Per Slycke - Xsens

Ter gelegenheid van het 40-jarig bestaan van de Van den Kroonenbergprijs voor succesvol jong ondernemerschap, spraken wij uitgebreid met oud-winnaars. In deze aflevering komt Per Slycke aan het woord, medeoprichter van Xsens, dat in 2006 de Van den Kroonenbergprijs won.

Interview: Erik Tissingh & Maurice Essers
Tekst: Lidewey van Noord

De beginjaren van Xsens

In 2000, na zijn studie natuurkunde aan de Universiteit Twente, was Per Slycke van plan te gaan promoveren aan Stanford University in Californië. Om de tijd tussen zijn afstuderen en zijn promotietraject te overbruggen, richtte hij samen met zijn studiegenoot Casper Peeters een bedrijf op: Xsens.

Het idee voor Xsens ontstond toen de twee besloten mee te doen aan een businessplannenwedstrijd van de TOP-regeling. Eigenlijk hadden ze hun idee te danken aan een goede vriend, Martijn Poort, een fanatiek hardloper. “Die zat altijd te zeuren: ‘Jullie zijn van die slimme natuurkundigen, waarom bestaat er wel een snelheidsmeter voor fietsen, en niet voor hardlopers?’ Ik ben zelf totaal geen hardloper, maar ik vond het wel een leuke uitdaging.”

Bij de businessplannenwedstrijd werden ze tweede. “Een indicatie dat je echt een goed idee hebt. We dachten: dat is wel leuk om te proberen voordat we aan het echte leven beginnen.”

Zodra Slycke zijn afstudeerscriptie had ingeleverd en ook Peeters was afgestudeerd, richtten ze een bv op. Vanuit een kamertje op de UT, ergens helemaal achteraan in de gang, werkten ze aan het opzetten van hun onderneming. “We zijn gaan nadenken over gps en over Doppler en over van alles en nog wat. Onze conclusie was dat een versnellingsopnemer op de voet het beste zou werken. Een soort stappenteller, maar net iets slimmer, want bij hardlopen verleng je je pas als je versnelt. De frequentie van je stappen is daarom niet per se een goede indicatie voor de snelheid. Dus dat hebben we toen uitgewerkt in samenwerking met UT-professor Peter Veltink, die onze begeleider werd. We ontwikkelden een sensorentechnologie om beweging in 3D te meten.”

Het duurde niet lang voor er mensen bijkwamen: de eerste werknemers. Wegens ruimtegebrek verhuisden ze naar het BTC-gebouw, aan de overkant van de campus. De relatie met de UT en Veltink is altijd hecht gebleven. “Veel van zijn PhD’s kwamen bij ons werken, we hebben samen veel leuke onderzoeksideeën verzonnen en we hebben wat patenten overgenomen van de universiteit.”

De snelheidsmeter voor hardlopers van Xsens had zoveel potentie dat een paar grote sportmerken al snel interesse toonden. Maar vlak na de oprichting kreeg het bedrijf ook al de eerste crisis te verwerken. Na de aanslagen van 11 september 2001 durfden die grote sportmerken het niet meer aan. “Al die partijen zeiden: het is wat te duur en risicovol, dat gaan we nu niet doen.”

Peeters en Slycke sloegen een andere weg in. Ze boden hun sensorentechnologie veel breder aan, ook aan bedrijven en universiteiten die zich richtten op research op het gebied van drones, robots, VR en AR, technologieën die toen nog in de kinderschoenen stonden. Het werkte. “Ze kochten de sensormodules van Xsens voor hun research en productontwikkeling.”

 Alice in Wonderland

Hoe leuk de snelheidsmeters voor hardlopers ook waren, commercieel had Xsens er niet het gehoopte succes mee. Ze zagen echter dat veel klanten hun sensoren kochten om lichaamsbewegingen mee te meten. Tot die tijd konden menselijke bewegingen alleen met een camera worden vastgelegd. Op zich werkt dat prima, maar het heeft een groot nadeel: de afhankelijkheid van zichtlijnen, waardoor je gebonden bent aan een lab of studio. “Als de persoon niet in zicht is van de camera’s, werkt het helemaal niet meer. Met bewegingssensoren heb je daar helemaal geen last van.”

Professor Veltink ontwikkelde de technologie in eerste instantie voor de medische wereld, bijvoorbeeld om bewegingsmetingen te maken van mensen met Parkinson of hersenletsel. Had iemand een verlamde arm, dan werd er bijvoorbeeld een sensor op die arm geplaatst en een op een onder- en bovenbeen, maar vervolgens stonden de klanten vaak voor een raadsel: hoe moesten ze de berekeningen dan uitvoeren, hoe zat het met de oriëntatie van de onderarm en bovenarm, met de ellebooghoek?

De interesse in de sensoren voor het meten van lichaamsbewegingen zorgde voor een brainwave die uiteindelijk bepalend zou zijn voor de ontwikkeling van het bedrijf: Xsens ontwikkelde het MVN-pak, een soort schaatspak vol sensoren, waarmee menselijke bewegingen konden worden gedigitaliseerd. Filmregisseur en -producent Tim Burton gebruikte de technologie voor de special effects van zijn reproductie van Alice in Wonderland. “Eigenlijk was het voor ons nog wat te vroeg. We moesten allerlei toeren uithalen om het te laten werken, maar het is wel gelukt. Dat was heel cool natuurlijk, dat we in de Hollywood-industrie terechtkwamen. Vanuit dat succes zijn een heleboel andere projecten ontstaan.”

Ook NASA toonde interesse, die wilden zien hoe mensen bewogen in de ruimtepakken. En de focus op de medische wereld bleef ook bestaan. “Maar Xsens was en is echt een technologiebedrijf. Alle verschillende toepassingsgebieden vormden wel een uitdaging, we wilden de technologie zo goed mogelijk maken voor al die verschillende doelen, zodat de klanten het voor hun eigen gebied konden aanpassen.”

De rol van de UT

Van Slyckes promotie aan Stanford kwam niets meer terecht, want Xsens werd al snel succesvol. Aan de beginfase van het bedrijf speelde de UT een cruciale rol. De TOP-regeling bracht veel steun en mogelijkheden en dat gold ook voor de begeleiding van Jann van Benthem, met wie de oprichters van Xsens een leuke band hadden. “Ik heb altijd met veel plezier met de UT samengewerkt. Zowel op technisch gebied als met de studenten en werknemers.”

Volgens Slycke is het stimuleren van ondernemerschap en het samenwerken met ondernemers en bedrijven ook echt iets wat de UT kenmerkt. Hij weet dat traditionelere academische instellingen soms een beetje vies gaan kijken als je onderzoeksproject ook een businessmodel is. “Alsof ondernemers het alleen om het geld doen. Daar kan ik echt de kriebels van krijgen. Vaak wordt ondernemerschap niet gedreven door geldzucht, maar door de wil om een probleem op te lossen. Wil je iets oplossen op grote schaal, dan moet je daar een gezonde business van bouwen. Anders blijft het bij een leuk proefschrift met de conclusie: kijk, ik heb iets opgelost, maar ja, niemand heeft er ooit iets mee gedaan.” Ideeën zijn heel goedkoop, aldus Slycke. “Ik heb duizend ideeën per dag. Maar de echte vraag is: wat ga je ermee doen?”

De cultuur in Twente, waarbinnen ondernemende studenten worden gestimuleerd, stelde Slycke en Peeters in staat hun ideeën ook echt uit te gaan voeren. “We werden daarin ook uitgedaagd, we kregen een podium.” Bovendien had de UT kennis van zaken en de doelstelling om ideeën ook daadwerkelijk in de praktijk te brengen. “Bij andere universiteiten is er soms onvoldoende realisme over wat nou de waarde is van intellectueel eigendom, bijvoorbeeld. Een patent op zich is niet zoveel waard als je er geen strategie achter hebt zitten, en niet investeert in een portfolio van je intellectuele eigendom. Een patent wordt pas wat waard als je actie onderneemt en het uitwerkt tot een prototype of product. Sommige mensen denken dat een idee hebben en dan een Nederlands patentje aanvragen al tot waarde leidt. ‘Er zit dertig jaar onderzoek in,’ zeggen ze dan. Kan zijn, maar zonder technologie, zonder toepassing van de technologie, heb je alleen een idee.”

De Van den Kroonenbergprijs

In 2006 won Xsens de Van den Kroonenbergprijs voor nieuw ondernemerschap. Het is inmiddels zo lang geleden dat Slycke zich er niet veel meer van herinnert. “We hebben toen een beeldje gekregen, dat weet ik nog wel. Maar waar dat is gebleven… Misschien staat het nog bij Xsens, of Casper heeft het ingepikt. Die houdt wel van kunst.”

Op het moment dat het bedrijf de prijs in ontvangst mocht nemen, had Xsens inmiddels wel bewezen levensvatbaar te zijn. Ze zaten midden in de groeifase, er stonden vacatures uit, maar ze waren nog niet echt doorgebroken. “Het was super mooi dat we de Van den Kroonenbergprijs kregen. Vooral binnen de community van de UT en in de regio stelt die prijs echt wel iets voor. Dus we waren blij met die erkenning, het was toch een eer om even op het podium te worden gezet voor ons werk. Het was ook gewoon een leuke feestelijke gelegenheid, een moment om te delen met onze vrouwen en familieleden.”

Wat het extra mooi maakte voor Slycke was dat een goede vriend van hem, Ronny van ’t Oever, oprichter van Micronit, de prijs het jaar ervoor had gewonnen. “Hij heeft een jaartje kunnen opscheppen en toen mochten wij. Het was een vruchtbare tijd voor TN’ers die ondernemer werden.”

Per Slycke komt naar eigen zeggen “totaal niet” uit een ondernemersfamilie. Zijn ondernemerslust komt vooral voort uit het plezier dat hij haalt uit het vinden van oplossingen die markt en techniek samenbrengen. “Ik zie technische oplossingen als de weg voorwaarts, je kunt als mensheid geen grote stappen maken zonder techniek. Natuurlijk kan je ook als onderzoeker je bijdrage daaraan leveren, maar ik doe het liever als ondernemer. Misschien ben ik gewoon te dwars om te doen wat een ander zegt.”

Slycke en Peeters hadden allebei zo hun unieke eigenschappen die bijdroegen aan het succes van het bedrijf. “Casper is veel beter in interne organisatie van een bedrijf, van sales tot HR. Hij is een bouwer, net als ik, maar meer gericht op de organisatorische kant, op de processen en de grote lijnen. Ik legde me toe op het vinden van de oplossing voor de klantproblematiek. Meer de propositie. We konden goed sparren en vulden elkaar goed aan, en hadden vertrouwen in elkaar. We waren ook al vrienden voordat we begonnen, dus we konden goed door één deur.”

Peeters en Slycke zijn nog altijd goede vrienden. “Hij woont hier iets verderop nu. Dus we zien elkaar nog regelmatig.”

Hele grote bedrijven

In 2010 lanceerde Apple de iPhone 4, de eerste telefoon waar bewegingssensoren (gyroscopen) inzaten. “En ook het type algoritmes dat ook wij ontwikkeld hadden, sensorfusie-algoritmes, om data vanuit die verschillende sensoren te combineren tot een heel nauwkeurige schatting van de stand van de telefoon, in dit geval in de ruimte. Dat kon je dan gebruiken voor allerlei toepassingen, spelletjes bijvoorbeeld, maar ook VR en AR.”

Andere telefoonproducenten schrokken wakker en beseften: die technologie moeten wij ook hebben. Xsens had zich toegespitst op twee producten: industrial applications (alles wat zelf beweegt, drones, robots onder zee, bootjes et cetera) en menselijke bewegingen (voor de medische wereld en de entertainmentindustrie). Maar nu kreeg het bedrijf opeens allemaal klanten aan de lijn die niet de sensoren wilden kopen, maar geïnteresseerd waren in de sensorfusie-technologie.

In die periode trad serial entrepreneur Job Elders toe tot Xsens. Hij zat al in de Raad van Commissarissen maar kreeg nu een functie binnen het bedrijf als Strategic Business Developer. Hij was verantwoordelijk voor de uitbreiding naar de consumentenelektronicamarkt. “Als er echt hele grote bedrijven geïnteresseerd zijn in je technologie, dan willen ze vaak exclusieve toegang tot die technologie. Dan heb je dus over een overname. Daarom hebben we Job erbij gehaald.”

Xsens zette vanaf dat moment in op een derde ‘business unit’: de sensorfusie-technologie die bewegingssensoren geschikt maakte voor mobiele telefoons en andere consumentenelektronica-toepassingen. Uiteindelijk werd die intellectueel eigendom en ook de reden van de overname. Onder meer Google maakte er gebruik van, voor de Pixel-telefoons en VR-headsets. Het was het moment waarop, na veertien jaar, alle puzzelstukjes op de juiste plek vielen.     Volgens Slycke heb je dat deels in eigen hand, dwing je het op een gegeven moment af. Maar deels gebeurt het ook gewoon. “We hebben als bedrijf ook een bijna-doodervaring gehad natuurlijk, met die snelheidsmeters voor hardlopers. Maar we zijn ons blijven vernieuwen en aanpassen. Soms duren productontwikkelingen te lang, of mislukken ze, je hebt klanten die van alles willen, strategiediscussies, het gaat echt niet altijd van een leien dakje. Maar we zaten wel bovenop nieuwe ontwikkelingen in de markt en dat maakte het ook heel leuk.”

Een ondernemer moet volgens Slycke eigenwijs zijn en echt geloven in waar hij mee bezig is. “Anders geef je veel te snel op. Aan de andere kant moet je ook altijd eerlijk durven zijn: als je ziet dat iets niet werkt, moet je stoppen, en niet eindeloos blijven proberen.”

Overname door Fairchild

In 2014 verkochten Slycke en Peeters Xsens aan het legendarische Amerikaanse bedrijf Fairchild Semiconductor in Palo Alto, Californië. Peeters stapte na de overname uit het bedrijf, Slycke verhuisde met zijn gezin naar de Verenigde Staten om Xsens te blijven leiden vanuit het managementteam van Fairchild. Het plan was om de technologie van Xsens op een chip te zetten en Slycke geloofde daar vol overtuiging in. Werken voor een grote corporate vond hij heel leerzaam, maar de belangrijkste les was toch dat het absoluut niets voor hem is. “Vooral die politieke spelletjes niet, en er werd heel hard aan stoelpoten gezaagd, ook aan de mijne. Ik vond het helemaal niet leuk. En tegelijkertijd was het óók gaaf, hoe serieus alles werd genomen, de enorme geldbedragen. En ik wist natuurlijk altijd: als ik het echt niet meer naar mijn zin heb, kan ik hier gewoon weg.” 

In 2016 werd Fairchild overgenomen, door ON Semiconductor, en toen stapte ook Slycke uit het bedrijf. “We hadden net een supermooi project met Google gedaan voor VR-brillen, maar ON Semiconductor besloot onze businessunit uiteindelijk te verkopen. De focus van het bedrijf dreef weg van innovatie van bewegingssensoren, dus toen zag ik voor mezelf geen toekomst meer in het bedrijf en ben ik eruit gestapt.”

Met Ignazio Aleo, een collega binnen Xsens, startte Slycke een nieuw bedrijf: Moveshelf. Dat ontwikkelt een informatiesysteem voor bewegingsanalyses voor ziekenhuizen. Slycke doet dat vanuit Nederland. “We hebben ruim drie jaar in Californië gewoond en we hebben overwogen om daar te blijven. Het is er natuurlijk hartstikke mooi en als ondernemer heb je daar veel mogelijkheden. Maar voor onze kinderen zijn we toch weer teruggekomen. We zien ze liever in Europa opgroeien.” Slycke is medeoprichter van Moveshelf, maar heeft inmiddels met name een adviesrol. “We timmeren nu aardig aan de weg en zoeken altijd de beste software engineers.”

Schoonmaakrobots

In 2020 richtte Slycke Loop Robots op, in Delft. Het bedrijf focust op de markt van schoonmaakbedrijven in ziekenhuizen en aseptische cleanrooms in de farma-industrie en ontwikkelt schoonmaakrobots, die bijvoorbeeld ruimtes desinfecteren. De schok van de pandemie maakte veel innovatie mogelijk. Slycke is fulltime directeur bij de startup. “Het opbouwen van zo’n bedrijf met een klein team is een mooie tijd, dat is echt hartstikke leuk. Hoe langer je bestaat, hoe groter je wordt, hoe onvermijdelijker het is dat de sleur er op een gegeven moment toch een beetje in komt.”

Hij kwam er terecht omdat een groep techneuten een robot had ontwikkeld en op zoek was naar een investeerder. Er was alleen een probleem: ze waren zo gefocust op de technologie, dat de robot wel van alles kon, maar geen echte toepassing had. Niemand had hem nodig. “Ik zei tegen die jongens: dit is echt helemaal niets, hier ga ik absoluut niet in investeren. Maar ja, toen konden ze dus niet verder.”

Slycke ging met ze om tafel en stelde voor het anders aan te pakken, met een gereduceerde club en veel meer focus op een specifieke toepassing die waarde zou toevoegen. “Dat is dus SAM van Loop geworden, een robot die schoonmaakt. Het voordeel was dat er al een bestaande robottechnologie was die ook CE-gekeurd kon worden, dus we hadden al relatief snel een robot rondrijden in ziekenhuizen, die ook betaald aan het werk ging. Een mooie bodem voor verdere ontwikkelingen.”

Naast zijn werk voor Loop Robots richt Slycke zich ook op angel investments. En samen met Casper Peeters en Job Elders richtte Slycke het Kipaji Fund op voor de Universiteit Twente. “Als je op een gegeven moment meer ervaring hebt, en je hebt je schaapjes op het droge, dan is het heel leuk om anderen op weg te helpen. Zeker als het gaat om jong talent uit andere landen, dat minder kansen krijgt dan studenten in Nederland.” Het Kipaji Fund wordt beheerd door het Universiteitsfonds, en staat open voor donaties. Slycke vindt het een mooi initiatief omdat het Fund op kleine, individuele schaal directe impact heeft op zowel het individu als op het land van oorsprong van de ontvanger.