlinge omgangsvormen. Over tenure tracks bij voorbeeld is ter vergadering in het geheel niet gesproken. Dat beleid onvoldoende is uitgewerkt om als hoofdlijn te kunnen worden gezien lijkt ons bijna een contradictio in terminis. Zoals ook ter vergadering door ons opgemerkt betreft de voorliggende nota, in combinatie met het overige, staande beleid, wel degelijk een hoofdlijn, waar de Raad een uitspraak over kan doen. De uitwerkingsnotities zouden vervolgens, net als die over de doorstroming van vrouwen naar hogere functies, om advies kunnen worden voorgelegd.
Wellicht ten overvloede merken wij op dat de Raad aan een inhoudelijke beoordeling van de hoofdlijn van ons beleid niet of nauwelijks is toegekomen.
Waar concrete besluitvorming met juridische gevolgen t.a.v. deze notitie niet aan de orde is, en bovendien van een inhoudelijk meningsverschil naar onze indruk geen sprake is, achten wij een geschillenprocedure niet opportuun. Dus nemen wij de nota terug.
Al met al moeten wij vaststellen dat de universiteitsraad zich niet wil committeren aan de hoofdlijn van beleid, en de focussering daarin, zoals die door ons is ontwikkeld, en in samenspraak met velen binnen de universitaire gemeenschap vorm heeft gekregen. Dat is jammer. Het betekent dat wij de discussie met uw Raad over onderwerpen van personeelsbeleid zullen beperken tot datgene wat krachtens de reglementen en wetgeving verplicht is. De Raad bewijst daarmee zichzelf en zijn achterban naar ons oordeel een slechte dienst.
Dat neemt niet weg dat wij het door ons voorgestane beleid, focus op ontwikkeling van medewerkers met daarbij bijzondere aandacht voor doorstroming van talent en vrouwen, verder uitwerken en implementeren. Natuurlijk zijn wij bereid te allen tijde de discussie over deze beleidslijn met u te hervatten aan de hand van de notitie Focus in HRM beleid.
Het College van Bestuur,
A.H. Flierman
Voorzitter