UTAlumni NetwerkNieuwsUT-methode kan rol patiënt bij beoordeling medicijnen versterken

UT-methode kan rol patiënt bij beoordeling medicijnen versterken

UT-promovendus Henk Broekhuizen ontwikkelde een methode waarmee je bestaande informatie over de meningen van patiënten structureel kunt combineren met beschikbaar klinisch onderzoek om de waarde van interventies voor patiënten te schatten.

Broekhuizen promoveert op 15 juni aan de Universiteit Twente.

Alle nieuwe medicijnen die op de markt komen worden uitgebreid getest op bijwerkingen en klinische effectiviteit, waarna de European Medicines Agency deze resultaten weegt bij de uiteindelijke markt toelating. Hetzelfde gebeurd daarna bij het nemen van beslissingen over de vergoeding van deze medicijnen, waarbij de doelmatigheid centraal staat.

De vaak complexe beoordeling vindt doorgaans plaats door een commissie van experts. Sinds enkele jaren wordt daarbij de nadruk gelegd op het betrekken van patiënten bij de beoordeling, omdat patiënten zelf veel beter de ernst van de aandoening en de effecten van bijwerkingen kunnen beoordelen. Voor de beoordeling neemt de commissie daarom het oordeel van patiënten mee door afgevaardigden van een patiëntengroep te raadplegen, bijvoorbeeld iemand van een patiëntenorganisatie. UT-promovendus Henk Broekhuizen ontwikkelde nu een systeem waarmee je de meningen van grote groepen patiënten structureel kunt meenemen in een besluit over het medicijn. Broekhuizen: “De mening van één vertegenwoordiger van een patiëntengroep is vrij subjectief en niet zo representatief. Wij wilden een objectieve manier ontwikkelen om de mening van grote groepen patiënten mee te nemen in het oordeel over een medicijn.”

Methode
Broekhuizen ontwikkelde een systeem waarmee je aan grote groepen patiënten vragen kunt stellen als: ‘Wat vindt u van bijwerking A en B? Wat zijn de voordelen van dit medicijn en hoe verhoudt zich dit tot de nadelen?’ De uitkomsten op die vragen worden gecombineerd met resultaten van klinische studies. Al die gegevens worden geanalyseerd en leiden tot een totaalscore voor een medicijn. Die score kan de commissie meewegen in het oordeel over de vergoeding van een medicijn. Broekhuizen: “Stel je moet kiezen tussen twee medicijnen en ze werken even goed. Maar medicijn A heeft als bijwerking ‘jeuk’ en medicijn B heeft als bijwerking ‘vermoeidheid’. We vragen dan de mening van grote aantallen patiënten om te onderzoeken welke bijwerking het meest storend is. De resultaten rekenen we helemaal door en combineren we met andere factoren zoals hoeveel procent van de patiënten de bijwerking krijgt en de mate van werking van het medicijn. We houden ook heel expliciet rekening met uitzonderingen: zijn er subgroepen van patiënten waarvoor medicijn B juist beter is dan A?”

De methode van Broekhuizen volgt op diverse andere initiatieven waarbij meer kwantitatieve methoden worden gebruikt door beoordelingscommissies.  Ondanks dat de methode werkt, is het nog niet eenvoudig om die te implementeren in de werkwijze van de commissie. Broekhuizen: “Het zou goed zijn als daar vervolgonderzoek naar plaatsvindt samen met de beoordelingscommissies. Besluitvorming rondom medicijnen zou zo transparant mogelijk moeten zijn. Onze methode kan daaraan bijdragen. Het is zo belangrijk dat patiënten op de juiste manier betrokken worden bij deze beslissingen. Want de taak van zo’n commissie is heel gecompliceerd en moeilijk en heeft grote gevolgen voor veel mensen.”

Broekhuizen voerde zijn onderzoek uit bij de vakgroep Health Technology and Services Research (HTSR) van de Universiteit Twente.

K. Hovestad (Kim)
Persvoorlichter (aanwezig ma, di-ochtend, do)