UR 09-323 Toelichting bij begroting 2010

Ontwerpbegroting 2010-2014

1Inleiding

Voor u ligt de eerste geconsolideerde meerjarenbegroting van de Universiteit Twente. Deze meerjarenbegroting stelt de UT in staat om beter te sturen op het behalen van de strategische doelstellingen zoals verwoord in RoUTe’14 en om daarbij de nodige (middel)lange termijn afspraken te maken en deze te monitoren.

De UT ziet zich geconfronteerd met economisch moeilijke tijden. Toch zijn we er in geslaagd om een meerjarenbegroting op te stellen die enerzijds recht doet aan en ruimte biedt voor de uit te voeren UT strategie en die anderzijds laat zien dat de UT in zijn normale bedrijfsvoering een stabiel en zelfs licht positief beeld kan presenteren.

In deze begroting maken we onderscheid tussen de normale bedrijfsvoering en bijzondere bedrijfsvoering. In de laatste categorie valt een aantal bijzondere kostenposten, maar vooral de investeringen die we gaan doen om onze positie verder te versterken. Investeringen in kwaliteit en positionering van onderwijs en onderzoek en investeringen in onze zichtbaarheid als topinstituut.

De geprognosticeerde resultaten in normale en bijzondere bedrijfsvoering zien er dan als volgt uit:


in M€

 

2010

2011

2012

2013

2014

Totaal

 







 

Resultaat uit normale bedrijfsvoering

1,10

-0,1

5,3

7,5

8,2

22,0

 

 

 

 

 

 

 

 

Resultaat uit bijzondere bedrijfsvoering

-15,0

-11,2

-6,9

-4,4

-0,9

-38,4

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal resultaat UT

-14,0

-11,3

-1,6

3,2

7,3

-16,4

Hieronder worden deze getallen nader toegelicht.

1.1Resultaat uit normale bedrijfsvoering

De resultaten uit normale bedrijfsvoering laten ondanks alles een stijgende trend zien. Het beleid van de UT is dat verschillen tussen de voor de normale bedrijfsvoering wenselijke bezetting en de feitelijke bezetting opgevangen worden binnen de normale bedrijfsvoering. Daarmee voorkomen we zoveel mogelijk de noodzaak voor deelreorganisaties die vooral geld kosten en op korte termijn weinig opleveren.

De resultaten uit normale bedrijfsvoering worden in belangrijke mate positief beïnvloed door het inboeken van een deel van de besparingen die door de Commissie Berger voorgesteld worden (van M€ 2,2 in 2011 oplopend tot M€ 6,3 in 2014). Hiermee loopt het College vooruit op de verwachte besluitvorming hieromtrent. Het College gaat er echter zonder meer van uit dat deze doelstelling realistisch is en zal de verschillende eenheden aanspreken om zich maximaal in te spannen om deze besparingen ook daadwerkelijk te realiseren.

1.2Resultaat uit bijzondere bedrijfsvoering: inzet reserves

Het negatieve resultaat uit bijzondere bedrijfsvoering laat een sterk dalende tendens zien met uitschieters in de jaren 2010 en 2011. Dit is een bewuste investeringsstrategie. Op basis van de nota reservebeleid die in 2009 is vastgesteld, is geconcludeerd dat het verantwoord is om in de komende jaren extra reserves ten bedrage van M€ 25 in te zetten in de primaire processen. Deze M€ 25 komt bovenop de reeds eerder gecommitteerde extra inzet van ruim M€ 10 voor de uitbouw van MIRA als technologisch topinstituut, alsmede bovenop de noodzakelijke extra inzet van M€ 3 voor de in 2010 geplande verhuizingen. Nadrukkelijke vereiste voor de inzet van reserves is dat de normale bedrijfsvoering om en nabij nul ligt, dan wel licht positief is. De inzet van reserves is met name bedoeld voor investeringen in nieuwe initiatieven teneinde de strategische positie van de UT verder te versterken. In grote lijnen kan de reserve inzet als volgt weergegeven worden:


M€

M€

Inzet reserves t.b.v opbouw MIRA


10,5

Inzet reserves t.b.v. specifieke verhuiskosten


3,3

Extra kosten nieuwe opleidingen en onderwijsintensivering

2,3


Kasritme verschillen instituten

6,5


Versterking marketing beleid

2,4


Projecten op ICT gebied en centrale onderwijsondersteuning

3,6


Algemene strategische versterking op diverse gebieden

9,8




24,6

Totaal reserve inzet


38,4


1.3Sturing op het financieel beleid

Het College realiseert zich terdege dat bij het beeld dat deze meerjarenbegroting laat zien, een stringente control-omgeving hoort, die het mogelijk maakt om afwijkingen vroegtijdig te signaleren en tijdig bij te sturen. Dit leidt ertoe dat er in 2010 nog meer ingezet zal worden op juiste en tijdige managementrapportages die niet alleen de financiële performance monitoren maar juist ook de beleidsinhoudelijke performance. ‘Management By Exception’ is de sturingsfilosofie. Hiermee wordt bedoeld dat met name gerapporteerd wordt over afwijkingen van de begroting dan wel de overeengekomen kpi’s of het vastgesteld beleid en dat op basis van uitzonderingsrapportages bijgestuurd wordt.

Ook zal worden geïnvesteerd in een cultuur van samenwerken, bedrijfsmatig handelen en ondernemendheid. Daarbij horen onder andere begrotingsdiscipline, het vergroten van de opbrengsten, het werken met gevalideerde business cases en substitutie van beleid bij nieuwe initiatieven (‘nieuw’ voor ‘oud’).

Het College ziet in het verwachte natuurlijk verloop nadrukkelijk kansen om op verantwoorde en soms creatieve wijze invulling te geven aan de uitdagingen waarvoor zij zich gesteld ziet. Het natuurlijk verloop biedt daarbij een uitgelezen kans om per situatie te bepalen of en in hoeverre voortzetting van bestaande situaties gewenst is.

Daarnaast is ervoor gekozen voor de investeringen in gebouwen tot en met 2014 een jaarlijkse afweging te maken. Het College gaat geen onomkeerbare verplichtingen aan voor nieuw te starten investeringsprojecten in 2011 en daarna en heeft hierdoor de mogelijkheid om voor substantiële bedragen gedurende de investeringsperiode 2010-2014 op basis van de meest recente ontwikkelingen bij te sturen. Vooralsnog staat het College op het standpunt dat voor de resterende periode 2011 tot en met 2014, gezien de onzekere situatie, nadere prioritering gewenst is. Gedacht wordt aan een bezuiniging van minimaal M€ 10 op het totaal van M€ 30, waarbij de mogelijkheden voor externe financiering moeten worden onderzocht. Ook in de nu begrote centrale projecten (ICT projecten, ontwikkeling op het gebied van marketing) zijn voldoende aanknopingspunten voor toekomstige heroverwegingen aanwezig.

Aan de inkomstenkant stuurt de UT actief op het verkrijgen van inkomsten van derden. Een voorbeeld hiervan is de samenwerking met de provincie Overijssel op het gebied van het opzetten van programma’s om maatschappelijke doelstellingen op het terrein van onder meer energie en gezondheid te realiseren.

2Bestuurlijke agenda

Zoals gezegd ziet de UT de financiële druk niet als aanleiding om de ambities terug te schroeven. We zien ons juist gesterkt in de overtuiging dat het nodig is ons steviger te positioneren in 2010.

2010 wordt ook het jaar van een belangrijke mijlpaal in de geschiedenis van onze Universiteit. We mogen vanaf 1 januari het ITC als 6e faculteit binnen de organisatie verwelkomen. Daar zijn we bijzonder gelukkig mee. Het ITC is een instituut van wereldfaam, met een onderwijs- en onderzoeksportfolio die de op belangrijke punten aansluit op de portfolio van de Universiteit Twente.

2.1Onderwijs

De UT leidt professionals op die het verschil maken in omgevingen waar hoogwaardige kennis moet worden ontwikkeld, gecombineerd en vertaald naar toepassingen. Om dat nog beter te kunnen doen zal in 2010 een aantal zaken gerealiseerd worden.

Een nieuw Instellingsbreed kwaliteitszorgsysteem zal in 2010 in werking treden. De prioriteiten voor het jaar 2010 liggen verder in het verbeteren van de begeleiding van studenten, een pilot met bindend studieadvies en het verder ontwikkelen van de kwaliteit, herkenbaarheid en aantrekkelijkheid van de UT-opleidingen.

Op de achtergrond, maar cruciaal voor het succes van alle plannen, speelt de uitrol van de nieuwe onderwijsadministratie- en ondersteuningssystemen Osiris en Blackboard. De systemen en met name de nieuw ingerichte werkprocessen eromheen moeten de dienstverlening aan de student ingrijpend verbeteren. Met name Osiris moet het bovendien makkelijker maken zicht te krijgen op de onderwijsprocessen in kwantitatieve zin.

De UT verwacht in het jaar 2010 ongeveer 9000 studenten te hebben, waarvan 500 bij de faculteit ITC.

2.1.1Schoolgebouw

De bachelor-masterstructuur wordt volwassen. De harde knip tussen beiden zal binnenkort een feit zijn. Landelijk begint de discussie zich nu te richten op de 3e cyclus, de PhD-opleiding. Universiteit Twente zit bovenop die discussie.

Over de voorkant van het academische opleidingstraject, de aansluiting met het VWO, wordt ook veel gesproken. Die aansluiting is niet altijd goed en niet iedere student komt op de best passende plek. Op dat gebied wil Universiteit Twente ook haar verantwoordelijkheid nemen.

Loket VO

De UT wil meer doen om ambitieuze en getalenteerde studenten aan te trekken en aan zich te binden. Loket VO is een bundeling van de activiteiten rond lerarenopleidingen, aansluiting, ELAN, Pre-University College en Voorlichting/Werving. Betere afstemming moet hier leiden tot efficiëntie, effectiviteit en kwaliteit in de dienstverlening richting het VO. Uiteindelijk doel is het verbreden van succesvolle doorstroom van (regionaal) VWO naar UT, met bijzondere aandacht voor bètatechniek. Daarnaast is het opleiden en blijven trainen van een voldoende groot en kwalitatief hoogstaand docentencorps voor het VWO een doelstelling binnen Loket VO.

Undergraduate Programmes

Het Twentse bacheloronderwijs moet beter herkenbaar worden en de kwaliteit moet nog verder omhoog. Het typisch Twentse profiel krijgt vorm in de integratie van drie rollen, namelijk die van onderzoeker, ontwerper en organisator. De bacheloropleidingen leiden mensen op, die maatschappelijke problemen kunnen en willen oplossen, door te onderzoek en nieuwe toepassingen te ontwerpen. Vanuit dat uitgangspunt gaan we - in nauw overleg met alumni en vertegenwoordigers van het werkveld – alle opleidingen kritisch tegen het licht houden.

Twente Graduate School

Masteropleidingen met een duidelijke onderzoeksoriëntatie eveals de opleidingscomponent van het traject leidend tot de academische promotie worden ondergebracht in de Twente Graduate School. Het aanbieden van hoogwaardig en aantrekkelijk aanbod moet toptalent trekken en de internationale positie van de universiteit als geheel verbeteren.

In augustus 2009 zijn de eerste zes programma’s van start gegaan. TGS wordt verder ingericht en uitgebouwd met nieuwe programma’s. Dat is een conitnu proces. De Twente Graduate School moet de UT ook internationaal beter positioneren als een hoogwaardige en aantrekkelijke researchuniversiteit.

School of Engineering en School of Social Sciences

De verwachting is dat bachelorgediplomeerde door de invoering van de harde knip explicieter kiest voor een masteropleiding. Dat moet gevolgen hebben voor de manier waarop wij ons masteronderwijs in de etalage zetten, maar ook voor de manier waarop we ons portfolio opbouwen.

Voor de opleidingen die opleiden tot een academische beroepskwalificatie wordt gewerkt aan de inrichting van een ‘School of Social Sciences’ en een ‘School of Engineering’. De Schools zullen in 2010 hun eerste studenten verwelkomen.

2.1.2Internationaal

De Schools moeten leiden tot een betere herkenbaarheid van ons aanbod in het buitenland en daarmee ook tot versterking van de internationale instroom. Om de middelen die we daarin investeren zo effectief mogelijk te besteden brengen we verdere focus aan in de wervingslanden en doelgroepen.

Voor actieve sturing op de internationale instroom is een beurzenfonds een voorwaarde. Bij de verder ontwikkeling van de fonds gaat de nadruk liggen op het aanspreken van private middelen, ondermeer door het opzetten van gezamenlijke programma’s met potentiële werkgevers, waarin uiteraard het eigen wervingspotentieel voor onderzoekstalent behouden blijft.

Internationalisation at home blijft ondertussen ook een onverminderde prioriteit. De studie-ervaring moet ook voor de Nederlandse student een zo goed mogelijke voorbereiding zijn op een carrière in een internationale omgeving. Dat betekent een curriculum dat ook over grenzen kijkt, een internationale sfeer op de campus, een minor bij een buitenlandse partnerinstellingen.

Met ITC komt er op al deze gebieden een enorme expertise binnen in de organisatie. De kennis, ervaring en relaties van ITC en UT moeten elkaar zo goed mogelijk gaan versterken. De eerste resultaten daarvan moeten in 2010 zichtbaar worden.

2.2Onderzoek

Het (inter)nationale onderzoekslandschap is voortdurend in beweging en vraagt een continue bijstelling van de koers. Om het profiel van research universiteit te kunnen behouden en uitbouwen is een voortdurende verhoging van de kwaliteit nodig. Dat vereist continuïteit in de financiering en dwingt tot het maken van keuzes; op basis van kwaliteit enerzijds en op basis van profiel en relevantie anderzijds.

De inkomsten zullen de komende jaren dalen (zie 3.2.2). De vermindering wordt evenredig over de instituten verdeeld. Tegelijkertijd wil het College op bestuurlijke gronden de WD’n in staat stellen om in hun instituten een aantal extra strategische accenten te plaatsen. Deze accenten liggen uiteraard in het verlengde van de UT-strategie en profilering.

Versterking op thema’s

Het principe van de indeling in instituten is excellentie op enabling technologies. De meerwaarde van deze technologieën bewijst zich in specifieke applicatiegebieden, rond gezondheid, duurzaamheid, water, etc. Activiteiten op deze gebieden willen we ook stimuleren. In 2009 is het nodige gedaan rond Gezondheid. MIRA neemt in 2010 dit thema verder onder haar hoede. In 2010 wordt het thema Duurzaamheid opgestart. Dit thema wordt gecoördineerd vanuit IMPACT. Voor een thema is gedurende 2 jaar een bedrag van 500 k€ beschikbaar. Daarmee moeten activiteiten worden opgestart die zich vervolgens zelf kunnen financieren en die nieuwe middelen kunnen genereren.

De thema’s functioneren in deze zin ook als aanhaakpunt voor maatschappelijke partners. Zo lopen rond gezondheid en ook duurzaamheid al samenwerkingsverbanden met de provincie (OCRI) en andere nationale en regionale partijen.

2.3Ondernemerschap

We houden onverminderd vast aan de 200.000 m2 nieuwe bedrijfsruimte in het masterplan gebiedsontwikkeling, al zal het vinden van de nodige investeerders om deze te realiseren moeilijker zijn. In 2010 komen al de nodige nieuwe faciliteiten beschikbaar voor start-ups en kleine bedrijven.

Met de interne infrastructuur voor het stimuleren van ondernemerschap goed op orde, gaat de nadruk in 2010 liggen op het creëren van awareness. Studenten en medewerkers moeten meer bewust worden gemaakt van de mogelijkheden voor eigen ondernemingen en de voordelen van professionele exploitatie van kennis. de UT start bijvoorbeeld met een leergang voor leidinggevenden met daarin aandacht voor de competentie "Ondernemen”. Nikos maakt korte filmpjes van spin-off bedrijven en studentondernemers die ook voor de profilering van de UT gebruikt kunnen worden.

Binnen Kennispark is de afgelopen 3 jaar in samenwerking met relevante lokale spelers gewerkt aan een integrale agenda die op termijn de realisatie van 10.000 hoogwaardige arbeidsplaatsen moet ondersteunen. Deze agenda is in 2009 gecompleteerd met: 1- de start van Venture Lab Twente, een initiatief en project van Nikos, 2- een versterkt Business Development Team in samenwerking met de instituten, 3- een nieuw investeringsfonds Twente Technology Fund voor veelbelovende jonge bedrijven, 4- de FAME regeling voor studentondernemers samen met de Student Union, 5- een platform voor Business Angel Investors samen met Oost NV, 6- de pilot Corridor samen met Kondor Wessels en BTC als voorloper voor de herontwikkeling van Langezijds, 7- de vaststelling en voorbereiding van de eerste fase van het Masterplan Gebiedsontwikkeling, 8- de inrichting van Valotop, een systeem waarin Open Innovatie clusters worden gerealiseerd, 9- de succesvolle High Tech Facilities als High Tech Factory van MESA+ en TPRC rond Impact, 10- de opbouw en integratie van de kennisportals StudentenKennisportal samen met de Student Union en de Wetenschapswinkel, en 11- een versterkte inzet op de events op ons terrein en de acquisitie van nieuwe bedrijven naar de regio. Over het geheel is een krachtig communicatiebeleid ontwikkeld.

2010 zal een jaar zijn waarin de genoemde programma-onderdelen verder worden versterkt en de kracht van Kennispark nationaal en internationaal verder tot uiting zal komen. Met prioriteit wordt ingezet op de onderdelen Venture Lab, Business Development, de fonds­ontwikkeling, de herbouw van Langezijds, de uitrol van het Masterplan, de regionale clusters en High Tech Facilities en de communicatie.

2.4Campus

2.4.1Campusmanager

De Universiteit Twente is de enige campusuniversiteit in Nederland. Die positie is waardevol en moet worden gekoesterd. Met het aanstellen van een campusmanager wil de univeristeit bereiken dat activiteiten op de campus elkaar meer gaan versterken en dat nieuwe activiteiten aangetrokken worden.

Een verdere opdracht voor de campusmanager is de exploitatie van de campus en haar voorziening op de lange termijn financieel duurzaam te houden. De uitdaging is te zoeken naar manieren om dat te doen met behoud én versterking van het unieke karakter van de locatie.

2.4.2Campus als living lab voor duurzaamheid

Met de campus, gebouwen, ruim 8000 studenten en bijna 3000 werknemers heeft de universiteit een aanzienlijke impact op het milieu. Als onderzoeksinstelling heeft de UT de verantwoordelijkheid om mede vorm te geven aan de nationale agenda van duurzaamheid en het maatschappelijk verantwoord ondernemen zowel in praktijk als in opleiding te bevorderen. Als onderwijsinstituut heeft de universiteit een extra verantwoordelijkheid om de studenten voor te bereiden op en bewust te maken van hun toekomstige rol en functie, waarbij de bescherming van natuurlijke hulpbronnen een belangrijke waarde vormt. Een fundamentele bijdrage levert de universiteit in de ontwikkeling van duurzame strategieën en technologieën voor mondiale oplossingen, met name in de gezondheid, energie, water en voeding sector. De campus kan daarbij dienen als een test case of laboratorium voor nieuwe toepassingen en als een show case voor creatieve modellen en benaderingen.

2.53TU

De drie technische universiteiten in Nederland bundelen hun krachten om samen hun positie, zowel nationaal als internationaal, verder te versterken. We kunnen vaststellen dat de pioniersfase van de 3TU. Federatie achter de rug is. In 2009 zijn belangrijke stappen gezet in de verdere ontwikkeling van de federatie met het vaststellen van het ‘Ontwikkelingsplan 3TU.Federatie 2009-2012’, als nieuwe strategienota en de nadere uitwerking hiervan in de ‘Bestuurlijke Jaaragenda 2009-2010’. De federatie richt zich hierbij op een duidelijker afbakening van het technologiedomein, waarmee het Nederlandse technologieprofiel verduidelijkt en gekoppeld wordt aan maatschappelijke Europese thema’s, innovatie op Europees niveau en aan Europese programmatische budgetten. Het technologiedomein wordt daarbij gezien als motor voor de Nederlandse (en Europese) kenniseconomie.

Anderzijds blijft 3TU. optreden als gesprekspartner namens en belangenbehartiger van de 3 TU’s, waarbij vanuit het bestuurlijk perspectief nieuwe samenwerkingsmogelijkheden verkend, geïnitieerd en gestimuleerd zullen worden, maar met name ook bottom-up initiatieven zullen worden gestimuleerd en gefaciliteerd.

2.6Communicatie

Met de opening van het Academisch Jaar 2009-2010 werden de nieuwe huisstijl en corporate website van de Universiteit Twente geïntroduceerd. De huisstijl wordt in 2010 verder uitgerold binnen de organisatie. Het komend jaar staat daarmee in het teken van het omzetten van alle huisstijldragers in de nieuwe stijl. Vanuit efficiency-oogpunt wordt daarbij zoveel mogelijk gebruik gemaakt van natuurlijke vervangingsmomenten. Ondanks de keuze voor een gefaseerde uitrol, zullen in korte tijd zeer veel uitingen worden opgeleverd.

De website wordt in 2010 uitgebreid met doelgroepportals, waarbij studenten en verder voorzieningen voor aankomende studenten de hoogste prioriteit hebben. Verder wordt geïnvesteerd in verdere verbetering van de navigatie en achterliggende technologie.

2.7HRM

Personeelsbeleid is een strategisch onderdeel van het instellingsbeleid. Grote thema’s zijn talentontwikkeling, aantrekkelijk en stimulerend werkgeverschap, en organisatieontwikkeling.

In 2010 ligt de nadruk op

Talentmanagement (o.m. gericht wervings- en ontwikkelingsbeleid, vervroegd promotierecht, tenure track en potentieelinventarisatie)

Managementontwikkeling

Employabilitybeleid met aandacht voor mobiliteit, loopbaanontwikkeling, opzetten netwerken en kennisuitwisseling

Arbeidsmarktbeleid waaronder arbeidsmarktcommunicatie, werving & selectie, recruitment en scouting

Organisatiebeleid: specifiek aandacht voor de matrixorganisatie: instituten/schools/faculteiten, professionalisering in de bedrijfsvoering

Internationalisering; uitwerken één loketfunctie

Diversiteitsbeleid

2.8Inkoop

Een belangrijke efficiëntieslag moet in 2010 gemaakt worden in de inkoopfunctie. Door centralisering van activiteiten moeten de inkoopkosten worden verminderd en bovendien betere compliance met aanbestedingsregels worden gegarandeerd. Daarbij moeten onderhandelingen met leveranciers over inkooppakketten leiden tot forse kostenvermindering. De prognose is dat op termijn hiermee een besparing wordt gerealiseerd met een omvang van enkele miljoenen.

3Financiën

3.1Meerjarenbegroting 2010-2014

De UT presenteert hier voor het eerst een geconsolideerde meerjarenbegroting. Deze is opgesteld op basis van de afzonderlijke meerjarenbegrotingen van de faculteiten, instituten en diensten. De meerjarenbegroting stelt de UT in staat om beter te sturen op het behalen van de strategische doelstellingen zoals opgenomen in Route 14 en om daarbij (middel)lange termijn afspraken te maken en deze te monitoren.

3.2Landelijke ontwikkelingen rijksbekostiging

De afgelopen jaren (vanaf 2004) staat de instellingsbekostiging door het Rijk ter discussie en zijn inmiddels wijzigingen doorgevoerd die een grote budgettaire impact hebben, en/of nog zullen hebben, voor de afzonderlijke universiteiten.

3.2.1Onderwijsbekostiging:

In de door OC&W opgestelde Strategische agenda voor het hoger onderwijs-, onderzoek- en wetenschapsbeleid (“Het hoogste goed” d.d. (november 2007) is een voorzet gegeven voor een wijziging van de onderwijsbekostiging in het BaMa-model, voorzien per 2011. De belangrijkste uitgangspunten voor een nieuwe onderwijsbekostiging, die op dit moment worden uitgewerkt, zijn: (1) één integraal bekostigingsmodel voor het HBO en WO met overigens gescheiden financiële macrokaders en (2) een toenemende dynamisering van de onderwijsbekostiging door het budget voor de prestatie afhankelijke componenten (v.a. 2011 totaal ingeschreven studenten en graden) te verhogen onder gelijktijdige verlaging van de vaste voet “onderwijs opslag”. Het relatief hetzelfde of beter presteren ten opzichte van de overige universiteiten zal hierdoor in belang toenemen.

Aangezien de gewijzigde onderwijsbekostiging eerst met ingang van 2011 wordt ingevoerd is hiermee bij de Begroting 2010 geen rekening gehouden.

3.2.2Onderzoeksbekostiging:

Hoewel niet onder de noemer van een stelselwijziging zoals bij de onderwijsbekostiging, hebben de ontwikkelingen binnen de onderzoeksbekostiging van het BaMa-model een nog grotere en directere impact op de financiële situatie van de UT. Deze ontwikkelingen staan vooral in het teken van een verdergaande dynamisering van de Strategische Overwegingen Component (SOC) in het BaMa-model.

Onder de noemer “dynamisering SmartMix” of “Plasterkkorting” wordt met ingang van 2008 in 4 jaarlijkse tranches in totaal M€ 100 (2008 M€ 12,0, 2009 M€ 60, 2010 M€ 75 en 2011 M€ 100,0) uit de SOC van het totaal van de universiteiten genomen en beschikbaar gesteld aan de NWO. De universiteiten worden geacht deze middelen in competitieverband van de NWO te verwerven. Een aantal negatieve effecten is te onderkennen in deze maatregel:

1.Het directe negatieve effect voor de UT is de verlaging van de 1e geldstroom lumpsum financiering opgelopen van 1,1 in 2008 naar M€ 7,0 in 2010 en oplopend tot M€ 9,3 in 2011.

2.In het hierboven beschreven negatieve effect over 2010 is begrepen een structureel nadeel van M€ 2,0 (oplopend tot M€ 2,6 in 2011) als gevolg van de wijze waarop de systeemwijziging is doorgevoerd. Helaas is het bestuurlijke beroep dat de UT hier tegen aangetekend heeft door de rechter afgewezen.

3.Een negatief effect op termijn is de verminderde dekkingsmogelijkheden van structurele 1e geldstroomlasten. Het via NWO te verwerven aandeel in de 2e geld­stroombaten van M€ 100 zal immers gepaard gaan met nieuwe onderzoeks­activiteiten en additionele kosten. Een kwantificering van dit effect is moeilijk te geven.

3.2.3Overige ontwikkelingen rijksbijdrage UT 2010:

Mede gelet op de huidige financiële crisis kan geconcludeerd worden dat voor 2010 de rijksbijdrage voor de Universiteit Twente nog redelijk positief uitpakt ten opzichte van eigen inschattingen zoals gemaakt in de nota kaderstelling 2010 en ten opzichte van de rijksbijdrage 2009. Vanuit het perspectief van de Nederlandse universiteiten laat de rijksbegroting 2010 zich dan ook het best kenschetsen als “stilte voor de storm”. “Voor de storm” omdat de besluitvorming over te nemen bezuinigmaatregelen door het Rijk worden verwacht in de loop van 2010 en “stilte” omdat de Begroting 2010 op dit moment als geheel een relatief rustig beeld geeft wat betreft de resultaten uit normale bedrijfsvoering.

De met OCW in 2009 overeengekomen eenmalige BaMa-correctie ter compensatie van die universiteiten die in de periode 2003 tot en met 2010 een tekort in de rijksbijdrage hebben opgelopen als gevolg van de budgettair neutraal veronderstelde invoering van de BaMa-structuur bedraagt voor de UT M€ 8,0. Van dit bedrag wordt M€ 6,0 verantwoord in de exploitatie 2009 van de UT, M€ 2,0 is in de Begroting 2010 aangewend ter dekking van eenmalige claims van Service Centra en Concerndirecties.

De ook in verband met de BaMa-compensatie genoemde “WIG” (Het verschil tussen de ontwikkeling van het aantal studenten en de absolute omvang van de rijksbijdrage; Macro becijferd op M€ 673) zal voor de komende jaren naar verwachting nog toenemen gelet op de prognose dat de omvang van de rijksbijdrage tussen 2009 en 2012 groeit met 2% en de studentenaantallen met 9%.

Over 2010 wordt door OCW een herprioritering aangebracht in de beschikbare enveloppemiddelen met o.a. tot gevolg een bezuiniging van M€ 10 op een subsidie Samenwerking 3TU en op subsidies voor niet-EER-studenten. Hoe dit precies uitpakt voor de UT is nu nog niet aan te geven.

3.3Beschikbare middelen 2010

Rijksbijdrage Universiteit Twente:

Uit het totaal beschikbare macrokader ad. M€ 3.165 ontvangt de Universiteit Twente in 2010 via het BaMa-rijksverdeelmodel een bedrag van M€ 186,1 (5,88%). Van dit bedrag is M€ 24,4 bestemd voor het het ITC. In onderstaande tabel zijn de wijzigingen weergegeven ten opzicht van de in de nota Kaderstelling 2010 verdeelde middelen binnen de UT.



Kaderstelling 2010

Rijksbijdrage 2010 cf. CFI-brief d.d. 30.09.2009

Verschil met kaderstelling 2010

Inschatting Rijksbijdrage

M€ 180,2



Vordering minister loon-,prijscomp 2009 en 2010

M€ 5,3



Totaal te ontvangen rijksbijdrage

M€ 185,5

M€ 186,1

M€ 0,6

ITC-doorsluizing

M€ 23,6

M€ 24,4


Rijksbijdrage voor Universiteit Twente

M€ 161,9

M€ 161,7

M€ -0,2


De belangrijkste mutaties voor de Universiteit Twente ten opzichte van de rijksbijdrage 2009 van M€ 186,6 (de laatste van CFI-brief van 27 juli jl.), zijn:


-toevoeging van middelen vanwege onderzoek BES-eilanden: M€ 0,23

-toevoeging van middelen in het kader van kwaliteitsimpuls: M€ 2,0

-verlaging van middelen vanwege afbouw smart mix: M€ 1,4

Verder zijn de percentages voor de onderwijsopslag en onderzoek aangepast. Ook de prestaties componenten 1e jaars en diploma’s in het onderwijsdeel zijn lager door lagere prijzen.

3.4Financieel beleid

Onder andere op basis van de nota sturing onderzoek zijn in de kaderstelling 2010-2014 de UT middelen verdeeld. Hiermee is een gedeeltelijke ommezwaai gemaakt in de verdeling van de UT middelen: op basis van strategische afwegingen zijn delen van de onderzoeksbudgetten meerjarig toegekend aan de instituten. Voor wat betreft de onderwijsmiddelen heeft het UT verdeelmodel geen grote wijzigingen ondergaan.

De huidige begroting noopt tot een strakke sturing en monitoring van het financieel beleid. Dit uit zich er onder andere in dat taakstellingen à priori moeten worden ingevuld. Hierbij geldt dat er een zekere vrijheid is om die in te vullen (bijvoorbeeld door het verhogen van de opbrengsten of het verlagen van de kosten), doch dat de eenheden wel gehouden zijn aan het uiteindelijke financiële resultaat. Ook zal er frequenter worden gerapporteerd over de behaalde resultaten in financiële en beleidsinhoudelijke zin.

3.4.1Inzet reserves

In de meerjarenbegroting is de inzet van extra reserves verwerkt. In voorliggende jaren heeft de UT een groot aantal vastgoed projecten weten te realiseren met eigen middelen. Al in 2004 is de beslissing genomen om toekomstige vastgoedinvesteringen gedeeltelijk met vreemd vermogen te financieren teneinde de voor de UT beschikbare middelen zoveel mogelijk rechtstreeks aan te wenden voor de primaire processen. Op basis van de nota reservebeleid die in 2009 is vastgesteld, is besloten dat het verantwoord is om in de komende jaren extra reserves ten bedrage van M€ 25 in te zetten ten bate van de primaire processen. Deze extra reserve inzet kan alleen gerealiseerd worden door tekorten te laten zien in de exploitatie. Nadrukkelijke vereiste voor de inzet van reserves is dat de normale bedrijfsvoering van de eenheden om en nabij nul ligt, dan wel licht positief is.

De inzet van de reserves is als volgt weer te geven:


in M€

 

2010

2011

2012

2013

2014

Totaal

 

 

 

 

 

 

 

 

Inzet reserves t.b.v. opbouw MIRA


3,5


3,5


1,8


1,6


0,1


10,5

 

 

 

 

 

 

 

 

Inzet reserves t.b.v. specifieke verhuiskosten


2,5


0,2


0,2


0,2


0,2


3,3

Inzet M€ 25

9,0

7,5

4,9

2,4

0,6

24,6

 

 

 

 

 

 

 

 

Totale reserve inzet

15,0

11,2

6,9

4,4

0,9

38,4

De UT heeft zich gecommitteerd om in de komende 5 jaren M€ 10 extra reserves in te zetten voor de opbouw van het biomedisch instituut MIRA. Deze reserves zijn in het verleden opgebouwd uit het via de rijksbekostiging voor de opleiding Technische Geneeskunde toegekende onderzoeksdeel. Door het Ministerie van OC&W zijn deze bedragen in het verleden specifiek geoormerkt voor TG en het daarbij behorende onderzoek. Door middel van deze extra impuls stelt de UT MIRA in staat uit te groeien tot een technologisch topinstituut.

De UT ziet zich in 2010 geconfronteerd met de grootste verhuizing in haar geschiedenis. In 2010 zullen zowel de nieuwe gebouwen Carré, Nanolab als Ravelijn opgeleverd worden. Hierin zullen voornamelijk (delen van) de faculteiten EWI, TNW en MB gehuisvest worden. Dit brengt met zich mee dat in 2010 extra uitgaven van circa M€ 3 zullen plaatsvinden welke eveneens aan de reserves onttrokken zullen worden. Een deel van deze kosten betreft gederfde inkomsten in verband met de tijdelijke buitengebruikstelling van het nanolab, een ander deel betreft feitelijke verhuiskosten en investeringen welke gedeeltelijk afgeschreven worden.

De inzet van M€ 25 aan reserves is met name bedoeld voor investeringen in nieuwe initiatieven zoals dakpanconstructies, tijdelijke inzet onderwijsintensivering, aanloopkosten nieuwe opleidingen, verbetering strategische positionering, investeringen in ICT, campusontwikkeling en het versterken van het marketingbeleid.

3.4.2Normaal resultaat versus resultaat uit bijzondere bedrijfsvoering

In de bijlagen is het resultaat van de UT gepresenteerd. Ter ondersteuning van de beoordeling van het nu begrote UT-resultaat in de komende jaren is bij de resultaatspecificatie onderscheid gemaakt naar het resultaat uit normale en bijzondere bedrijfsvoering.

In zijn algemeenheid geldt dat resultaten uit normale bedrijfsvoering uitsluitend incidentele fluctuaties betreffen die zich in de normale bedrijfsvoering voordoen, maar dat op een termijn van circa vijf jaar sprake is van een sluitende exploitatie. Binnen de normale bedrijfsvoering dienen discrepanties in de aanwezige en gewenste capaciteit opgevangen te worden. Resultaten uit bijzondere bedrijfsvoering zijn per definitie tijdelijk en behoeven de uitdrukkelijke goedkeuring door het College. Resultaten uit bijzondere bedrijfsvoering betreffen met name extra impulsen en eenmalige bestedingen voor nieuwe initiatieven.

3.4.3Verwerking claims

In de ingediende begrotingen van de eenheden, zijn claims voor extra budget opgenomen. Deze claims worden in bijgaande overzichten afgezet tegen de beschikbare budgetten. In de nota kaderstelling is enige ruimte opgenomen om claims te kunnen honoreren. Om te beginnen het budget “Algemene bedrijfsreserve CvB” voor algemene centraal te bekostigen activiteiten. Verder is in “Universitaire Stimulering” een deel van de basisbudgetten USow en USoz nog niet bestemd. Tot slot moeten in incidentele gevallen eenheden gecompenseerd worden in de huisvestingslasten, dit gebeurt binnen de Reserve Exploitatie Huisvesting (REH). In de bijgevoegde overzichten zijn de claims naar deze indeling zichtbaar gemaakt. Wanneer sprake is van overschrijding leidt dit tot een extra resultaateffect boven de resultaten zoals die in eerste instantie zijn ingediend.

3.4.4Ontwikkeling van de baten

Zoals uit de laatste bijlage blijkt ontwikkelen de baten van de UT zich naar een niveau van net boven de M€ 300 ten opzichte van M€ 287 in de begroting 2009. Deze stijgende lijn is vooral het gevolg van de verwachte toename in de 2e/3e geldstroomopbrengsten. Dit is een stijging die enerzijds beïnvloed wordt door de toepassing van UT administratieve voorschriften door de faculteit ITC, anderzijds is het een daadwerkelijke stijging die geprognosticeerd wordt door nagenoeg alle faculteiten. Daarbij is voor MIRA een taakstelling voor het vergroten van de 2e/3e geldstroomopbrengsten in de jaren 2012-2014 meegenomen ten bedrage van circa M€ 3. Het College kent ook aan de verhogingen van de facultaire 2e en 3e geldstroom een taakstellend karakter toe.

3.5Bezuinigingen Commissie Berger

Medio 2009 heeft het College de Commissie Berger ingesteld. Gegeven de huidige financiële ontwikkelingen waar de UT mee geconfronteerd wordt, onderzoekt deze Commissie de kwaliteit en efficiency van de ondersteunende processen. Begin december 2009 zal de Commissie haar definitieve rapport presenteren waarbij het College tevens aan zal geven welke voorstellen overgenomen zullen worden. Beoordeling van het concept rapport heeft ertoe geleid dat het College voor de periode 2011-2014 een aantal besparingen die worden voorgesteld door de Commissie Berger reeds heeft meegenomen in de meerjarenbegroting. De uiteindelijke invulling van de besparingen alsmede de wijze waarop de te realiseren voordelen ten goede komen aan de verschillende onderdelen van de UT verdient nog nadere uitwerking. Vooralsnog is de besparing in de meerjarenbegroting als één totaalbedrag verwerkt, oplopend tot M€ 6,3 in 2014.

3.6Control

Concerncontrol heeft vooral voorwaardenscheppende, adviserende en toetsende taken ten aanzien van Managementcontrol. Om managementcontrol binnen de UT op een hoger plan te brengen is in het voorjaar 2009 een Management­ Controlplan opgesteld dat formeel is vastgesteld door het CvB. In dit plan worden op basis van vier “levers of control ” ook voor 2010 een groot aantal concrete activiteiten genoemd die op initiatief van de concerncontroller samen met de concern­directies, facultaire controllers en directeuren bedrijfsvoering zullen worden uitgevoerd en geïmplementeerd. Voor 2010 zullen op basis van dit plan de speerpunten zijn:

3.6.1Beleidsrijker maken van de Planning & Controlcyclus

Management control richt zich met name op de realisatie van de strategische doelstellingen. Samen met CvB, UMT en Concerndirecties zal in 2010 worden ingezet op het verder concretiseren van de strategische doelstellingen in RoUTe14. Voor de afzonderlijke Instituten en faculteiten worden een beperkt aantal Key Performance Indicatoren incl. meerjarige streefwaarden overeengekomen. Op basis van hun specifieke dashboard zullen de eenheden periodiek (kwartaalrapportage) rapporteren ten aanzien van de realisatie van deze streefwaarden. Om de integraliteit van beleid te benadrukken zullen de Concerndirecties PAO, S&C en FEZ deze periodieke rapportages monitoren en waarnodig van commentaar voorzien.

3.6.2Risicomanagement

In 2010 zal verder worden ingezet op het organisatiebreed implementeren van het inmiddels ontwikkelde systeem van risicomanagement. In de Jaarplannen 2010 hebben faculteiten, instituten, service centra en concerndirecties opnieuw de te onderkennen risico’s aange­geven. In ieder geval zal in 2010 tijdens de uitgebreide periodieke managementrapportages door de eenheden worden ingegaan op de beheersing van die risico’s met een hoge kans dat deze zich voordoen en waarbij de impact in dat geval aanzienlijk is. Naast deze “normale” risico’s ten aanzien van de bedrijfsvoering, zullen gerichte acties worden opgezet om speci­fieke strategische risico’s te monitoren voorbeelden daarvan zijn: de realisatie VastGoedPlan, de ontwikkeling van de rijksbekostiging, en het inventariseren van mogelijke imago-risico’s. Mede op basis van scenario-analyse zal de sensitiviteit van deze risico’s worden gekwanti­ficeerd.

3.6.3Integrale periodieke managementinformatie

Het Management Informatie Systeem Universiteit Twente (MISUT) op basis van een data­ware­house is volop in ontwikkeling. De grote voordelen van dit MISUT zijn de integraliteit en actualiteit van de managementinformatie en daarmee is het een belangrijke management­tool. Naar verwachting zal MISUT in het voorjaar 2011 geheel operationeel zijn, al worden in 2010 reeds verschillende domeinen (OZ, personeel) beschikbaar gesteld aan de gebruikers van MISUT: het management en de beleidsondersteuners van de UT.

3.6.4Doelmatigheidsanalyses

Onderzoeken in het kader van doelmatigheid richten zich met name op de effectiviteit en efficiency van de bedrijfsprocessen aan de UT. Efficiency en effectiviteit zijn in dit verband aan te duiden als: Worden de beoogde doelstellingen geëffectueerd bij een optimale inzet van middelen (efficiënt).

In 2010 zal worden gewerkt aan een set van normeringen en kengetallen ten aanzien van bijvoorbeeld capaciteitsinzet, rendementen, standaardkostprijzen etc. op basis waarvan het onderwerp van doelmatigheidsonderzoek “de maat kan worden genomen” ten aanzien van efficiency en effectiviteit. Het onderwijs aan de UT (de afzonderlijke opleidingen) wordt in 2010 aan een doelmatigheidsonderzoek onderworpen. Ten aanzien van de onderzoeksresultaten zal worden gerapporteerd en geadviseerd aan het College van Bestuur.