Ons verhaal#027 Massimo’s meerdere academische carrièrepaden

#027 Massimo’s meerdere academische carrièrepaden

Het verhaal van Kathi’s Europese droom is een verhaal over Massimo’s meerdere academische carrièrepaden

Wil je dat mensen samenwerken, weet beleidsadviseur Kathi Lemmens-Krug, dan is het cruciaal dat ze elkaar gelijkwaardig behandelen. Haar familiewortels in Oost-Duitsland en haar opleiding in Europese bestuurskunde deden Kathi dat inzien. Vandaag bevraagt ze universitair hoofddocent Massimo Sartori over de hiërarchie in de academische wereld. Hoe kijkt hij – als bekroonde wetenschapper – naar de manier waarop academische carrières zijn opgebouwd? ‘We vragen tegenwoordig te veel vaardigheden van één persoon.’

Klik voor de Engelse versie

Maandag 19 April 2021 

Veerkracht

Kathi: ‘Je werkt aan draagbare robotica, begreep ik. Hoe raakte je geïnteresseerd in dit onderzoeksonderwerp?’

Massimo: ‘Een vriend van me kreeg een ongeluk en kon niet meer lopen. Rond die tijd was ik op zoek naar een onderwerp voor mijn masterthesis. Ik raakte geïntrigeerd door een proefschrift in robotica over exoskeletten voor mensen met ruggenmergletsel. Later vond ik ook het ‘menselijke’ aspect – de biomechanica van het bewegen – steeds fascinerender. Om deze technologie te laten werken, heb je veel kennis nodig over het menselijk lichaam. In 2017 kwam ik naar UT. Onze afdeling Biomechanical Engineering is een van de beste van Europa is op het gebied van draagbare robotica.’

Kathi: ‘Zijn er genoeg momenten waarop je het praktische resultaat van je werk ook echt ziet?’

Massimo: ‘Nou, tijdens mijn promotie en het grootste deel van mijn postdoc-tijd kwam ik weinig in contact met patiënten. Ik moest eerst heel veel leren en begrijpen. Tegen het einde van mijn postdoc kon ik beginnen mijn roboticawerk op patiënten toe te passen. Ik zag bijvoorbeeld mensen die voor het eerst hun knie weer konden strekken met behulp van de roboticasystemen die mijn team en ik ontwikkelden. Dat was echt super om te zien.’

Kathi: ‘Uit eigen ervaring weet ik dat onderzoek veel waardevoller wordt als je er een persoonlijke band mee krijgt. Over waarde gesproken: wist je dat ze eraan werken om mensen in de academische wereld op een bredere manier te erkennen en te waarderen? Jouw werk draait minder om fundamentele wetenschap, heb je dan wel het idee dat het voldoende erkend wordt?’

Massimo: ‘Ik zie dat de prioriteiten de goede kant op gaan. Met het TechMed Centre wil de UT zich meer richten op gezondheidstechnologieën. Dus ja, ik heb wel het idee dat mijn bijdragen binnen de biorobotica worden erkend – het is een van de belangrijke pijlers van TechMed. Maar misschien is je vraag breder. In de academische wereld belonen we mensen vooral op basis van hoeveel onderzoeksgeld ze binnenbrengen.’

Kathi: ‘Dat, en het aantal artikelen dat je publiceert.’

Massimo: ‘Deels wel ja. Maar je kunt zo veel publiceren als je wilt; als je geen financiering krijgt, houdt het op. Aan de andere kant krijg je alleen subsidies als je publicaties hebt. Ik denk dat die cultuur van ‘publish or perish’ – oftewel: ‘publiceer of je ligt eruit’ – een probleem is. We proberen hetzelfde model op iedereen toe te passen, maar dat werkt niet.’

Kathi: ‘Ja, helemaal mee eens! Er is een soort ‘klassensysteem’ in de academische wereld. Je hebt de hoge klasse, met mensen die alle prestigieuze subsidies krijgen. En dan heb je de onderzoekers die veel publiceren, zij staan ook hoger in rang. Maar daarnaast zijn er docenten die lesgeven in eerstejaars bachelorvakken voor vijfhonderd studenten, jaar in jaar uit. Hun werk wordt een stuk minder hoog gewaardeerd.’

Massimo: ‘Klopt. Elke academicus heeft zijn of haar eigen kwaliteiten, maar tegenwoordig moet één persoon over veel te veel vaardigheden beschikken. Toen ik mijn tijdelijke contract als assistent-professor kreeg, stond daar een tabel in. Die gaf precies aan hoeveel artikelen ik moest publiceren, hoeveel subsidiegeld ik moest binnenbrengen, en dat ik een bepaald aantal promovendi moest laten slagen binnen een vooraf vastgesteld tijdsbestek. Ik had zoiets van: wat?! Dat is nogal veel gevraagd. Sommigen hebben een voorkeur voor onderzoek, terwijl anderen liever lesgeven. Ik begrijp dat het goedkoper is om één persoon aan te nemen en die alles te laten doen, maar als we goede kwaliteit willen in de wetenschappelijke wereld, moeten we het anders doen. Volgens mij is het afstemmen van professionele trajecten op elk individu essentieel in de “academische wereld van de toekomst”. En dat begint met de erkenning dat er een scala aan paden is die je in je carrière kunt nemen.’

Kathi: ‘Uit je profiel maak ik op dat jij zo iemand bent die prijzen en subsidies wint. Ik wil graag meer weten over dat proces. Is het volgens jou een individuele prestatie, of is het in werkelijkheid een groepsinspanning wanneer één persoon een subsidie krijgt?’

Massimo: ‘Dat is een goede vraag. Ik realiseer me nu dat ik daar nog nooit over heb nagedacht. In mijn eigen team is het schrijven van subsidieaanvragen vooral mijn taak, aangezien mijn teamleden nog vroeg in hun carrière staan. Maar afgaand op wat ik in het verleden heb gezien, is het eigenlijk een groepsinspanning. Als postdoc kon ik de afdeling helpen door subsidieaanvragen voor mijn leidinggevenden te schrijven. Ik wist dat mijn naam niet op de PI-lijst van het voorstel zou komen, maar dat vond ik wel oké. Omdat ik zo inzicht kon krijgen in hoe het subsidiesysteem werkt, en mijn eigen samenwerkingsnetwerk in Europa kon opbouwen. Daarnaast wist ik dat als een aanvraag succesvol was, dit mijn salaris voor het volgende jaar zou betalen.

‘Weet je, als postdoc leef je als het ware in het ongewisse. De meeste dingen die je doet, worden gedreven door onzekerheid; de angst dat je niet meetelt, dat je je baan verliest... Tijdens het laatste deel van mijn postdoc-tijd vroeg ik een persoonlijke subsidie aan, omdat die kleiner en makkelijker te schrijven zijn. Ik was helemaal tot aan het interview gekomen, en toen kreeg ik die subsidie niet. Dat was erg pijnlijk, en wéér iets dat ik moest leren: in de academische wereld draait het eigenlijk om falen, falen en nog eens falen. Want dat is de enige manier waarop je kunt leren en verbeteren.’

Kathi: ‘Je bedoelt: het overkomt iedereen?’

Massimo: ‘Precies! Zo gaat dat nou eenmaal. Je voert experimenten uit en faalt. Je schrijft een paper en wordt afgewezen. Maar dat betekent niet dat je werk voor niets is geweest. Misschien gebruik je dat werk later wel, voor nieuwe projecten. Het gaat erom dat je weerbaarheid opbouwt. En alleen door veerkrachtig te worden, zul je je weg vinden.’

KATHI LEMMENS-KRUG MSC (1988)

is beleidsadviseur onderzoek. Ze richt zich op wetenschappelijke integriteit. Daarnaast schrijft Kathi haar proefschrift over beleid op het gebied van onderwijskwaliteit aan Europese universiteiten bij de UT vakgroep CHEPS. Na haar bachelor Europese Studies aan de UT en master European Governance aan de University of Bristol, liep ze stage bij het DG Education and Culture van de Europese Commissie en werkte ze voor DAAD, het Duitse instituut voor universitaire uitwisseling.

Dr. Massimo Sartori (1982)

is universitair hoofddocent aan de afdeling Biomechanische werktuigbouwkunde van de faculteit Engineering Technology (ET), waar hij de leiding heeft over het Neuromechanical Modelling and Engineering Lab. Zijn onderzoek is gericht op het koppelen van roboticatechnologieën met het neuromusculaire systeem om menselijk bewegen te verbeteren. Sartori is geboren en getogen in Italië, en werkte in Duitsland, Australië en de VS.