Stefan Kuks is sinds 2007 dijkgraaf – of zoals het daar heet watergraaf – van waterschap Vechtstromen. Daarnaast is hij hoogleraar aan de UT en voorzitter van het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie. Marcel Boogers is eveneens hoogleraar aan de UT en daarnaast werkt hij voor BMC. Beiden zijn gepokt en gemazeld in het publieke domein. Welke ontwikkelingen signaleren zij in het openbaar bestuur en wat vereisen die ontwikkelingen van publieke managers? Een dialoog.
‘De coronacrisis staat symbool voor meerdere crises waar we mee te maken hebben’, opent Stefan Kuks het gesprek. ‘Ook de stikstofcrisis is er zo een. Sinds het najaar van 2019 levert de begrenzing van de stikstofruimte beperkingen op voor allerlei sectoren, zoals de bouwsector die voor een grote woningbouwopgave staat. Of neem de klimaatcrisis: de invloeden van klimaatverandering dringen door. De hetere zomers zorgen hier in Twente nu al voor problemen voor de drinkwatervoorziening. Een structurele aanpak van deze crises blijkt echter lastig.’ Volgens Stefan Kuks wijzen de crises op de grenzen van maatschappelijke maakbaarheid. ‘Langzaam dringt het besef door dat we dingen anders moeten doen. Maar zijn we als samenleving bereid om de noodzakelijke stappen te nemen?
Het werk in de publieke sector raakt in toenemende mate gepolitiseerd. Dat merk ik in mijn functie als watergraaf bij waterschap Vechtstromen. Als waterschap zijn we van oudsher vooral een expertorganisatie. We vertrouwen op die expertise en zijn gewend dat stakeholders die expertise accepteren. Maar onze organisatie heeft meer te maken met externe druk vanuit belangengroepen: RIVM en PBL merken dat ook.’
Gedragen transitie
Naast belangengroepen eisen ook inwoners toenemend hun rol op in maatschappelijke discussies signaleert Marcel Boogers. ‘Het is minder vanzelfsprekend dat inwoners de beslissingen en expertise van overheden accepteren. Dat is wennen voor overheden, maar ze kunnen er niet omheen. Overheden moeten meer samen met inwoners beleid ontwikkelen, met oog voor de rol van volksvertegenwoordigers, want die moeten ook een plek hebben in dit hele verhaal. Dat klinkt allemaal zwaar en gewichtig. Maar het betekent niets anders dan dat ambtenaren de antwoorden op maatschappelijke vraagstukken niet alleen verzinnen: de samenleving moet die antwoorden dragen. Als je inwoners niet meeneemt, dan leidt dat tot problemen. Dat zie je in de energietransitie. Voor veel mensen kwam de mededeling dat ze van het gas af moeten als een volslagen verrassing. Daar waren ze niet in gekend en dan zie je dat mensen in verzet komen.’
Meerdere schalen en botsende verhoudingen
Gedurende het gesprek komen Stefan Kuks en Marcel Boogers tot een viertal bestuurlijke vraagstukken. Het eerste vraagstuk staat hierboven: de politisering van bestuurlijke vraagstukken, waarbij groepen (mensen) de aandacht opeisen, groepen die het oordeel van experts niet zonder meer accepteren. Het tweede vraagstuk is schaal. Boogers: ‘Bestuurlijke en maatschappelijke vraagstukken trekken zich niets aan van schaal. Vraagstukken zoals de energietransitie vormen uitdagingen voor alle verschillende schalen in de bestuurlijke keten. Hoe verdeel je taken en verantwoordelijkheden en zorg je voor democratische verantwoording? Hoe slaagt de energietransitie én hoe krijgen kiezers en verkozenen daar zeggenschap over? Bestuurskundigen en publieke managers moeten zich daarmee bezighouden.’
Kuks: ‘Het huis van Thorbecke heeft een duidelijke schaalverdeling maar veel vraagstukken zijn inderdaad “multischalig”. Veel overheidstaken zijn de afgelopen jaren gedecentraliseerd. Maar decentralisatie creëert problemen, onder meer bij gemeenten. De kosten stijgen en de inkomsten uit het gemeentefonds groeien onvoldoende mee. Dat geeft spanning.’ De verhouding loopt ook door elkaar, constateert Boogers. ‘De Tweede Kamer denkt vaak dat ze de gemeente aan een touwtje heeft. Maar dat is natuurlijk niet zo. Het is nodig dat Rijk en gemeenten opnieuw nadenken over werkbare verhoudingen waardoor ze meer als één overheid aan maatschappelijke vraagstukken werken.’
Verhouding publiek-privaat
Dan het derde vraagstuk: de verhouding tussen publiek en privaat. Hier zien we volgens beide heren een pendulebeweging. Marcel Boogers: ‘In de jaren tachtig en negentig werd gezegd: de overheid is het probleem, de oplossing komt van de markt. Nu is de markt het probleem, en klinkt de roep om een sterke overheid. Op allerlei verschillende vlakken komt dit terug. Corona, natuur en milieu, klimaat en de woningmarkt. Alle crises die daar bestaan zijn niet (alleen) op te lossen door de markt. De overheid moet de markt weer meer in goede banen te leiden, dat vraagt om een overheid die regie neemt.’ Stefan Kuks vult aan: ‘Tegelijk is er het besef dat de overheid het niet alleen kan. In Nederland zien we op veel gebieden gedeelde verantwoordelijkheid tussen publiek en privaat. Maar welke positie neemt de overheid dan precies in? Neem bijvoorbeeld ruimtelijke adaptatie aan klimaatverandering, bedoeld om de schade door extreme regenval, hitte en droogte te beperken. We kunnen niet om de private sector heen, de ruimte om ons heen is voor 30% in publieke en voor 70% in private handen. Het vermogen om ruimtelijke oplossingen in te zetten ligt voor een belangrijk deel daar.’
Deelbelang en algemeen belang
Daarmee komen we bij het vierde en laatste vraagstuk: het spanningsveld tussen deelbelang en algemeen publiek belang. Stefan Kuks: ‘We zien versplintering en organisatie op deelbelangen. Nieuwe belangengroepen ontstaan, en er zijn politieke partijen die deelbelangen nastreven aan beide kanten van het spectrum. Die partijen binnen en buiten de politiek zijn vaak niet op zoek naar consensus. Dat leidt tot polarisatie.’ Marcel Boogers pleit voor dialoog: ‘Als je mensen als redelijke gesprekspartner benadert, gedragen ze zich meestal ook zo. Maar je kunt niet iedereen altijd tevreden houden. Uiteindelijk moet je een knoop doorhakken en die taak ligt bij het openbaar bestuur. Je kunt niet iedereen te vriend houden, maar je kunt mensen wel deelgenoot maken van jouw keuzes. Dat vraagt extra inspanning van publieke managers. Het vraagt ook om een andere manier van communicatie. Bij veel overheidscommunicatie gaat het tegenwoordig om verkopen, maar uitleggen en uitnodigen is veel belangrijker.’
Voelsprieten in de samenleving
Welke eisen stellen deze vraagstukken aan publieke managers? Stefan Kuks: ‘Ze vereisen het besef dat je in de publieke sector niet in een isolement leeft. Het debat wordt in toenemende mate buiten de bestuurs- en raadzaal gevoerd. Voor publieke managers en hun organisaties betekent dit, dat ze hun voelsprieten in de maatschappij uit moeten hebben staan, op allerlei manieren. Als waterschap hebben we daar bijvoorbeeld gebiedsbeheerders voor. Die vormen de schakel tussen bestuur, organisatie, inwoners en belanghebbenden.
Maar elke publieke organisatie moet die voelsprieten hebben op een niveau dichtbij mensen. In het sociaal domein zijn er de buurtteams en de politie heeft de wijkagent. Wat ik wel kwijt wil: ik geloof in de kracht en het aanpassingsvermogen van de publieke sector. 25 jaar geleden waaide er een wind waarbij werd gedacht dat de markt alles oplost. Die gedachte speelde toen ook op het gebied van waterdienstverlening. Rond de eeuwwisseling kwam er een kentering en werd het punt gemaakt dat publieke taken in het publiek bestel thuishoren en dat publieke belangen goed moeten worden geborgd. In veel andere Europese landen is de waterdienstverlening bijvoorbeeld wel in het private bestel ondergebracht vanuit de veronderstelling dat de markt publieke diensten goedkoper kan leveren. In Nederland gebeurt dit binnen het publieke stelsel echter veel doelmatiger.’
Opgavegericht werken met oog voor de omgeving
Boogers is het eens met de opmerking dat publieke managers hun voelsprieten moeten aanspreken. ‘Je kunt van achter een bureau een ruimtelijk plan voor een gebied maken, maar ga ernaartoe; loop er doorheen, praat met bewoners. Als je dat doet weet je pas echt wat er aan de hand is in zo’n gebied. Je kunt beleid niet (meer) eenzijdig van de tekentafel naar de straat brengen. Dat moet in samenspraak.
De transities in het sociaal domein en straks de Omgevingswet vragen om een andere manier van werken, van taakgericht naar opgavegericht. Daarbij hoort het vermogen om te kunnen makelen en schakelen. Daar worden stappen in gezet, maar het kan allemaal nog veel beter. Het vereist ook een overheidsmanager met een ander profiel. Die is niet altijd eenvoudig te vinden. De eisenpallet gaat namelijk omhoog, naast het vermogen om opgavegericht te werken is politieke en maatschappelijke sensitiviteit nodig. Er zijn weinig ambtenaren die alles in huis hebben. Vakkennis alleen is echt niet meer genoeg. Steeds meer bevinden publieke managers zich in de frontlinie bij maatschappelijke issues. Dat maakt hun werk diverser en uitdagender, maar ook leuker.’
Brochure aanvragen?
Bent u nieuwsgierig geworden wat voor toegevoegde waarde deeltijd onderwijs voor u heeft? Bekijk het aanbod van ons deeltijd onderwijs en download de brochure van één van onze masters of masterclasses. Vul onderstaand aanvraagformulier in en ontvang de brochure digitaal.