Warmte in kaart – Waarom is het op stoeptegels warmer dan in het park?
Waarom voelt een stad op een zomerdag zoveel warmer aan dan het platteland? Dit fenomeen heet het hitte-eiland-effect en beïnvloedt gezondheid, energieverbruik en leefbaarheid. In dit experiment onderzoeken we hoe groot die verschillen zijn en hoe we ze betrouwbaar kunnen meten.
Dit experiment valt bij UT FieldLab onder het thema Stedelijkse infrastructuur. Bekijk hier alle experimenten die horen bij dit thema.
Naarmate klimaatverandering extreme hitte versterkt, vergroten stedelijke hitte-eilanden (UHI’s) de risico’s—vooral voor kwetsbare bevolkingsgroepen in wijken met weinig groen en slechte huisvesting. Het begrijpen van UHI-patronen is daarom niet alleen een wetenschappelijke uitdaging, maar ook een urgente kwestie voor stedelijk beleid, aangezien overmatige hitte direct invloed heeft op leefbaarheid, veerkracht en duurzaamheid.
Het betrouwbaar meten van temperatuurverschillen en het kwantificeren van de intensiteit van UHI’s wordt bemoeilijkt door schaalverschillen en temperatuurvariaties binnen steden, die nauw samenhangen met de gebouwde omgeving. Die gebouwde omgeving vormt dan ook de kern van UHI-vorming. Materialen zoals asfalt en donkere daken absorberen warmte en geven die langzaam af, terwijl ondoorlatende oppervlakken natuurlijke verkoeling tegenwerken. Dichte stedelijke structuren—nauwe straten, hoge gebouwen, beperkt zicht op de lucht—houden warmte vast en beperken luchtstroming. Menselijke bronnen zoals verkeer en airconditioning verergeren dit effect. Daartegenover kunnen lichtere, reflecterende oppervlakken, doorlatende bestrating, vegetatie en waterpartijen verkoeling en schaduw bieden.
Al deze factoren grijpen op elkaar in, wat leidt tot terughoudendheid in beleidsvorming rond het verminderen en aanpassen aan overmatige hitte. Dit benadrukt het belang van een hogere resolutie in zowel ruimte als tijd bij het monitoren van temperatuurverschillen in de diverse stedelijke omgeving.
Wat onderzoeken we?
We willen weten hoe temperatuurverschillen ontstaan tussen verharde, bebouwde en groene zones in de stad. Hoeveel warmer is asfalt dan gras? En hoe betrouwbaar zijn bepaalde sensoren in vergelijking met professionele weerstations? Deze kennis helpt steden om gerichte maatregelen te nemen tegen hittestress, zoals meer groen of slimme materiaalkeuzes.
Hoe werkt het?
We hangen kleine sensoren op in verschillende stedelijke microklimaten: op stoeptegels, tussen gebouwen en in parken. Deze sensoren meten continu de luchttemperatuur vlak boven de grond. Hun data vergelijken we met die van hoogwaardige meteorologische stations om te zien hoe nauwkeurig ze zijn. Door de metingen te koppelen aan informatie over landgebruik en bebouwing, krijgen we inzicht in hoe sterk oppervlakken de temperatuur beïnvloeden. De resultaten helpen ons ook om te bepalen of goedkopere sensoren geschikt zijn voor grootschalige monitoring in steden.
Waarom is dit belangrijk?
Hittestress is een groeiend probleem in steden, met gevolgen voor gezondheid, energieverbruik en biodiversiteit. Door microklimaatverschillen beter te begrijpen, kunnen gemeenten en ontwerpers maatregelen nemen die steden koeler en leefbaarder maken – van meer bomen tot innovatieve bestratingsmaterialen.