Maandag 31 januari 2022
De messenslijper
Irene: ‘Ha, Raymond! Ik wil graag beginnen met een terugblik naar 2015, je dissertatie.’
Raymond: ‘Ha, je hebt goed je huiswerk gedaan, zo te horen.’
Irene: ‘Ik heb even moeten zoeken, maar ik heb hem uiteindelijk boven water gekregen. Op de voorkant zag ik een opvallend kunstwerk: De messenslijper van Kazimir Malevich. Vanwaar die keuze?’
Raymond: ‘Ten eerste omdat ik het gewoon een mooi, kleurrijk schilderij vind. Maar ook omdat het staat voor iets dat ik heel belangrijk vind: vakmanschap. Met je handen en je hoofd samenwerken en gebruik maken van technologie. Dat samenspel. De filosofie daarover van Martin Heidegger zit ook verweven in de dissertatie.
Het idee is dat ultieme professionaliteit betekent dat je zo opgaat in je ambacht, dat je de omgeving om je heen vergeet. Er is dan geen scheiding meer tussen mens en techniek. ‘Dwelling’ noemt Heidegger het. Het gaat geheel tegen het idee van mindfulness in, terwijl dat nu zo populair is. Ik vind het heel inspirerend.’
Irene: ‘Is het zo erg in iets opgaan dat je je omgeving vergeet dan geen vorm van mindfulness?’
Raymond: ‘Jawel, maar het verschil is dat mindfulness draait om bewustwording van je acties. In het geval van dwelling doe je alles juist routinematig zonder grote cognitieve inspanningen. De messenslijper beeldt dat mooi uit. Hij denkt niet meer continu na over wat hij doet, met hoeveel kracht of met welke techniek. Totdat er iets misgaat. Bijvoorbeeld als hij zich in zijn vingers snijdt.’
Irene: ‘Wat gebeurt er dan?’
Raymond: ‘De messenslijper wordt zich weer bewust van het proces; de scheiding tussen hem en de techniek. Hij kan een moment nadenken over die relatie en eventueel iets aanpassen voordat hij weer verder werkt.
Met die bril kijk ik ook naar innoveren in bedrijven. Ik zie dit soort verstoringen als kansen voor innovaties van technieken, methoden en processen. Constant reflecteren is niet goed voor de continuïteit, maar te veel routine ook niet. Om succesvol te innoveren moet er dus een goede balans tussen beiden zijn.’
Irene: ‘Mooi om te horen hoe je de diepere lagen van dit schilderij ziet. Het vertelt gelijk al meer over hoe je te werk gaat. Maar wie is Raymond eigenlijk als persoon?’
Raymond: ‘Goh, wie ben ik. Dat vind ik altijd een lastige vraag. Ik ben dan vaak geneigd om toch over mijn werk te beginnen. Misschien maakt dat mij dan wel een gepassioneerd persoon. Ik ben gecommitteerd aan de doelen die ik stel, voor mezelf en voor de organisatie. Dat maakt ook wel wie ik ben: doelbewust en gedisciplineerd.’
Irene: ‘Kun je een voorbeeld geven van zo’n doel?’
Raymond: ‘Ik wil onze studenten uiteindelijk een soort signatuur meegeven; iets wat hen onderscheidt van anderen. Dat ze straks in het bedrijfsleven of de maatschappij over hen zeggen: “Dát is typisch een UT-student.”
Dat is ook wat ik wil bereiken met onderwijsinnovatie. Ik wil dat onze studenten interdisciplinaire kennis opdoen én tegelijkertijd praktische en sociale vaardigheden leren. Bijvoorbeeld kritisch reflecteren en handelen. Niet alles klakkeloos aannemen. Eerst de ‘waarom’-vragen stellen, dan pas de ‘hoe’-vraag.’
Irene: ‘Hoe draag jij daar zelf aan bij?’
Raymond: ‘Eigenlijk doe ik dat al zo’n drie jaar. Toen kwam het concept van challenge-based learning voor het eerst op mijn pad, via de Universiteit van Linköping in Zweden. Daar heet het Ingenious. Studenten werken aan oplossingen voor prangende vragen van bedrijven en publieke instellingen uit de regio en krijgen veel ruimte om op dat proces te reflecteren. Dat vond ik zo interessant dat ik dacht: dat ga ik ook toepassen in mijn minorreeks met bedrijven uit mijn eigen netwerk. Nu is challenge-based learning ook opgenomen in de visie van de UT.’
Irene: ‘En hoe vind je dat het gaat met het implementeren ervan?’
Raymond: ‘We hebben plannen op beleidsniveau. Een belangrijke, eerste stap. Maar de UT is een grote organisatie en dat maakt het moeilijk om systemische innovaties te vertalen van een visie naar de werkvloer. Dat vraagt iets van ons allemaal. Als Senior Fellow kijk ik daarom samen met onder meer het Centre of Expertise in Learning and Teaching (CELT) hoe we dat in gang kunnen zetten. We stellen vragen als: Waar staan we in onze innovatiebereidheid? Welke onderwijsinnovatiecompetenties hebben wij en welke niet? Wat is nodig om dit te laten landen?’
Irene: ‘Ik kan me voorstellen dat het moeilijk is om alle neuzen dezelfde kant op te krijgen. Tegelijkertijd heb je op de UT de vrijheid om zoiets als challenge-based learning naar eigen inzicht vorm te geven. En dat is mooi, toch?’
Raymond: ‘Absoluut. Dat willen we ook zeker niet om zeep helpen met een stappenplan dat mensen blindelings moeten volgen. We zijn heel goed in innoveren, dus ik heb er alle vertrouwen in dat docenten dit op een goede manier aanpakken. Maar dan moeten we er eerst voor zorgen dat het ook echt van de grond komt en de juiste organisatorische ondersteuning bieden. Anders blijft het bij goede ideeën en maak je alsnog geen impact.’
Irene: ‘Die impact is juist zo belangrijk. Niet alleen op landelijk of internationaal niveau, maar ook voor Twente.’
Raymond: ‘Precies. De maatschappij begint al bij je buurman. Daarom werk ik zo graag samen met lokale bedrijven en instellingen, hoe groot of klein ze ook zijn. Kansen liggen nu eenmaal overal. Daarnaast vind ik dat we als universiteit de plicht hebben om juist voor de regio betekenisvol te blijven.’
Irene: ‘We hebben het nu gehad over je verleden en over hoe je de toekomst voor je ziet. Nog heel even over het heden, dan. Waar kijk je op dit moment naar uit?’
Raymond: ‘Op korte termijn kijk ik uit naar mijn dagelijkse wandeling in het bos en om verder te lezen in het boek “De angst voor vrijheid”. De schrijver, Erich Fromm, is een vooraanstaande denker over mens en maatschappij. Op langere termijn hoop ik dat ik nog veel studenten mag zien afstuderen. Het blijft leuk om successen te vieren en hen in het zonnetje te zetten.’