UR 09-025 conceptbesluit Richtlijn BSA

logo Universiteitsraad UT

universiteitsraad

Griffie

Spiegel – kamer 300/302




Aan het College van Bestuur





Uw kenmerk


Telefoon

053 - 489 2027

Ons kenmerk

UR 09-025

Fax


Datum

21 januari 2009

e-mail

j.ribberink-vanmiddelkoop@utwente.nl

Betreft: Richtlijn bindend studieadvies





Geacht college,


De URaad heeft uw verzoek tot instemming met de richtlijn bindend studieadvies ontvangen en besproken in de de OOS - commissievergaderingen van 3 december 2008 en 14 januari 2009. Het is duidelijk wat het doel is van deze richtlijn en waarom beoogd wordt deze in te voeren. Wel stelt de URaad nog enkele vraagtekens, met name met betrekking tot de randvoorwaarden en de evaluatie. De URaad vraagt zich af of alle drie de pilotstudies wel in voldoende mate aan de gestelde randvoorwaarden voldoen. Tevens zou de URaad graag een uitgebreidere omschrijving zien van de pilotevaluatie die men voor ogen heeft.


De URaad heeft onderstaand conceptbesluit opgesteld, graag ontvangen wij uw reactie hierop.



CONCEPT BESLUIT Universiteitsraad

De Universiteitsraad,

gezien:

-De richtlijn bindend studieadvies (UR 08-374).

-De managementsamenvatting van het eindrapport “Stilstand vervolgd. Actualisering van de stilstandcijfers voor de bachelor- en masteropleidingen van de UT” (Peters, Vlas & Hofman, okt. 2008).

-De antwoorden van het CvB op de door de URaad schriftelijk gestelde vragen (brief UR 09-014, 15-01-2009).

-De brief die de URaad heeft ontvangen van de Faculteitsraad TNW betreffende aandachtspunten BSA (19-01-2009).



overwegende dat:

-Een BSA als voornaamste doel heeft studenten sneller op ‘de juiste plek’ te krijgen.

-Een pilot BSA aansluit bij de inspanningsverplichtingen van de universiteiten, welke in de door de Minister van OCW met de VSNU gemaakte meerjarenafspraken zijn vastgelegd.

-De ‘Richtlijn BSA’ de uitvoering van het BSA beschrijft.

-De URaad nog wel vraagtekens zet bij het goed op orde zijn van alle randvoorwaarden (uitdagend, motiverend en didactisch hoogwaardig onderwijs, goede begeleiding en goede faciliteiten). Met name de laatste twee punten.

-Aan een negatief advies geen afwijzing wordt verbonden indien persoonlijke omstandigheden de oorzaak zijn geweest van het niet halen van de puntennorm.

-De pilot na twee jaar wordt geëvalueerd, alvorens het besluit te nemen aan de pilot al dan niet gevolg te geven.


gehoord:

-Dat TN en ST een puntennorm van 40 EC gaan hanteren en CW een puntennorm van 30/35 (wat wordt de norm precies?).

-De toezegging dat er een tekstwijziging wordt doorgevoerd in artikel 2.2.b.: ‘1 november’ wordt vervangen door ‘1 september’.

-De toezegging dat artikel 5.3 wordt herschreven, zodat duidelijk is dat de richtlijn BSA niet met terugwerkende kracht geldt voor studenten.

-Dat het niet de bedoeling is verplichte vakken te stellen naast de puntennorm als voorwaarde voor een positief advies.

-De toezegging dat de evaluatie specifieker uitgewerkt wordt op de volgende manier: De doelen op hoofdlijnen, waarop men wil gaan evalueren, worden duidelijk op een rij gezet. De precieze uitwerking van de evaluatie volgt later.

-De toezegging dat er een werkgroep wordt samengesteld, waarin minstens één student zitting heeft, die evaluatiecriteria opstelt voor de pilot.

-De toezegging dat deze evaluatiecriteria voorgelegd worden aan de URaad alvorens de evaluatie uitgevoerd wordt.

-De toezegging dat de richtlijn BSA na de evaluatie van de pilot opnieuw ter instemming voorgelegd wordt aan de URaad.




besluit:

-In te stemmen met de richtlijn bindend studieadvies.








Met vriendelijke groet,

namens de Universiteitsraad,





drs F.L. Lagendijk

voorzitter