UR 10-325 Conceptbesluit Docentprofessionalisering


Aan het College van Bestuur






uw kenmerk


telefoon

053 - 489 2027

ons kenmerk

UR 10 - 325

fax

datum

3 december 2010

e-mail

j.ribberink-vanmiddelkoop@utwente.nl

bijlage(n)


cc.


onderwerp

Stimulering Docentprofessionalisering




Geacht college,


De URaad heeft met belangstelling kennis genomen van uw notitie ten aanzien van stimulering docentprofessionalisering, UR 10-292. De UR onderschrijft dat docenten goede inhoudelijke, didactische en organisatorische kwaliteiten dienen te bezitten. In dat kader is het noodzakelijk dat een beginnend docent de basis kwalificatie onderwijs (BKO) verwerft. De rector heeft in de commissie aangegeven goed onderwijs als een van zijn prioriteiten te zien, maar dat gezien de beschikbare middelen het accent bij startende docenten wordt gelegd. Het belang van onderwijs binnen de organisatie wordt onderstreept door uw voornemen om een “onderwijsexcellentiegroep” te creëren. De UR vindt dat een goed voorstel, maar vraagt zich tegelijkertijd af wat de positie van deze groep wordt en of deze groep niet te vrijblijvend zal blijken te zijn.

Verder vraagt de professionalisering en specialisatie van medewerkers in de onderwijsrichting ook om duidelijke inbedding in het human resource beleid, met daadwerkelijke beoordeling van en carrière maken via onderwijsprestaties. Wij zien graag de invulling hiervan op korte termijn tegemoet.


De verplichting van de BKO kwalificatie voor docenten vraagt om een heldere invulling van wie deze kwalificatie verwacht wordt. Vanzelfsprekend vallen tenure trackers binnen deze categorie. De UR vraagt zich af waar de grens wordt getrokken t.a.v. deze verplichting. Wordt bijvoorbeeld van een bijzonder hoogleraar met een kleine deeltijdaanstelling een BKO verwacht? En van mensen met een tijdelijke aanstelling (bijv. 3 jaar)? Deze personen verzorgen tenslotte ook onderwijs, de buitengewoon hoogleraren zijn zelfs aangesteld om onderwijs in een specifiek gebied te verzorgen. De UR hoort graag uw ideeën hierover.


Verder vraagt de URaad uw aandacht voor de financiering van de docentprofessionalisering. De huidige vorm (vakgroepen betalen zelf voor de cursussen) lijkt ertoe te leiden dat er nauwelijks nog professionaliseringactiviteiten worden ondernomen. Graag horen wij uw ideeën om dit knelpunt aan te pakken.


Tot slot willen wij u verzoeken om beleid te ontwikkelen ten aanzien van SKO voor ervaren docenten, al dan niet via deelcertificaten. Om het onderwijs op niveau te houden is het wenselijk dat docenten de mogelijkheid hebben om zich regelmatig bij te spijkeren op het gebied van eisen en didactische mogelijkheden.




CONCEPT-BESLUIT Stimulering Docentprofessionalisering:

De Universiteitsraad,

gezien:

-De notitie stimulering docentprofessionalisering UR 10-292;

gehoord:

-Het overleg in de commissie OOS d.d. 24 november 2010;

overwegende dat:

-Een basis kwalificatie onderwijs van belang is voor alle docenten, inclusief deeltijders en tijdelijk medewerkers;

-Onderwijsspecialisatie van medewerkers ingebed moet worden in het HRM beleid;

-Helder moet zijn van welke personeelsleden, i.e. omvang aanstelling en onderwijsaandeel, een BKO kwalificatie gevraagd wordt;

-Een BKO gevolgd moet worden door een SKO;

-Een SKO bij uitstek ook via een life long training traject vorm gegeven kan worden;

gehoord de toezegging van het college dat:

1.In de komende nota personeelsbeleid aangegeven wordt hoe een professionalisering in het onderwijs in het HRM beleid wordt ingebed;

2.Dat het CvB een concreet plan gaat opstellen hoe medewerkers ook carrière kunnen maken in onderwijs, en dit plan voor de zomer 2011 aan de UR voorlegt;

3.Er beleid voor een SKO ontwikkeld wordt, ingebed in het HRM-beleid, en dit voor de zomer 2011 wordt voorgelegd aan de UR;

4.Er voor 1 maart 2011 een voorstel wordt voorgelegd over de financiering van de docentprofessionalisering;

5.Er voor 1 maart 2011 duidelijkheid komt voor wie de BKO-verplichting gaat gelden en welke eisen gelden voor de overige docenten;

besluit:

in te stemmen met de Stimulering Docentprofessionalisering.




Met vriendelijke groet,

namens de Universiteitsraad




drs. F.L. Lagendijk,

voorzitter