Stappen naar een succesvolle enquête
Hieronder staat een stappen plan voor het opstellen van een enquête. In het eerste gedeelte worden de stappen toegelicht. Het tweede gedeelte is een samenvatting waarmee je aan de slag kunt.
1. Bepaal het doel van het onderzoek
Voordat je aan het maken van een enquête begint moet je bedenken wat je te weten wil komen
en waarom. De resultaten van een enquête kunnen je helpen bij het maken van belangrijke
beslissingen, bijvoorbeeld over het wel of niet doorvoeren van veranderingen.
2. Wie wilt u bereiken?
Als je gegevens wilt verzamelen via een enquête dan zul je goed moeten bedenken voor wie
de enquête bedoeld is. Daarbij moet je nooit het doel van je enquête uit het oog verliezen. Je
moet precies definiëren wat je doelgroep is: welke personen behoren wel, en welke personen
behoren niet tot de doelgroep.
3. Hoe gaat u de doelgroep bereiken?
Welke benaderingsmethode gaat je gebruiken om de doelgroep te bereiken? De
benaderingsmethode hangt af van je doelgroep. Je kunt bijvoorbeeld kiezen voor een
benadering via internet, via de post, via de telefoon of via direct contact.
Wanneer de leeftijd van je doelgroep 70+ is dan is een webenquête misschien niet de
verstandigste benaderingsmethode.
4. Opstellen van de enquête
Mensen gebruiken vaak verschillende woorden voor dezelfde zaken. Je doel is om vragen op
te stellen die door de respondenten maar op één manier geïnterpreteerd kunnen worden. Een
goede vraag is kort en direct.
Het is erg belangrijk dat een enquête niet te lang wordt. Tevens moet deze in duidelijk
Nederlands taalgebruik opgesteld worden zodat de bedoeling van de vragen duidelijk is en
deze makkelijk te beantwoorden zijn. Het opzetten van een goede enquête vergt vaak vele
testversies.
Probeer bij het opstellen van je enquête rekening te houden met de onderstaande punten:
1. Ken uw doelgroep
Veel enquêtes zijn zo opgesteld dat lengte, inhoud of woordgebruik niet aansluiten bij het
publiek dat de enquête invult. Een vuistregel voor alle communicatie is: publiek + doel =
ontwerp. Bepaal dus eerst zo goed mogelijk het publiek en het doel van je enquête. De
vragen stelt je op door rekening te houden met zowel het publiek als het doel van de enquête.
2. Schrijf een korte enquête
Houdt rekening met de tijd van je respondenten. Iedereen heeft het druk of denkt het druk te
hebben. Korte enquêtes behoeven weinig tijd voor invullen en dat maakt de drempel tot
invullen minder hoog. Je enquête zou zo kort mogelijk moeten zijn maar verlies daarbij het
doel van de enquête niet uit het oog. Maak onderscheid in de mate van belangrijkheid van de
vragen en verwijder vragen die niets aan het doel van de enquête toevoegen. Stel alleen
vragen die je alleen bij de respondent te weten kan komen.
3. Let op uw taalgebruik
De mensen die je enquête gaan invullen hebben wellicht verschillende achtergronden, dus
gebruik eenvoudige taal. Maar houdt wel rekening met de intelligentie van je respondenten,
behandel hen niet als een klein kind of een dom persoon. Zorg voor duidelijke vragen. Te veel
woorden in een zin of een te ingewikkelde zin kan voor verwarring zorgen bij de respondent.
Vermijd dubbele ontkenningen, twee ontkennende woorden in één zin (zoals niet of geen)
kunnen ook voor verwarring bij de respondent zorgen. Ook een negatieve vraagstelling kan
veel onduidelijkheid opleveren, houdt ook daar dus rekening mee.
4. Zorg voor een éénduidige interpretatie
De vragen dienen zo gesteld te worden dat men ze maar op één wijze kan interpreteren. Ga
er vanuit dat niet iedereen hetzelfde begrip van feiten en/of dezelfde basiskennis heeft.
Vermijd dus ook technisch taalgebruik zoals jargon en het gebruik van afkortingen, tenzij
vaststaat dat het algemeen bekend is bij de doelgroep.
5. Begin met de belangrijkste vragen
Begin de enquête niet met vragen over demografische gegevens. Het doel van een enquête is
essentiële informatie te verkrijgen en dus kan er beter begonnen worden met de belangrijke
vragen. Onderzoek naar enquêtes heeft namelijk uitgewezen dat respondenten een lange
enquête vaker afmaken en eerlijker antwoorden wanneer in het begin de meest belangrijke
vragen worden gesteld. Wanneer in het begin veel niet relevante vragen worden gesteld is de
respondent sneller afgeleid en stopt vaker met het invullen van de enquête.
Je kunt dus beter de vragen over demografische gegevens en/of andere minder interessante
zaken aan het einde stellen. En mocht het niet anders kunnen, zorg er dan voor dat je alleen
de noodzakelijke informatie vraagt.
6. Begin met interessante vragen
Begin de enquête met vragen die de respondent interessant vindt zodat de aandacht van de
respondent getrokken wordt. Bewaar vragen die moeilijk lijken of gevoelig liggen voor later.
Vragen die gesteld worden in de 3e persoon zijn minder direct en kunnen daardoor minder
bedreigend overkomen dan vragen in de 2e persoon enkelvoud. Niet alle vragen kunnen
echter in de 3e persoon gesteld worden omdat dan zowel de betekenis als het doel van de
vraag kan veranderen.
7. Gebruik geen suggestieve vragen
Een suggestieve vraag is een vraag die op zo’n manier is geformuleerd dat als het ware wordt
aangenomen dat een bepaald antwoord wel van toepassing zal zijn. Op die manier leg je de
respondenten antwoorden in de mond, ze zullen zelf minder over de antwoorden nadenken en
antwoorden geven die misschien helemaal niet op hen van toepassing zijn.
Ook kan de vraagstelling de suggestie wekken dat het geven van een bepaald antwoord goed
of juist raar is. De kans is groot dat een respondent daardoor beïnvloed wordt en niet een
eerlijk antwoord geeft.
8. Vermijd ingewikkelde retrospectieve vragen
Men kan zich de gebeurtenissen van afgelopen maand beter herinneren dan die van twee jaar
geleden. Het geheugen van mensen wordt dan onbetrouwbaarder en de uitkomst van de
enquête dus ook.
Ook moet je rekening houden met je doelgroep. Naarmate mensen ouder worden nemen de
cognitieve vaardigheden af waardoor de beantwoording van retrospectieve vragen
onbetrouwbaar wordt.
9. Gebruik gesloten vragen in plaats van open vragen
Open vragen zijn vragen die niet voorzien zijn van een aantal antwoord alternatieven. De
respondent moet zelf een antwoord formuleren. Zo’n vraag kan gebruikt worden wanneer het
aantal potentiële alternatieven te groot is om als keuzemogelijkheden te geven in een
antwoord. Bij gebruik van teveel open vragen wordt meestal de concentratie van de
respondenten minder en daarmee ook de kwaliteit van de antwoorden.
De meeste enquêtes bestaan echter uit vragen met een vast aantal antwoordmogelijkheden
waaruit de respondenten een antwoord kunnen kiezen. Door het gebruik van dit soort vragen
weet de respondent duidelijk het doel van een vraag en kan er een antwoord gekozen worden
wat het best op hen van toepassing is. Bovendien zal een respondent de vragenlijst eerder
invullen omdat het minder tijd kost dan wanneer er eerst zelf nog een antwoord bedacht moet
worden.
10. Antwoordmogelijkheden
Bij gesloten vragen dienen de antwoordalternatieven heel precies geformuleerd te worden; de
antwoordenmogelijkheden mogen elkaar niet overlappen; ze moeten bij elkaar aansluiten
zodat er voor de respondent maar één alternatief aan de orde is.
Bij het gebruik van een waarderingsschaal is het belangrijk dat er evenveel mogelijkheden
links als rechts van het midden staan. Tevens moeten de extremen even ver van neutraal af
staan.
Ook moet je er rekening mee houden dat je niet te veel antwoordmogelijkheden geeft. Het
wordt voor de respondent moeilijker alle antwoorden in overweging te nemen. Het overzicht is
weg, het kost de respondent meer tijd, die zal makkelijker zomaar een antwoord geven
waardoor de betrouwbaarheid van de enquête aanzienlijk vermindert.
11. Zet uw vragen in een logische volgorde
Bij de stappen 5 en 6 wordt reeds vermeld met welke vragen je het best kunt beginnen. Begin
met een aantrekkelijke vraag die het enthousiasme van de respondent oproept. Wanneer je
je vragenlijst begint met een te moeilijke of te specifieke vraag dan kan dat het invulgedrag
van je respondent negatief beïnvloeden.
Zorg er verder voor dat je de deelonderwerpen in je vragenlijst bij elkaar houdt. Dan blijft het
een overzichtelijk geheel.
12. Een naam geven aan uw enquête
Om te zorgen dat de respondenten uw enquête invullen moet de respondent zich al door de
titel aangesproken voelen. Sommige mensen weigeren een e-mail vanwege het onderwerp of
de zender. Je zou dan een titel kunnen overwegen die de aandacht trekt. Die titel mag alleen
nooit misleidende informatie bevatten. Bovendien is het van belang dat de titel wel het doel
aangeeft van de enquête. Hieronder volgt een aantal voorbeelden die zouden kunnen werken:
- Uw mening over het bedrijf
- Evaluatie over de cursus
- Geef uw mening en win een reis naar Parijs
- Maak kans op een computer door u mening te geven
13. Inleidende opmerking
Wanneer een respondent de enquête heeft geopend is het wellicht nodig een stimulans in te
bouwen om de enquête geheel in te vullen. Een inleidende opmerking biedt de mogelijkheid
voor deze stimulans. Een goede inleidende opmerking is kort en bevat:
1. Naam van de onderzoeksinstelling (plus eventuele opdrachtgever)
2. Het doel van het onderzoek
3. Het belang van het onderzoek
4. Wat gedaan wordt met de resultaten
5. Informatie over vertrouwelijkheid/ anonimiteit
6. Een contactpersoon voor vragen over de enquête
7. Uiterste datum voor het beantwoorden van de enquête
5. Test de enquête
Het is beter om een probleem in de enquête op te lossen voordat de respondenten de
enquête in handen krijgen. Je kunt de enquête daarom als test eerst aan een klein aantal
mensen sturen voordat je de enquête aan je doelgroep stuurt. Je kunt de enquête aan de
hand van de testresultaten evalueren en ook kun je vragen of er problemen waren bij het
beantwoorden van de enquête. Ga na wat de enquête voor hen betekende en of dat
overeenkomt met het doel van de enquête. Zo vermijdt je onduidelijkheden bij de
respondenten en zal de uitkomst uiteindelijk betrouwbaarder zijn.
6. Het versturen van de uitnodigingen
Wanneer je de enquête heeft laten testen en zonodig verbeterd kun je de enquête laten
invullen. De benaderingsmethodes (stap 3) zijn reeds besproken en daar kun je nu gebruik
van maken. De respondent kan een enquête het best op donderdag of vrijdag ontvangen
zodat er in het weekend de tijd voor genomen kan worden om de enquête in te vullen. Je kunt
beter niet in vakanties of vlak voor feestdagen met een enquête aankomen want dan is de
kans groter dat je weinig respons krijgt.
7. Resultaten
Het is van belang dat je een datum aangeeft wanneer je de ingevulde enquêtes weer terug wilt
zien. Je zou je respondenten op de hoogte kunnen stellen van de resultaten mochten zij daar
prijs op stellen.
Samenvatting puntsgewijs opstellen van een enquête
Stap 1: Bepaal het doel van het onderzoek;
Stap 2: Stel je doelgroep vast;
Stap 3: Kies de methode om je doelgroep te benaderen;
Stap 4: Stel de enquête op;
Let bij het opstellen van de enquête op de volgende punten:
•Combineer vragen zo dat je op de juiste manier uw publiek én het doel bereikt;
•Maak de enquête niet te lang, zodat je de aandacht van de respondent niet verliest;
•Gebruik eenvoudige, duidelijke taal;
•Zorg voor een éénduidige interpretatie van de vragen;
•Begin met de belangrijkste vragen;
•Plaats demografische vragen aan de respondent aan het einde van de vragenlijst;
•Bewaar andere gevoelige of moeilijke vragen voor het einde van de vragenlijst;
•Stel je vragen in de 3e persoonsvorm;
•Vermijd suggestieve vragen en voorkom hiermee sturing;
•Vermijd ingewikkelde retrospectieve vragen;
•Gebruik zo veel mogelijk gesloten vragen;
•Vermijd overlapping tussen de antwoordcategorieën;
•Zet uw vragen in een logische volgorde;
•Gebruik een pakkende titel voor je enquête.
Tenslotte moet de respondent in een goede enquête worden ingeleid op wat er gaat komen. Zo kun je de aandacht van je respondent trekken en deze betrokken laten worden met het onderwerp alvorens de vragen worden gesteld.
Een goed inleiding bezit:
•De naam van de onderzoeksinstelling;
•Het doel van het onderzoek;
•Het belang van het onderzoek en de antwoorden van de respondent;
•Informatie over wat er wordt gedaan met de resultaten;
•Informatie over vertrouwelijkheid/anonimiteit van de respondent;
•Een contactpersoon voor vragen over de enquête;
•Uiterste datum voor het beantwoorden van de enquête;
•Verwachte invultijd van de enquête (houdt er hierbij rekening mee dat respondenten over het algemeen maximaal 20 minuten willen uittrekken voor het invullen van een enquête);
•Let er tenslotte op dat je de inleiding kort en bondig houdt om de aandacht van de respondent vast te houden.
Stap 5: Test de enquête
Hiervoor kun je een 'pilot' houden onder een klein aantal mensen uit de beoogde doelgroep. Met behulp van de pilot kunnen onvoorziene problemen bij het invullen van de enquête boven water komen. De enquête wordt hiervoor namelijk vooraf door een aantal 'test-respondenten' ingevuld.
Belangrijk hiervoor is dat je tijdens de pilot aanwezig bent bij de respondent, wanneer deze de enquête invult. Laat de respondent hardop denken en help niet mee bij het invullen van de vragenlijst. Ga ten slotte na of het doel van de vragenlijst ook daadwerkelijk zo is overgekomen op de respondent. Op basis van de aantekeningen die je maakt tijdens het invullen van de enquête door de pilot-respondenten, pas je vervolgens eventueel de vragenlijst aan tot een definitief geheel.
Stap 6: Verstuur de uitnodigingen
Dit kan bijvoorbeeld op de volgende manieren:
•Nodig je respondenten uit per post (door een papieren vragenlijst op te sturen);
•Laat je respondenten ter plekke een papieren enquête invullen (bijv. cursusevaluaties);
•Stuur je respondenten per brief een inlogcode (voor het invullen van een webenquête);
•Stuur je respondenten per e-mail een persoonlijke link (voor het invullen van een webenquête);
•Stuur je respondenten per e-mail een algemene link naar de webpagina waar je webenquête klaar staat om in te vullen;
•Laat je respondenten ter plekke een webenquête invullen (bijv. beursevaluaties).
Stap 7: Stel voor jezelf een deadline op voor de laatst in te vullen enquêtes.
Controlelijst enquête:
Hieronder volgt een checklist waarmee je je gemaakte enquête kunt controleren.
- * Enquête van toepassing op doelgroep
- Korte enquête: * geen overbodige vragen
- Taalgebruik: * niet te moeilijk
* geen dubbele ontkenningen
* geen negatieve vraagstelling
* éénduidige interpretatie
- Vragen: * belangrijke en interessante vragen aan het begin
* geen suggestieve vragen
* geen ingewikkelde retrospectieve vragen
* niet meer open vragen dan noodzakelijk
* logische volgorde vragen
- Antwoorden: * evenwicht
* geen overlappingen
* duidelijk en precies geformuleerd
- Titel: * geeft duidelijk doel aan
* aansprekend
* niet misleidend
- Inl. opmerking: * kort en bondig
* naam onderzoeksinstelling
* doel onderzoek
* wat gebeurt er met de resultaten
* vertrouwelijkheid/anonimiteit
* contactpersoon
* uiterste beantwoord datum