Maandag 29 november 2021
Meerwaarde voor het hele land
Joanneke: ‘Hoi Jordy, wat fijn dat ik je mag interviewen. Je komt uit De Krim, las ik, een klein dorp in Overijssel. Zelf woon ik ook in een dorp, inclusief lidmaatschap van lokale verenigingen en deelname aan dorpsfeesten – wil je als non-native een beetje ingeburgerd raken, dan hoort dat er immers bij. Nu vroeg ik mij af: kon jij als dorpeling een beetje aarden in Enschede?’
Jordy: ‘Wat een leuke binnenkomer. Ik ben geboren en getogen in De Krim inderdaad. Ik woon al een tijdje in een dorp verderop, maar kom er nog een paar keer per week. Bij mijn ouders, familie, vrienden en bij de voetbalclub. Ik speel in het eerste elftal van DKB, de Krimse Boys.
Enschede is een leuke stad en ik heb er een fijne studententijd gehad, maar in het dorp ben ik het beste op mijn plek. Ik houd van de rust en de ruimte, van het gefluit van vogels als ik wakker word, van het ons-kent-ons-sfeertje en de dorpsfeesten. Gelukkig ervaar ik iets daarvan ook op de campus: alles op één locatie bij elkaar in plaats van verspreid over de stad, de weilanden met koeien om de hoek, de gemoedelijke sfeer. Je kunt met iedereen een gesprek aanknopen, niemand blaast hoog van de toren. Ontmoetingen met collega-UT’ers die ik nog niet ken, zijn altijd leuk, nooit spannend. Niet voor niets ben ik na mijn studie en promotie blijven plakken.’
Joanneke: ‘People first, inclusiviteit en ‘we maken de samenleving sterker’ zijn belangrijke thema’s in de UT-visie. Wat merken de mensen in De Krim hiervan, denk je? Wat is onze meerwaarde voor hen?’
Jordy: ‘Hm, interessante en relevante vraag. Kijk ik naar mijn eigen vakgebied, dan zie ik dat de innovaties die wij doen in beeldvormingstechnieken als eerste beschikbaar zijn voor de medische centra en ziekenhuizen in de grote steden. Pas als ze daar ingeburgerd zijn, stromen ze af naar de kleinere plaatsen en streekziekenhuizen. Dat is nu eenmaal hoe het gaat – een kwestie van expertise, capaciteit en financiering – maar ondertussen maken toch al veel mensen in dorpen als De Krim gebruik van medische technologie die aan de UT ontwikkeld of doorontwikkeld is. Denk aan sensoren en wearables om bijvoorbeeld iemands hartritme of bloedsuikerspiegel te meten en monitoren. Onze meerwaarde heeft dus een flink bereik, in het hele land.’
Joanneke: ‘Vat ik het goed samen als ik zeg dat jouw collega’s de nieuwe oplossingen bouwen en dat jij de mogelijkheden ervan onderzoekt om vervolgens een brug te slaan naar de klinische domeinen die daarvan kunnen profiteren?’
Jordy: ‘Klopt helemaal.’
Joanneke: ‘Geef eens een concreet voorbeeld van een innovatie uit jullie koker.’
Jordy: ‘Dan denk ik meteen aan de staande MRI-scanner. De innovatie daarvan zit ‘m erin dat we een groot deel van onze tijd rechtop doorbrengen, terwijl MRI-scans tot voor kort alleen in liggende positie gemaakt werden. Je kunt je voorstellen dat je op een ‘staande scan’ van patiënten met rug- of knieklachten veel beter kunt zien wat de fysieke belasting is van de rug of knie. Voor de gynaecologie is verticaal scannen interessant voor het in beeld brengen van bijvoorbeeld bekkenbodemverzakkingen. En ook voor de beeldvorming van bloedvaten, mijn eigen expertise, is het een waardevolle nieuwe optie. Bloedvaten kunnen uitzetten of juist kleiner worden als je mensen rechtop zet, en het bloed neemt een andere route door de aderen dan wanneer mensen liggen. Zo willen we aan verticale scans onder meer aflezen of stents die door de chirurg zijn ingebracht om vaatvernauwing tegen te gaan, aan het verzakken zijn.’
Joanneke: ‘Heel interessant! En jaloersmakend ook wel. Op de huisartsgeneeskunde na is de psychiatrie namelijk het grootste medische specialisme. En ik zou dolgraag meer gebruik willen maken van technologische innovaties in de behandeling van psychiatrische aandoeningen. Toch heb ik nog nooit met een TG’er (technische geneeskunde, red.) samengewerkt. Hoe kan dat nou toch?’
Jordy: ‘Ik denk dat het beeld bestaat dat bij jouw vakgebied weinig technologie komt kijken. Of misschien zien mensen iets te snel taferelen voor zich als in ‘One flew over the cuckoo’s nest’. In die film staat elektroshocktherapie er niet bepaald florissant op. Maar als je het mij vraagt, is er van alles mogelijk. Waar zit jij zelf aan te denken?’
Joanneke: ‘Behalve aan de UT werk ik bij Tactus, een instelling voor verslavingszorg. De drang van
mensen naar middelengebruik is in feite een pathologische verstoring van het beloningssysteem – geen kwestie van ‘zwak vlees’, maar een medische aandoening dus. Die lust kunnen we beïnvloeden met medicatie, maar bijvoorbeeld ook met deep brain stimulation, door elektrische signalen af te geven in de hersenen. Maar ik denk dat ik een kleine aardverschuiving veroorzaak als ik ineens allerlei computers en toebehoren ons centrum in loods. We zijn er niet op toegerust. Het ontbreekt ons aan zicht op wat er allemaal mogelijk is en aan een netwerk van mensen zoals jij om ons op gang te helpen en te begeleiden. Komt dat nog goed, denk je?’
Jordy: ‘Ja. En dit klinkt misschien wat flauw, maar je moet gewoon ergens beginnen. Contacten leggen, een netwerk opbouwen. Zo zijn wij zelf ook ooit begonnen. Met als resultaat dat we nu van heel wat klinieken mooie opdrachten, interessante vragen en stageplekken voor onze studenten krijgen. Dit interview kan voor ons een goede start zijn. Laten wij er een keer voor gaan zitten om samen na te denken over mogelijke technologische toepassingen voor de diagnose en behandeling van jouw patiënten.’
Joanneke: ‘Super! Ik wil zo graag een paar flinke stappen zetten op dit vlak.’
Jordy: ‘Leuk dat dit interview ons hierbij op weg geholpen heeft. Dit onderstreept voor mij eens te meer hoe belangrijk het is om met anderen in contact te komen, ervaringen en ideeën uit te wisselen. Niet alleen met collega’s trouwens. Ook met mensen in de straat, in het dorp, in de kleedkamer bij het voetbal. In gesprek met anderen word je steeds gedwongen om met andere ogen te kijken naar wat je doet en je te blijven afvragen: Waar ben ik mee bezig? Lever ik een zinvolle bijdrage?
Joanneke: ‘Absoluut! Een mooie afsluiter als je het mij vraagt.’
Jordy: ‘Dankjewel, Joanneke. Enne, tot binnenkort!’