UR 11-301 concept verslag overlegvergadering 5 oktober 2011

Overleg Vergadering


Concept verslag overlegvergadering UR-CvB 5 oktober 2011

Verslag door

L. Tijink

Kenmerk

UR 11-301

Datum

28 oktober 2011

Aanwezig UR




CvB


Afwezig m.k.

F. Lagendijk, J. Schut, D. Meijer, H. Wormeester, J. de Goeijen, G. Brinkman,

J. van Benthem , F. v.d. Berg, L. ter Heegde, P. van Waarden, M. van Geloven,

O. Escobosa Bosman, E. Meijer, A. Eftekhar, S. Kooreman, E. Gropstra


A. Flierman, K. van Ast, H. Brinksma, E. van Keulen


D.J. Cornelissen, B. Harink

Griffie

J. Ribberink



1.Opening

Lagendijk opent de vergadering en heet de aanwezigen van harte welkom. De nieuwe studentleden worden nader voorgesteld.


2. Mededelingen

CvB

De inschrijvingscijfers per 1 oktober duiden erop dat zich ruim 9400 studenten bij de UT hebben ingeschreven. Als de promovendi meegeteld worden dan komen we uit boven het magische getal van 10.000 studenten. Het CvB ziet een trend van een stijgende lijn zoals ook nagestreefd wordt.


In de zomerperiode is het officiële bericht gekomen van staatssecretaris Zijlstra dat de 3TU voor een periode van 3 jaar 11 miljoen per jaar krijgt voor verbetering van het onderwijs. Voor de UT betekent dit ca. 3 mln. per jaar. In 2014 en 2015 kan de 3TU na evaluatie van de voorgaande 3 jaar nog 11 mln. per jaar tegemoet zien. De bestemming daarvoor is nog niet vastgesteld.


Flierman meldt dat de macrodoelmatigheidstoets voor het University College positief is afgesloten. Er is inmiddels ook een aanvraag bij NVAO ingediend.


Het CvB is op zoek naar een kandidaat voor de opvolging van Decaan Hubert Coonen. Flierman hoopt dat er binnenkort een positief bericht zal volgen.


Begin van de zomerperiode heeft het college geconstateerd dat er te grote verschillen zijn in de zienswijze van de ombuigingstaakstelling met de decaan Paul van Loon. In overleg is besloten dat van Loon zijn functie neerlegt. De functie van decaan wordt tijdelijk waargenomen door plaatsvervangend decaan Ramses Wessel, directeur bedrijfsvoering Ton Wennink en Kees Aarts, de wetenschappelijk directeur van instituut IGS.


Wormeester vraagt of het aantal langstudeerders aan het dalen is. Brinksma antwoordt dat de juiste getallen nu niet gegeven kunnen worden. Er is een trend naar beneden waar te nemen. Brinksma hoopt de volgende keer een concrete mededeling te doen.


UR

De woordvoerders in de overlegvergadering worden verzocht om hun bijdrage voor de nieuwsbrief vóór 10 oktober naar de griffie te sturen.


Op 12 oktober staat de introductiedag voor de nieuwe raadsleden gepland. Het programma volgt nog.


Lagendijk is onlangs benaderd door Kees Ruijter voor een bespreking over het University College.

Hij wil in een extra bijeenkomst van de URaad de plannen van University College komen toelichten. Deze aparte bijeenkomst wordt georganiseerd door de voorzitter van commissie OOS. Nadere info volgt via de mail.

Brinksma meldt dat de voorgenomen ingangsdatum voor het UC met een jaar opgeschoven is. Het werven van (internationale) studenten neemt meer tijd in beslag dan voorzien.


Voor UR-lid, Eftekhar is er apparatuur gehuurd zodat hij met behulp van een tolk de vergadering in het Engels kan volgen. Lagendijk stelt dat het om een experiment gaat gedurende een overgangsperiode. Op termijn zal men wellicht overgaan tot het vergaderen in het Engels.

Brinksma meldt dat de Strategische Agenda Hoger Onderwijs in de zomer is vastgesteld door staatssecretaris Zijlstra. Men wil daarin harde prestatie afspraken maken. De bezuinigingen die over ons heen komen kunnen voor een deel terugverdiend worden. Het Ministerie wil zo snel mogelijk indicatoren vaststellen waarmee wij vooruit kunnen en zo ook sturen op procesafspraken. De vraag is hoe kun je het effectief meten, maar het gaat om meer dan alleen rendementen. Brinksma geeft aan dat deze discussie in meerdere organisaties zich als een olievlek aan het verspreiden is.


3.Verslag van de overlegvergadering van 22 juni 2011 UR 11-221

Tekstueel: geen opmerkingen.

N.a.v.:

Pag.1, regel 14. Van den Berg vraagt het college naar de rapportage organisatorische aanpak van het toetsbeleid. Brinksma antwoordt dat de resultaten in de novembercyclus gerapporteerd worden.

Pag. 3, regel 44. Ter Heegde vraagt wat er inmiddels gedaan is aan de toepassing van de dyslexieregeling. Brinksma kan daar nu geen nadere mededeling over doen en zegt toe dat hij erop terugkomt.

Pag. 8, regel 21. Meijer wil de behandeling van de Strategienota RoUTe’14+ in de junicyclus aan de orde stellen. Destijds heeft de raad een besluit genomen waarvan er geen aangepast tekstvoorstel op tafel lag.

Veranderingen in de leerstoelenplannen behoren voorgelegd te worden aan de faculteitsraad. Meijer beseft dat het geen wenselijke situatie is, maar hij wil achteraf gezien zijn instemming hieraan onthouden. Hij heeft bovendien moeite met de wijze waarop het één en ander aan de faculteitsraad wordt aangeboden. Het lijkt er meer op dat de faculteitsraden gehoord worden. Het effect is dat er totaal niet gesproken wordt over de veranderende strategie terwijl dit essentieel is. Lagendijk ondersteunt deze kritische noot, maar is het niet eens met de weergave van de procesgang en betreurt de reden waarom zijn instemming ingetrokken wordt. Meijer blijft bij zijn standpunt dat de teksten niet overeenkomen. De voorzitter sluit de discussie af en stelt het verslag vast.



4.Uitvoeringsregeling Octrooien UR 11-260

informatie

Schut resumeert het conceptbesluit, UR 11-246. De uitvoeringsregeling is uitgebreid in de commissievergadering FPB besproken. De belangrijkste punten zijn o.a. de rol van het Business Development Team, of er voldoende wetenschappelijke kennis aanwezig is, de financiering en de afspraken over de opbrengstverdeling.

Van Ast legt uit dat de bestaande octrooiregeling iets aangepast is. Een premie van € 1500 bij de aanmelding is niet zo effectief; het CvB wil liever het budget voor octrooiaanvragen iets verruimen. In de commissievergadering is een aantal zaken in detail besproken. Voor wat betreft de rol van BDT vindt Van Ast dat je elkaar kan overtuigen, maar dat je uiteindelijk een conclusie moet trekken. Hij benadrukt nogmaals dat dit geen 3TU regeling is.

Van Ast kan niet akkoord gaan met de 3e toezegging. Als een en ander niet opgepakt wordt door BDT dan mag je het zelf doen, maar alle kennis is in feite van de UT. De beslissing valt na advies van BDT over de verkoopvoorwaarden. Dat is de toezegging die in de voorwaarden wordt opgenomen aldus Van Ast. Schut vindt dat de centrale rol heel duidelijk moet zijn (art. 7). Van Ast zal bekijken of de centrale rol scherper omschreven kan worden. Dit punt wordt tevens opgenomen bij de overwegingen in het besluit. Lagendijk resumeert dat de raad dit besluit neemt onder de aanname dat Van Ast en Schut een passende formulering zullen vinden aangaande het ingebrachte door Schut


5a. Financiële aspecten RoUTe’14+ UR 11-250

Informatie

De voorzitter geeft aan dat de Financiële aspecten van RoUTe’14+ en het reorganisatieplan sterk met elkaar verweven zijn.

Financiële onderbouwing

Wormeester geeft aan dat er nog niet afgesproken is hoeveel we met elkaar willen gaan bezuinigen en daar zit een belangrijk aspect. Hij formuleert de volgende vragen. Wat is de reductievraag per faculteit en is de promotiepremie wel de juiste inzet? In welke mate worden faculteiten daarin getroffen? Ten aanzien van investeringsgelden is de vraag waar willen we opnieuw in investeren? Decanen willen verder inzetten op goede vakgroepen. In welk licht moet de extra korting gezien worden en hoe is men tot de generieke korting gekomen? De raad vindt dat de financiële onderbouwing niet duidelijk is over de ontwikkelkosten van het onderwijs. Het CvB geeft aan dat ervaringen uit het verleden niet zonder meer gebruikt kunnen worden om te schetsen wat de toekomst gaat worden.

Wormeester merkt op dat de discussie over de vraag wat de invulling van de postdocs gaat worden een non-discussie is. Dit roept alleen onnodige vragen op.

Een ander probleem is het terugvallen na RoUTe’14+. In 2015 vallen de kosten terug richting de faculteiten. Hoe gaat men hiermee om?

Flierman constateert dat de raad zich nooit gecommitteerd heeft aan een bezuiniging/ombuiging van M€ 15 in totaal. Onontkoombaar is z.i. een getal in de orde grootte van M€ 12 tot M€ 12½ . Het college wil dit proces ingaan in de hoop dat er geld overblijft om goed te herinvesteren in een aantal belangrijke zaken. In de Nota Sturing Onderzoek is al gekozen voor een verdere profilering van het onderzoek door versterking van sterke en reductie van zwakke groepen (de zgn 10% operatie). Daarmee was ook al een bedrag van 7 mln. Gemoeid, net als nu als onderdeel van de M€ 15 wordt genoemd. de orde van grootte staat nu niet ter discussie. Als je nog verder gerichte keuzes gaat maken dan moet je gaan snijden in bepaalde groepen die essentieel zijn voor het geven van onderwijs, dit is onverantwoord.

Een ombuiging van M€ 7 voor onderzoek is z.i. een vast gegeven. We kunnen overigens pas met herinvesteren beginnen als we weten wanneer we de middelen daarvoor daadwerkelijk gaan krijgen. Investering in zwaartepunten zoals in Biomedische Technologie en technische geneeskunde, een belangrijke bron van samenwerking tuseen UT en het bedrijfsleven. We zullen dus in de uitbouw van MIRA blijven investeren, maar daarnaast bij voorbeeld ook in de onderzoekskwaliteit van de masters. In de volgende overlegvergadering zal het CvB hier concreter op ingaan.


Flierman is van mening dat de besluitvorming over het reorganisatieplan afgerond moet worden.


Wormeester merkt op dat de financiële onderbouwing die nu gegeven wordt niet aangeleverd is in de beleidsstukken. Flierman vraagt de raad wat men nog precies wil weten als het om onderbouwing gaat. Meijer vraagt zich af of de UT zich deze investeringen kan veroorloven en of het niet ten koste gaat van de reserves. Lagendijk vindt het hele businessplan over de gehele linie te mager. Een onderdeel van het businessplan is een verlaging van de EC prijzen, een verhoging van de huisvestingkosten en de korting op de promotiepremies. Flierman reageert dat de ontwikkeling van de huisvestingslasten en de noodzaak die in de begroting te verwerken nu goed onderbouwd is en niet meer ter discussie staat. Hetzelfde geldt voor de NWO/onderzoek korting. s. Flierman geeft aan dat de korting op de langstudeerders ook niet langer een discussiepunt is en concludeert dat de onderbouwing van M€ 12,5 een feit is. Meijer vindt dat de extra 3TU inkomsten en de Veerman middelen ook ingezet kunnen worden voor onderwijsvernieuwing. De vraag is of de juiste maat daarin genomen wordt. Flierman benadrukt nogmaals dat de M€ 12,5 aan bezuinigingen die van buiten zijn opgelegd goed beargumenteerd zijn. De korting op promotiepremies hebben we hard nodig om de taakstelling v.w.b. onderzoek te halen.. De 3TU middelen krijgen we, maar daar moeten we bepaalde zaken voor doen zoals het verbeteren van het onderwijs. Flierman merkt op dat alles wat boven M€ 12,5 nog omgebogen wordt voor discussie openstaat,. Van Ast wijst de raad op een misverstand dat dreigt te ontstaan als het gaat om het vrijmaken van middelen voor EC’s. In 2012 is er ongeveer een gelijk bedrag beschikbaar voor onderwijs, terwijl het aantal EC’s gestegen is. Wormeester vindt de eenduidigheid in wat we willen van belang. Wat doe je waar tegen? Het college kiest voor investeringen in onderzoek om sterktes uit te bouwen, kansen te benutten en goede masters in stand te houden. Daarnaast worden de leerstoelen ook in stand gehouden door goed naar de personele bezetting te kijken. Je zult moet investeren om ervoor te zorgen dat er voldoende capaciteit aanwezig is. Brinksma geeft aan dat het schadelijk is om precies zoveel te bezuinigen als je nodig denkt te hebbe omdat je zonder enige extra ruimte kansen misloopt


Men zal v.w.b. onderwijs volgens Brinksma toch met andere ogen naar de transitiekosten in het onderwijs moet kijken (bijv. bij minors).

Het college wil meer gemeenschappelijkheid/samenwerking tussen de opleidingen creëren. Momenteel is er een team bezig met het inrichten hiervan. De investeringsbedragen komen uit op 5 ton per bestaande bachelor en met een nieuwe major kan men met de helft van het bedrag uit. Daarbij heeft de UT te maken met een enorme prijserosie. Wormeester acht een principe-inschatting pas mogelijk als de contouren zichtbaar zijn. Als je straks naar de business case van het University College kijkt, dan krijg je hier een betere grip op aldus Brinksma. Een deel van dit beleid moeten we ook taakstellend ingaan. Als onderdeel van de Nota Bachelor onderwijs zal eveneens een business case bijgevoegd worden.

Van Ast reageert op het punt van de onderbouwing. Voor een tiental personen zullen na de reorganisatieperiode t/m 2014 nog kosten zijn mits die personen er dan nog zijn, want daar heb je geen invloed op. Overigens is dat deel al verwerkt in de meerjarenbegroting van de desbetreffende faculteit. Overigens gaat het om één faculteit. Wat niet getackeld wordt in dit programma, zal nog verwerkt worden in de meerjarenbegroting.


Van den Berg geeft een korte toelichting op de organisatorische wijzigingen voor het onderzoek en de indeling van de vakgroepen. Hij haalt hierbij een brief aan van het CvB (15-2-2011) over de criteria. We zien nu bij alle faculteiten de reorganisatieplannen en de leerstoelen die opgeheven worden. Het valt op dat veel leerstoelen van hoogleraren die met emeritaat gaan opgeheven worden.

Van den Berg vraagt of deze groep niet goed onderzoek uitvoert. De faculteitsraden zijn inmiddels in gesprek met de decanen. Als de faculteitsraad vraagt naar de argumenten voor de keuzes, dan is de reactie van de decaan ‘het is een formeel stuk en dus geef ik het niet’. Alle faculteitsraden hebben ontkend dat ze enige informatie hebben ontvangen met goede argumentatie. De raad verzoekt het college om een overzicht van de toepassing van de criteria aan te leveren vóór volgende week woensdag. Flierman stelt dat het gevraagde materiaal beschikbaar is. Het CvB heeft steeds gezegd dat in formele zin geen ontslag aangezegd mag worden zolang de besluitvorming over het reorganisatieplan niet is afgerond. Bij de meeste betrokkene is het nodige trouwens al bekend. Flierman heeft niet de indruk dat er hele andere informatie ter tafel komt dan hetgeen al bekend is. Op maandag 10 oktober zal een aantal zaken in het CvB overleg besproken worden. In die zin komt er woensdag nog een stuk met uitkomsten van dat overleg. V.w.b. de gang van zaken in het obverleg tussen decanen en FR’n wil Flierman het één en ander eerst laten uitzoeken, omdat hij niet op de hoogte is hoe de discussies met de decanen zijn verlopen. Er wordt overigens uit privacyoverwegingen niet op persoonsniveau gesproken. Het college heeft in alle discussies over de criteria aangegeven dat men niet alleen kijkt naar de onderzoeksprestaties, maar ook naar de betekenis voor het masteronderwijs en de mate waarin het past binnen het UT profiel. Er is sprake geweest van het samenstellen van de criteria in samenspraak met de decanen, de Wetenschappelijk Directeuren en andere betrokkenen. Het ter beschikking stellen van allerlei informatie kan tot een chaos leiden, aldus Brinksma. In de documentatie is getracht om het juiste aggregatieniveau bij de voorstellen aan te brengen. Het college wijst de raad erop dat een groot deel van de discussie (bijv. over de groepen die n iet verder in discussie zijn) geen onderdeel uitmaakt van het debat. De leeftijd van bepaalde betrokkenen is voor het CvB geen leidend principe geweest. De leerstoelen waar weinig vernieuwing is eindigen met een hoogleraar die op een gegeven moment afvloeit, de productiviteit neemt vaak ook af. Met het Tenue Track-beleid kun je de productiviteit beter in de gaten houden. Als je kijkt naar waar er vernieuwd moet worden dan zijn dat de leerstoelen die al heel lang bestaan. Om de keuzes goed te toetsen is het van belang dat de informatie en de onderbouwingen waarop de keuzes zijn gebaseerd bekend zijn. Brinkman eist dat het stuk waar de keuzes op gebaseerd zijn op tafel komt. Flierman stelt dat het college al geprobeerd heeft om de onderbouwing van scenario’s goed weer te geven in het plan en vraagt waar de raad het meeste behoefte aan heeft, kwalitatieve- of kwantitatieve informatie. Meijer refereert aan de situatie van zijn eigen leerstoel. Geen enkele collega is geïnformeerd over de verandering die hem/haar treft, terwijl men altijd open staat voor discussie. Hij stelt vast dat er te weinig transparantie is in informatie en in de wijze waarop deze keuzes tot stand zijn gekomen. Het college zegt toe dat het samen met de decanen zal zoeken naar een modus. Volgende week zullen er in het UMT regieafspraken gemaakt worden. Het college gaat ervan uit dat dit leidt tot een extra vergadering. Van den Berg wil dat de decanen aangeven wat nu de verschillen zijn ten opzichte van de vorige situatie.

Meijer wil de eisen van het format van het reorganisatieplan aan de orde stellen. Het is belangrijk om te weten hoe men tot het opheffen van een functie komt. Naar nu blijkt worden bepaalde functies opgeheven op basis van kwalitatieve criteria van leerstoelen. De onderbouwingen worden niet gezien als glashelder, terwijl dit punt goed beschreven moet zijn in het reorganisatieplan omdat het aanvechtbaar is. Als je dit reorganisatieplan bekijkt dan voldoet het onvoldoende aan bepaalde punten. Zoals de gevolgen voor de tijdelijke medewerkers, deze zijn niet helder beschreven. Een ander punt is de vacaturestop die deels opgeheven is. Wat gaat er nu gebeuren bij faculteiten waar dit opgeheven is en wat gebeurt er bij faculteiten waar deze vacaturestop nog geldt ? De reorganisatie wordt centraal uitgevoerd, maar je ziet dat de verantwoordelijkheid decentraal ligt, aldus Meijer. Er zitten allerlei aspecten aan het reorganisatieplan die niet voldoen aan de eisen hiervoor. E. Meijer heeft zich ook verdiept in de materie en concludeerde dat het reorganisatieplan niet aan de basisvoorwaarden voldoet.

Hij geeft een korte toelichting op de punten die ontbreken, zoals een stappenplan, tijdsplanning en een evaluatieplan. Flierman benadrukt dat dit de eerste ronde is, maar het is goed dat de wensen van de UR zo concreet mogelijk op papier komt. Meijer zal zijn voorstel met de ontbrekende punten van het reorganisatieplan naar het college sturen. Lagendijk mist de koppeling tussen de genoemde aanleidingen en doelstellingen en de koppeling tussen de doelstellingen en de uitgangpunten in het plan.

Het college reageert dat er duidelijk gesproken is over de ombuigingen en de taakstellingen, maar als het wat duidelijker moet dan kan dat. Hier staat het wel uitgewerkt maar niet op functieniveau. Welk aggregatieniveau bespreek je publiekelijk? Uiteindelijk kan er niet meer op detailniveau besproken worden aldus Brinksma.

Bij het Instituut IBR komt geld vrij in verband met het vervallen van een aantal functies. Van Ast benadrukt dat de cijfers die gehanteerd zijn een inschatting geven van wat er zou kunnen gebeuren, maar we zijn afhankelijk van de daadwerkelijke keuzes van de medewerkers. In die zin is het ‘‘een worst-case benadering”.


5b. Reorganisatieplan UR 11-249

Van Waarden geeft een korte inleiding op de koppeling onderwijs en onderzoek.

Volgens het college staan er nu geen bacheloropleidingen ter discussie. De decaan van GW heeft in UT Nieuws iets anders beweerd dan nu naar voren komt. De raad vraagt naar de discussie rondom het opheffen van Onderwijskunde. Wat is de discussie ten aanzien van de koppeling Onderwijs & Onderzoek? Brinksma meldt dat dit geen onderdeel van deze discussie uitmaakt, als het gaat om het opheffen van de opleiding Onderwijskunde. Intern is er wel discussie geweest omdat de aanleiding een lage instroom is. Hij constateert een spanningsveld door heel Nederland voor wat betreft het masteronderwijs. De decaan van GW had volgens het college zijn mededeling iets anders moeten doen. De vraag is nu waar we onze energie op gaan richten. Een beslissing om een opleiding op te heffen zal formeel eerst bij de URaad terecht moeten komen. Het CvB wil gedifferentieerd omgaan met de koppeling van het onderwijs & het onderzoek. Je zult hiervoor goed moeten kijken hoe deze koppeling georganiseerd moet worden. Voor wat betreft de bachelors hebben wij nu de gelegenheid om de studenten te laten zien, hoe het onderzoek in bachelors eruit komt te zien. In de vorm zal men de koppeling op bachelorniveau kritisch aanbrengen. Hoe de koppeling eruit komt te zien heeft nog nooit zo voorop gestaan, maar dit komt uitgebreid in bachelornota terug. Meijer vraagt of de O&O component voldoende is om het onderwijs te verrichten.

Het CvB geeft aan dat colleges voor grote aantallen studenten minder kosten genereren. ???Als je het terugbrengt naar EC’s dan krijg je een ander beeld, je hebt dan meer inzicht in de geldstroom???. Brinksma concludeert dat hij deze uitleg al meerdere keren heeft gedaan en vindt dat de lijn nu duidelijk moet zijn. Hij is bereid om deze informatie schriftelijke naar de raad te sturen. De raad stemt hiermee in.

E. Meijer vraagt waarom de fusie van MB en GW niet meegenomen wordt in het reorganisatieplan? Het college heeft in december 2010 aangegeven dat er minder eenheden zullen zijn. Deze fusie wordt nu niet meegenomen omdat het aparte besluitvorming vergt. De vacature die geplaatst is blijft staan, we werven nog voor een decaan, aldus het college.


6a. Nota Kaderstelling 2012 – 2016 UR 11 – 251

advies

Wormeester vraagt of de Raad van Toezicht naar de Nota Kaderstelling heeft gekeken of hij zich hierover heeft uitgesproken. Van Ast reageert dat dit nog niet het geval is. In de juni bijeenkomst is gezegd dat in kaderversie I alleen geaccordeerd beleid wordt opgenomen omdat het onderliggende verhaal nog moet komen. Wormeester constateert dat hier een sterke discrepantie is. Hij formuleert een aantal vragen. Wat is geaccordeerd beleid daarin en hoe moet de raad deze kadernota lezen? Gaat het om advies geven over de 15 miljoen vraag? Waar kunnen we überhaupt een besluit over nemen? Welke onderdelen zijn geaccordeerd en welke niet? Het is een feit dat de huisvesting en het onderzoek samen op M€ 9 uitkomen en het onderwijs op M€ 3,5.

Van Ast geeft aan dat de eerste geldstroom al in de junicyclus besproken is. In de volgende versie van het reorganisatieplan zal men de kaderstelling verwerken. Als bepaalde dingen niet doorgaan dan zullen we dat naderhand moeten afstemmen met de eenheden. Het CvB zal dit pad verder ingaan. Lagendijk stelt een schaduwbegroting voor.

Flierman stelt de vraag hoe de raad een begroting wil maken met de bezuinigingen die op de UT afkomen? Meijer stelt voor om het vigerende beleid door te zetten met gebruik van de middelen die we kunnen verwachten. Het alternatief is er wel degelijk.

Wormeester heeft destijds geadviseerd om 2012 en 2013 te splitsen, aldus Van Ast. Het CvB heeft het in feite al gesplitst en dit zie je ook terug in de cijfers in het stuk. Lagendijk meldt dat er ook posten in de kaderstelling zitten die niet reëel zijn. Van Ast antwoordt dat er nog ruimte is ten aanzien van de ondersteuning. Flierman gaat er vanuit dat de raad in de decembervergadering er definitief uit zal zijn. We weten dat meerjarenbegroting altijd indicatief is en niet de bindende factor. Het CvB is in het proces al een stuk verder, dit is een logische verklaring. Meijer merkt op dat dit het moment is om de Nota Kaderstelling te bespreken anders wordt de raad verweten dat we te laat reageren. Van Ast benadrukt dat de 3TU middelen er zijn voor investeringen in het onderwijs. Wormeester stelt de KPI’s aan de orde i.h.k.v. de efficiencyslag. We moeten ervoor zorgen dat we levensvatbare groepen hebben. Hoe zorgt deze kadernota ervoor dat we naar een levensvatbare situatie gaan? Alleen voldoen aan KPI’s is niet toereikend. We zullen hier en daar moeten bijsturen, maar het wordt steeds moeilijker om de groepen levensvatbaar te houden. We hebben te doen met een situatie met minder bekostiging. We moeten ook proberen om ons op tijd aan te passen en daar gaat het uiteindelijk over, maar dat zegt nog niets over de omvang.

Meijer stelt het risico van de leencapaciteit aan de orde. Flierman reageert dat één en ander haalbaar is en dat men ruimte moet scheppen om te kunnen investeren. We zullen op zoek gaan naar nieuwe groepen en nieuwe kansen. We kunnen hierbij ook andere partijen aanspreken.

Wormeester vraagt of de vierkante meter prijs omhoog moet vanwege de leegstand?

Van Ast antwoordt dat Langezijds en Hoogenkamp langer in bedrijf zijn geweest dan we eerst geraamd hadden. Helaas ontkom je hier niet aan.

De voorzitter sluit de discussie af en geeft aan dat er nog een extra bijeenkomst gepland wordt op verzoek van de commissievoorzitter FPB voor het vaststellen van een advies.


7. Concept Campusvisie UR 11 – 202

1e bespreking

De raad vraagt het college bij een verdere uitwerking van de Campusvisie de budgettaire beperkingen duidelijker aan te geven. De taakstelling van de Campus is om geld te verdienen. Als de doelstellingen gerealiseerd zijn dan zouden deze geëvalueerd moeten worden. Het samenwerkingsmodel zou volgens de raad duidelijker op papier moeten staan.

Flierman zegt toe dat de reactie op een aantal opmerkingen die gemaakt zijn in de volgende versie van de Campusvisie meegenomen worden. De rechtspositionele gevolgen zullen netjes beschreven worden. Hoe verhouden zich de mogelijkheden op de campus tot de teruglopende middelen? Dit is best een dilemma. Een bruisende Campus moet het unieke selling point blijven voor bepaalde doelgroepen. En dat willen we ook vasthouden, maar er zullen keuzes gemaakt moeten worden en dat proces is al gaande. Het CvB vindt ook dat het unieke profiel van de campus in stand moet blijven ondanks de teruglopende middelen.


8. Vertrekpunten taalbeleid Engels UR 11 -245

informatie

De raad heeft kennis genomen van dit document. De raad vreesde dat dit dossier in vijf jaar tijd feitelijk niet zo heel veel is opgeschoten in termen van een daadwerkelijke ontwikkeling van Engelstaligheid bij

wetenschappelijk personeel en ondersteunende staf. Een belangrijke vraag die opkomt is of daar de komende vijf jaar veel verandering in zal komen gezien constateringen als, dat door tekorten bij het TCP doelstellingen niet gehaald worden. In de commissievergadering is er over gesproken en daar werd ook aangegeven dat de kosten niet in de uitvoering van het beleid zitten maar in de organisatiecultuur.

In de schriftelijke beantwoording van de UR vragen komt naar voren dat er kosten zullen zijn die niet in te schatten zijn. Afhankelijk van onder andere de omvang van de doelgroep die nog geassest moet worden. De inventarisatie in de faculteiten gaat toch veel tijd kosten. Daartoe zijn er in de faculteiten taal-coördinatoren aangesteld. Bij navraag in de faculteiten lag de taak van taalcoördinator toch niet zo heel duidelijk. Verder wordt er gesteld dat het beleid ingebed wordt in de HR-cyclus. Daar is de URaad heel blij mee, want taalvaardigheid moet tot de feitelijke onderwijscompetenties van docenten behoren, die college moeten geven in een internationaal georiënteerde onderwijsinstelling. Daar moet men ook op afgerekend kunnen worden. De raad wil toch zijn zorg uitspreken en het CvB vragen zich toch nog eens te buigen over de vraag of de uitvoering van dit beleid - in het licht van internationalisering - niet meer tijd en inspanning zou moeten vergen dan nu wordt voorgesteld. Brinksma vindt dat als je naar het verleden kijkt dit beleid geen succesnummer van de UT blijkt te zijn. We zien nu een groei van de Engelstaligheid in een aantal bachelors. Het betreft een dynamisch probleem en niet een constant probleem. Het gaat hierbij vooral om het proces op gang te brengen, maar het CvB zal wellicht gedwongen worden om middelen over een langere periode uit te smeren. Het proces begint bij de Concerndirectie HR en met name bij de afstemming centraal en decentraal. Brinksma is benieuwd naar de inventarisatie die vertraging heeft opgelopen door de zomervakantie. Het CvB zal voor een goed lopend proces zorgen. Dit beleid kan alleen goed uitgevoerd worden in de organisatie als het ook goed in de HR-cyclus opgenomen wordt en de middelen daarvoor beschikbaar gesteld worden. Brinksma vindt het belangrijk dat de faculteiten dit beleid zien als onderdeel van hun taken. In jaargesprekken zullen bindende afspraken worden gemaakt waarbij de faculteiten hun verantwoordelijkheid moeten nemen. Brinkman constateert dat dit een decentraal probleem is. Brinksma merkt op dat de coördinatie op instellingsniveau nodig is zoals met meerdere problemen. De voorzitter sluit de discussie af.



9. Tussenrapportage en vervolg Top Onderwijsondersteuning UR 11-230

informatie

Brinkman resumeert de belangrijkste punten uit de rapportage. De raad heeft in de commissievergadering OOS vragen gesteld over de rol van het Student & Onderwijs Servicecentrum.

Het CvB onderkent dat de S&O-processen een belangrijke rol spelen bij het huidige onderwijs en de onderwijsvernieuwing. Men gaat er vanuit dat OSIRIS voldoende in staat is de gewenste beleidsontwikkeling adequaat te ondersteunen. De raad stelt het punt van de samenwerking tussen S&O en ICTS aan de orde. Het CvB geeft aan dat de UCO de opdrachtgever van het programmateam is en het proces van uniformering bij de faculteiten stuurt.

Er zou een programma opgesteld worden voor de verbetering van de onderwijsondersteunende processen. De raad is nog steeds in afwachting van dit programma dat eind september zou komen.

In verband met de ondersteuning van drie grote projecten is er echter haast geboden.

Brinkman vraagt of men op schema ligt en of het programmaplan beschikbaar is. Brinksma antwoordt dat het plan in principe beschikbaar is. De programma directeur, Ton Wennink zal het definitieve plan aanpassen en opsturen. Eén en ander is inmiddels in gang gezet.

Brinksma geeft aan dat de rol van de UCO zich in de goede richting afspeelt. In het proces kunnen afspraken gemaakt worden tussen centraal en decentraal over m.n. positieve resultaten en het informatiestroomproces. Dit is goed nieuws. Het college heeft in elk geval greep op de essentiële ingrediënten. Op den duur zal dit het nieuwe onderwijsmodel heel goed kunnen ondersteunen. Een vraag die opkomt is, wat is het probleem dat we tegelijkertijd kunnen aanpakken?

De Goeijen meldt dat er op dit moment op de UT 4 projecten zijn waarin de vakevaluaties een (belangrijke) rol spelen. Na de pilot-Evasys bij GW heeft GW besloten om  alleen verder te gaan met Evasys. Vanuit UCO is er een rapport gerealiseerd met als Titel "Universiteit breed en openbaar model voor vakevaluaties aan de Universiteit Twente”. Op basis van dit rapport is S&C bezig een vervolgplan te maken hoe een universiteitsbreed model voor vakevaluaties gerealiseerd kan worden. Binnen het project "Top Onderwijsondersteuning “is er een deel project "IKS” waarin de vak-evaluatie een onderdeel is. Binnenkort beslist het UCB (misschien) om de service "Vakevaluatie" niet meer door S&O te laten uitvoeren maar door de afdeling ISA van ICTS. Brinksma wijst erop dat het project Instellingskwaliteitszorgbeleid is er erop gericht om alles wat we nodig hebben op het terrein van de accreditatie in orde te hebben. We moeten oplossingen creëren die robuust en reëel zijn. De zaken die relatief eenvoudig opgelost kunnen worden, worden feitelijk snel opgepakt en opgelost. Nadere informatie zal op korte termijn volgen.



10. Stavaza 3TU

Geen mededelingen.


11. Stavaza NoNed

Idem.


12. Schriftelijke rondvraagpunten UR 11-266

Escobosa Bosman resumeert document, UR 11-266. Het college van de Universiteit Utrecht heeft zich uitgesproken tegen het voorstel collegegeldvrije besturen. Wat is de visie van het CvB in deze? Flierman kan op dit moment geen afgerond oordeel hierover geven. Dit punt valt in de portefeuille van de rector en zal nog intern besproken worden. De raad kan binnen 2 weken een schriftelijke reactie van het college verwachten.


13. Rondvraag

Van 12 t/m 15 september waren er in het kader van de lustrumviering (Experiment in het bos) straattheater voorstellingen van de Stichting Accu samen met UT-studenten en medewerkers. Gropstra vraagt naar de kosten van deze voorstellingen. Flierman antwoordt dat het lustrumprogramma een aantal activiteiten bevat waaronder deze voorstelling. In de lustrumbegroting is er bedrag gereserveerd voor Accu, het gaat om € 59.000.


Escobosa Bosman stelt een vraag over de extra compensatie voor studenten met een beperking.

Flierman geeft aan dat deze regeling nog aangepast wordt. De aangepaste regeling afstudeersteun volgt in de loop van de komende maanden.


Meijer geeft aan dat de functie Arbocoördinator bij de faculteit MB op den duur komt te vervallen. Mogen de eenheden zelf beslissen om met minder Arbocoördinatoren verder te kunnen? Van Ast antwoordt ja, de functie blijft ter plekke op dezelfde manier ingevuld. Het college zal er altijd voor zorgen dat deze zaken afgedekt worden.


Vanuit het OPUT is aandacht gevraagd voor een informatiebijeenkomst over het concept Sociaal Plan in het kader van de Reorganisatie RoUTe’14+. Nader informatie volgt nog.


14. Sluiting

De voorzitter sluit om 12.40 uur de vergadering.