UR 09-144 Ontwikkelingsplan 3TU.Federatie 2009-2012








concept 02-12-2008



Ontwikkelingsplan

3TU.Federatie

2009-2012




december 2008














Woord vooraf




In 2002 zochten de drie technische universiteiten in ons land na een periode van concurrentie toenadering tot elkaar. In 2004 leverden zij onder de noemer ‘Slagkracht in innovatie’ een Sectorplan Wetenschap & Technologie op, waarin zij aankondigden vóór 2010 een federatie te zullen vormen. De federatie werd begin 2007 een feit.


In september van dit jaar publiceerde de 3TU.Federatie een terugblik op het in 2002 ingezette proces van onderlinge afstemming en samenwerking en maakte zij de balans op. Vastgesteld werd dat er sinds de oplevering van het sectorplan het nodige in beweging is gebracht en is bereikt. En bovendien dat de meerwaarde van het samen optrekken geleidelijk beter wordt herkend. Zo constateert ook het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in haar voortgangsrapportage (juni 2008) van ‘Het Hoogste Goed’, de strategische agenda voor het hoger onderwijs, onderzoek- en wetenschapsbeleid.


Samenwerking en afstemming moeten de TU’s aantrekkelijker en waardevoller maken voor studenten, wetenschappers, bedrijven en overheid en daardoor betekenisvoller voor de Nederlandse kenniseconomie en de concurrentiepositie van ons land in de wereld. Het federatieve verband heeft zich inmiddels bewezen als een hiervoor bruikbare organisatievorm.


Het is nu dan ook zaak het ingezette beleid verder te realiseren en uit te bouwen door ruimte te maken voor hierbij aansluitende, breed ondersteunde initiatieven vanuit de instellingen. Daarnaast is het zaak pal te staan voor de belangen van de TU’s en hun stakeholders. De 3TU.Federatie zal zich steeds meer positioneren als dé representant en belangenbehartiger van de technisch-wetenschappelijke sector in ons land. Als zodanig is de federatie gesprekspartner van overheid, bedrijfsleven en andere kennisinstellingen als het gaat om het kiezen en ontwikkelen van nationale en Europese onderzoeksprioriteiten en -programma’s.


In het voorliggende ‘Ontwikkelingsplan 3TU.Federatie 2009-2012’ geven de TU’s in hoofdlijnen aan hoe zij daar de komende jaren gestalte aan willen geven.


Dit plan is alleen te realiseren als de medewerkers van de TU’s zich daarvoor inzetten en de overheid de 3TU.Federatie blijft steunen met extra financiële middelen. Als dagelijks bestuur van de federatie vertrouwen we erop dat beide randvoorwaarden kunnen worden vervuld.



Het Dagelijks Bestuur van de 3TU.Federatie,




Amandus Lundqvist (TU/e) Dirk Jan van den Berg (TU Delft) Anne Flierman (UT)



December 2008

Inhoud




1 Inleiding 4


2 Onderwijs 7


3 Onderzoek 11


4 Kennisvalorisatie 17


5 Federatie 20


1 Inleiding



Sinds de oprichting van de ‘3TU.Federatie’ op 7 februari 2007 trekken de technische universiteiten in ons land intensief samen op. Er zijn vijf gezamenlijke masteropleidingen gestart en er is begonnen met de harmonisatie van de inrichting van het onderwijs. Op vijf voor de Nederlandse kenniseconomie essentiële gebieden zijn gezamenlijke Centres of Competence en Centres of Excellence opgericht ter versterking van focus en massa en ter bevordering van vernieuwing in het onderzoek. Vanuit elk der TU’s is in onderling overleg en in samenspraak met regionale belanghebbenden een impuls gegeven aan kennistransfer en -valorisatie, samenwerking met het bedrijfsleven, bevordering van ondernemerschap en ondersteuning van technostarters. En tot slot zijn ook op het terrein van de interne dienstverlening ervaringen met elkaar uitgewisseld en gezamenlijke activiteiten geïnitieerd.



Missie


Samenwerking en afstemming moeten de TU’s afzonderlijk en als geheel aantrekkelijker en waardevoller maken voor studenten, wetenschappers, bedrijven en overheid en daardoor betekenisvoller voor de Nederlandse kenniseconomie en de concurrentiepositie van ons land in de wereld. Uitgangspunt van beleid is dan ook dat initiatieven voor nieuwe gezamenlijke activiteiten meerwaarde toe moeten voegen aan de betekenis van de TU’s voor de BV Nederland en aan de internationale reputatie van de TU’s. Er zal actief worden gezocht naar mogelijkheden voor het verder uitbouwen van de samenwerking om deze meerwaarde te kapitaliseren.


Vanuit deze optiek bestaat de missie van de 3TU.Federatie uit de volgende hoofddoelstellingen per kerntaak:


- onderwijs: voldoende hoogwaardig gekwalificeerde ingenieurs, technologisch ontwerpers en onderzoekers leveren;


- onderzoek: internationaal toonaangevend en maatschappelijk relevant technisch-wetenschappelijk onderzoek verrichten;


- kennisvalorisatie: kennistransfer en samenwerking tussen onderzoeksinstellingen en bedrijven faciliteren teneinde innovatie en ondernemerschap te bevorderen.


Deze doelstellingen sluiten aan bij onder andere de strategische agenda voor het hoger onderwijs, onderzoek- en wetenschapsbeleid van het ministerie van OCW en de agenda van het Innovatieplatform. Naast de inzet van de 3TU.Federatie is derhalve ook langdurig commitment en daadkracht nodig van de andere stakeholders in de technisch-wetenschappelijke sector om de beoogde bijdrage aan de BV Nederland daadwerkelijk te kunnen leveren.



Strategie: realiseren, uitbouwen en representeren


In september 2008 heeft de 3TU.Federatie in een evaluatienotitie de balans opgemaakt van het in 2002 ingezette proces van onderlinge afstemming en samenwerking. De notitie laat zien dat veel van wat de TU’s zich in 2004 in het Sectorplan Wetenschap & Technologie voor de periode tot 2010 ten doel stelden, al goeddeels of geheel is gerealiseerd. Bovendien wordt geconstateerd dat de meerwaarde van het samen optrekken geleidelijk beter wordt herkend. De betrokkenheid van de medewerkers verdient daarbij bijzondere aandacht. Het beleid zal de komende jaren dan ook gericht zijn op het verder realiseren en verstevigen van ingezette initiatieven, op het uitbouwen met nieuwe initiatieven en op het bevorderen van actieve betrokkenheid daarbij binnen de instellingen. Om dit te bewerkstelligen geldt dat aan nieuwe gezamenlijke activiteiten waar mogelijk bottom up initiatieven ten grondslag liggen. In de opbouwfase van de federatie was het soms nodig op bestuurlijk niveau topdown initiatieven te nemen om het proces van onderlinge afstemming en samenwerking op gang te kunnen brengen. Nu de pioniersfase achter de rug is, is er meer ruimte voor uitbouwen door middel van het faciliteren en stimuleren van bottom up initiatieven. Daar waar nodig zal ook het bestuur van de federatie nieuwe activiteiten op gang brengen.


Tot slot maar niet in de laatste plaats zet de federatie in op behartiging van de belangen van de TU’s en hun stakeholders. Zij zal zich zowel binnen als buiten de VSNU nadrukkelijker positioneren als dé representant en belangenbehartiger van de technisch-wetenschappelijk sector in ons land. Waar nodig zullen rond actuele issues en andere belangrijke thema’s gericht brainstormsessies van belanghebbenden en betrokkenen binnen de drie TU’s worden georganiseerd om tot breed gedragen standpunten en gezamenlijke initiatieven te komen. Verder zal rond actuele issues samenwerking worden gezocht met gelijkgestemde externe partijen.

Realiseren, uitbouwen en representeren zijn derhalve de werkwoorden die het beleid van de 3TU.Federatie voor de komende jaren kenmerken.



Uitvoering: federatie


De TU’s zullen hun onderlinge afstemming en samenwerking de komende jaren organisatorisch gestalte blijven geven in een federatief verband. De federatie heeft zich inmiddels bewezen als een bruikbare organisatievorm om flexibel te kunnen reageren op (veranderende) maatschappelijke vragen en behoeften en om gezamenlijke initiatieven op gang te brengen, te faciliteren en tot het gewenste resultaat te leiden. Er is sprake van een krachtenbundeling met behoud van zelfstandigheid, identiteit en merknaam van elk der drie partners. Inhoudelijke in plaats van organisatorische doelen staan voorop. Het begrip ‘3TU.Federatie’ staat voor het platform dat de ontwikkeling, vaststelling en uitvoering van gezamenlijke plannen stimuleert en in goede banen leidt én zich daarnaast steeds meer zal positioneren als dé representant en belangenbehartiger van de technisch-wetenschappelijke sector in ons land. Het begrip wordt nadrukkelijk niet gezien als een nieuwe merknaam.


De uitvoering van de missie van de federatie vraagt om investeringen, structurele én impulsinvesteringen. Structurele middelen zijn nodig voor:

-Sectorale belangenbehartiging, afstemming en samenwerkingsinitiatieven daar waar dat meerwaarde oplevert. Deze middelen zullen moeten worden ingezet om programmatische en projectmatige activiteiten van de TU’s te helpen tot wasdom te komen. Dat vraagt om een investering van circa 15 miljoen euro per jaar;

-Het verbeteren van de valorisatie van kennis in Nederland en het vormgeven van de voortrekkersrol die de drie TU’s hier logischerwijs in hebben. Hiervoor is een investering van tenminste 10 miljoen per jaar voor de TU’s nodig.

Impulsinvesteringen zijn nodig om de grootschalige onderzoeksinfrastructuur van de drie TU’s zodanig op peil te brengen en te houden, dat ze in de internationale competitie om toponderzoekers en onderzoekspartners niet met lege handen komen te staan. Daarvoor is een eenmalige investeringsimpuls nodig van circa 100 miljoen euro op jaarbasis en een structurele techniekopslag van 5 tot 10 miljoen euro per jaar als bijdrage in de exploitatielasten van de onderzoeksinfrastructuur.


De federatie onderbouwt en operationaliseert deze doelstellingen en investeringen in het voorliggende ontwikkelingsplan, in haar businessplan en in haar bestuurlijke agenda.




Hoofdlijnen van beleid


Binnen het hier aangegeven kader worden in dit ontwikkelingsplan voor de periode 2009-2012 de hoofdlijnen van beleid van de 3TU.Federatie geschetst en beargumenteerd op de kerntaken onderwijs (hoofdstuk 2), onderzoek (hoofdstuk 3) en kennisvalorisatie (hoofdstuk 4). In hoofdstuk 5 komen tot slot enkele organisatorische uitgangspunten aan de orde die de uitvoering van het beleid accommoderen. Resultaten van het huidige beleid zijn hier en daar in tekstkaders geplaatst om het vertrekpunt van het voorliggende ontwikkelplan inzichtelijk te maken.


2 Onderwijs



‘Voldoende hoogwaardig gekwalificeerde ingenieurs, technologisch ontwerpers en onderzoekers leveren’


Nederland heeft een groeiende behoefte aan hoogwaardige ingenieurs en technologisch ontwerpers en onderzoekers. In diverse sectoren zijn er tekorten. Het onderwijsbeleid van de drie TU’s is er dan ook vooral op gericht jaarlijks meer kwalitatief hoogwaardige ingenieurs (MSc), ontwerpers (PDEng) en gepromoveerde onderzoekers (PhD) af te leveren.


Met het oog daarop blijft de 3TU.Federatie zich er in de periode 2009-2012 voor in-spannen dat de drie TU’s virtueel één onderwijsgemeenschap gaan vormen, die een breed palet aan technisch-wetenschappelijke opleidingen aanbiedt en studenten goede mogelijkheden biedt gebruik te maken van keuzemogelijkheden per universiteit. Daaraan wordt als volgt uitvoering gegeven:

-over de verdeling van (specialisaties binnen) opleidingen zal afstemming plaats blijven vinden;

-de federatie gaat door met het wegnemen van belemmeringen voor mobiliteit van studenten tussen de TU’s, bijvoorbeeld door structuurkenmerken van opleidingen onderling verder te harmoniseren

-op het terrein van de onderwijskwaliteitszorg en het versterken van de internationale reputatie van het Nederlandse technisch-wetenschappelijke onderwijs zal de komende jaren geleidelijk meer samen worden opgetrokken;

-er wordt een nieuwe impuls gegeven aan de ontwerpersopleidingen;

-ten behoeve van versterking van de bèta- en technologie-oriëntatie van jongeren, het versterken van de aansluiting vwo-wo en hbo-wo, rendementsverbetering en vergroting van de internationale studenteninstroom concentreert de gezamenlijkheid zich op het uitwisselen van expertise en ervaringen.



Aantrekkelijkheid onderwijsaanbod


De drie TU's hebben de afgelopen jaren elk voor zich en gezamenlijk fors geïnvesteerd in het aantrekkelijker maken van hun onderwijsaanbod. Inzet was vooral (potentiële) studenten meer keuzemogelijkheden en onderwijs-op-maat te bieden. Daartoe werden in de bacheloropleidingen minors en honours programmes geïntroduceerd, kregen studenten van de TU's toelating tot elkaars minors, werden er vijf nieuwe gezamenlijke 3TU-masteropleidingen gestart, werden in de masteropleidingen nieuwe inhoudelijke specialisaties en onderzoeksgerichte tracks opgezet en breidden de TU's de doorstroommogelijkheden van bachelor- naar masteropleidingen aanzienlijk uit door elkaars bacheloropleidingen te erkennen en alle doorstroommogelijkheden (met bijbehorende voorwaarden) binnen en tussen de TU's in een doorstroommatrix in kaart te brengen. Verder werden afspraken gemaakt en maatregelen genomen met het doel belemmeringen voor mobiliteit van studenten tussen de TU's weg te nemen.


De komende jaren zullen harmoniseren en faciliteren in lijn met het eerder ingezette beleid centraal staan in het onderwijsbeleid. Met ingang van het studiejaar 2009-2010 zal volgens afspraak voor alle bachelor- en masteropleidingen aan de drie TU's een gemeenschappelijk jaarrooster worden ingevoerd op basis van semesters en twee blokken per semester. Ook worden met ingang van hetzelfde studiejaar de minors geharmoniseerd qua vorm (blokminor), omvang (30 studiepunten) en plaats in het curriculum (eerste semester van het derde leerjaar). Bezien zal worden of verdere afstemmingsafspraken over de omvang en structuur van vakken in de bachelor- en masteropleidingen zinvol en haalbaar zijn. Volgens afspraak zullen de onderwijs-ondersteunende ICT-systemen van de TU’s in één 3TU-architectuur worden onder-gebracht. Daardoor ontstaat in feite één digitale werk- en leeromgeving voor docenten en studenten, die het mogelijk maakt vanaf de ene locatie gebruik te maken van alle informatie-, communicatie- en netwerkvoorzieningen op de beide andere locaties. Via moderne ICT-technieken zullen studenten ook de mogelijkheid krijgen op afstand onderwijs te volgen aan de collega-TU's. Verder zullen belemmeringen voor fysieke mobiliteit van studenten tussen de TU's zoveel mogelijk worden weggenomen. Daarbij wordt gedacht aan huisvestingsvoorzieningen voor uitwisselingsstudenten en over-stappers. Door in lijn met het beleid van het ministerie van OCW over te schakelen op een zogenaamde 'harde knip' tussen bachelor- en masteropleidingen willen de TU's hun studenten stimuleren na het behalen van hun bachelordiploma een bewuste keuze te maken uit het totale masteraanbod binnen de 3TU.Federatie. Om studievertraging te voorkomen zal worden bezien of geleidelijk meerdere instroommomenten ingevoerd kunnen worden. Vanzelfsprekend zal de gezamenlijke doorstroommatrix met informatie over alle doorstroommogelijkheden per bacheloropleiding en met alle instroom-mogelijkheden per masteropleiding continu actueel en via internet toegankelijk worden gehouden.


Als wetenschappelijke en maatschappelijke ontwikkelingen daartoe aanleiding geven kunnen de keuzemogelijkheden voor studenten in principe uitgebreid worden met nieuwe specialistische masteropleidingen. Daarbij zijn er twee opties. Als het om een nieuwe opleiding gaat op een terrein dat essentieel is voor elk van de drie TU's (hetgeen in ieder geval aan de orde is bij nieuwe opleidingen die aansluiten bij gezamenlijke Centres of Excellence op onderzoeksgebied), krijgt deze het karakter van een gemeenschappelijke opleiding. Daarbij is het kerncurriculum op alle drie de locaties gelijkwaardig maar worden per locatie andere afstudeerspecialisaties aangeboden. In alle andere gevallen zal een nieuwe opleiding in principe slechts door één TU worden aangeboden. Afspraak bij dit alles blijft dat voor het starten van een nieuwe opleiding aan één van de TU's de toestemming nodig is van de beide andere.


Bij bestaande brede masteropleidingen die aan meer dan één TU worden aangeboden, is het de bedoeling geleidelijk te komen tot onderlinge afstemming van het kerncurriculum en tot afspraken over de verdeling van de afstudeerspecialisaties. Daarbij is de inzet dat in zijn totaliteit een zo breed en gevarieerd mogelijk opleidingenpakket wordt aan-geboden, waarbinnen elk van de TU's zich met specifieke specialisaties kan profileren. Zodra het wettelijk mogelijk is, zullen studenten die een substantieel deel van hun opleiding bij een collega-TU hebben gevolgd, een gezamenlijk diploma ontvangen van de beide betrokken TU's. Mede met het oog daarop zullen de onderwijs- en examen-reglementen van verwante opleidingen bij de TU's geleidelijk op elkaar worden af-gestemd. Tot slot zij benadrukt dat de regel blijft gelden dat de continuïteit van master-opleidingen en profilerende mastertracks ter discussie komt te staan als deze gedurende langere tijd een jaarlijkse instroom hebben van minder dan 20 studenten. De instroom zal dan ook continu worden gevolgd.


Dit alles moet het voor studenten beter mogelijk maken te profiteren van de specifieke specialisatiemogelijkheden binnen elk van de TU’s en van het brede palet aan keuze-mogelijkheden binnen de 3TU.Federatie. Virtueel gaan de TU’s op deze wijze geleidelijk aan één onderwijsgemeenschap vormen. De aantrekkelijkheid van het technisch-wetenschappelijk onderwijs in ons land krijgt hiermee een belangrijke impuls.



Kwaliteit onderwijsaanbod


De TU's willen wat de kwaliteit van hun opleidingen betreft zichtbaar tot de internationale voorhoede (blijven) behoren. Met het oog daarop zal de 3TU.Federatie zich blijven in-zetten voor de totstandkoming van een accreditatiesysteem van Europese technologie-universiteiten met daarbinnen de mogelijkheid van erkenning van excellentie via een Europees 'label of excellence'. Bezien wordt welke rol het aan de TU/e ontwikkelde systeem van 'Academic Competences and Quality Assurance' hierbij kan spelen.

In relatie hiermee zullen de TU's de komende jaren hun kwaliteitszorgsystemen op onderwijsgebied waar zinvol en mogelijk op elkaar afstemmen, kennis en ervaring op het gebied van kwaliteitszorg met elkaar delen en zich in onderling overleg voorbereiden op de introductie van instellingsaccreditaties en daaraan aangepaste opleidingsaccreditaties in eigen land. Ook in de Nederlandse situatie zijn de TU’s voorstander van differentiatie in de kwaliteitsoordelen bij externe visitaties en van erkenning van excellentie. Uitgangspunt is dat bij vergelijkbare opleidingen sprake zal zijn van gezamenlijke visitaties en een onderling afgestemde follow up van de visitatieresultaten. Dat zal om te beginnen het geval zijn bij de gezamenlijke 3TU-masteropleidingen.


De TU's stellen aan hun docenten dezelfde basiseisen als het gaat om onderwijs-competenties. Over de wijze waarop (nieuwe) docenten aan deze eisen worden getoetst, vindt onderlinge afstemming plaats. De Basiskwalificatie Onderwijs die een docent aan een van de TU's heeft verworven, wordt door de beide andere TU's erkend.



Ontwerpersopleidingen


De TU's zullen de komende jaren in nauw overleg met het bedrijfsleven en de Nederlandse Certificeringscommissie voor de opleidingen tot Technologisch Ontwerper de behoeften aan (nieuwe) ontwerpersopleidingen in kaart brengen en bezien of en zo ja, bij welke van de TU’s gestalte gegeven kan worden aan eventuele nieuwe opleidingen. Tegelijkertijd zal een impuls gegeven worden aan de nationale en internationale marketing van de ontwerpersopleidingen. Inzet is de bekendheid bij relevante doel-groepen te vergroten en meer deelnemers aan te trekken. Daarbij zal het unieke karakter van de opleidingen en het Professional Doctorate in Engineering en de aantrekkelijke werknemerstatus van ontwerpers-in-opleiding worden benadrukt, evenals het feit dat in het tweede jaar van de opleiding aan een concrete ontwerpopdracht bij een bedrijf wordt gewerkt. Getracht zal worden bedrijven bereid te vinden mede door hen geselecteerde kandidaatdeelnemers aan de ontwerpersopleidingen vooraf een plaats te garanderen voor het uitvoeren van de ontwerpopdracht, alsmede een baangarantie voor een periode van enkele jaren na het afstuderen.



Bèta- en technologie-oriëntatie


De komende jaren blijft een planmatige en samenhangende inzet van overheid, bedrijfs-leven en onderwijs nodig om de bèta- en technologie-oriëntatie van jongeren in ons land te stimuleren. De TU's zijn en blijven op dit terrein elk in eigen regio actief. Via de 3TU.Federatie worden kennis en ervaring terzake onderling uitgewisseld. In aanvulling daarop kiest de federatie voor een gezamenlijke en zichtbare participatie in een beperkt aantal krachtige landelijke initiatieven, die gedragen worden door overheid, bedrijfsleven en onderwijsinstellingen en gericht zijn op duurzame effecten. Daarbij zal de hoogste prioriteit worden gegeven aan initiatieven die duurzame verbetering van bèta- en technologie-educatie in basisonderwijs en vwo beogen.



Aansluiting vwo-wo en hbo-wo


Elk van de drie TU's heeft in de afgelopen jaren een regionaal netwerk van vwo-scholen opgebouwd waarmee succesvol gezamenlijke activiteiten worden ontplooid ter verbetering van de aansluiting vwo-wo. De komende jaren gaan de TU’s ter zake door op de ingeslagen weg. Binnen de 3TU.Federatie worden ervaringen uitgewisseld om van elkaar te leren en te voorkomen dat het wiel op meerdere plaatsen tegelijk wordt uit-gevonden. Waar zinvol en mogelijk wordt samengewerkt. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan het ontwikkelen c.q. uitwisselen van studiekeuze-instrumenten, van instaptoetsen en van op de toetsresultaten aansluitende bijspijkerprogramma's voor eerstejaars studenten in de bacheloropleidingen. Het wegvallen van de structurele middelen voor het platform bèta & techniek in 2011 vraagt om compensatie om op de ingeslagen weg verder te kunnen gaan.


De TU's blijven zich de komende jaren tot doel stellen hbo-bachelors die door willen stromen naar een TU-masteropleiding maximaal te faciliteren. Dat gebeurt langs twee wegen: door voor geïnteresseerde hbo-studenten in het kader van hun hbo-opleiding schakelminors te verzorgen en door afgestudeerde hbo-bachelors schakelprogramma's aan te bieden. Het met goed gevolg volbrengen van een schakelminor of -programma geeft toegang tot de aansluitende masteropleiding. De TU's stemmen regelingen en curricula terzake onderling af, erkennen elkaars schakelminoren en -programma's, maken gezamenlijk afspraken met de hogescholen en wisselen ervaringen met elkaar uit.



Onderwijsrendementen


Binnen elk van de drie TU's zijn de afgelopen jaren tal van initiatieven ontplooid, gericht op verbetering van de onderwijsrendementen. Deze worden de komende jaren gecontinueerd. Daarnaast zal in lijn met het overheidsbeleid worden overgeschakeld op een 'harde knip' tussen bachelor- en masteropleidingen. Rendementscijfers worden op eenduidige wijze gevolgd en samen met ervaringen op het terrein van rendements-verbeterende initiatieven onderling uitgewisseld. Dat geldt ook voor de invoering van het 'bindend studieadvies' in 2009 aan de TU/e.



Internationale instroom


Om jaarlijks meer ingenieurs, ontwerpers en gepromoveerde onderzoekers af te kunnen leveren zijn de TU’s onder meer afhankelijk van een grotere instroom van buitenlandse studenten en promovendi in de master- en ontwerpersopleidingen en in promotie-trajecten. Het Engels is hier in principe dan ook de voertaal. De drie TU's stellen volgens afspraak dezelfde eisen aan de beheersing van de Engelse taal door docenten binnen Engelstalige opleidingen. Verder vindt onderling jaarlijks afstemming plaats over de hoogte van het instellingscollegegeld voor en het aanbieden van beurzen aan buiten-landse masterstudenten van buiten de Europese Economische Ruimte. In aanvulling op en ter ondersteuning van wervingsactiviteiten per universiteit worden de komende jaren gezamenlijke promotie-activiteiten overwogen om de internationale naamsbekendheid en reputatie van het Nederlandse technisch-wetenschappelijk onderwijs gericht te versterken.


Met het doel het aantal - met name buitenlandse - promovendi te vergroten zullen de TU's in daarvoor geëigende masteropleidingen elk op eigen wijze onderzoekstracks inrichten en experimenteren met 'graduate programmes'. Zie hierover verder hoofdstuk 3 onder het kopje 'Opleiding onderzoekers'.



Performance-indicatoren


Het succes van het onderwijsbeleid van de 3TU.Federatie in de periode 2009-2012 moet met name zichtbaar worden in duurzame groei van de aantallen afgegeven MSc-, PDEng- en PhD-graden per kalenderjaar.

3 Onderzoek



‘Internationaal toonaangevend en maatschappelijk relevant technisch-wetenschappelijk onderzoek verrichten’


Welzijn en welvaart zijn wereldwijd steeds afhankelijker van duurzame technologische ontwikkeling. De technologie-intensiteit van vrijwel alle maatschappelijke sectoren neemt snel toe. Er liggen grote uitdagingen op gebieden als veiligheid, gezondheid, energie, water, voedsel, mobiliteit en duurzaamheid. Zeker voor een klein land als het onze is het een forse opgave hier adequaat op in te spelen. Het moet op het terrein van de 'engineering science & technology' zowel qua breedte als niveau aansluiting zien te houden met bestaande en nieuwe kennisgrootmachten. Dat lukt slechts als de TU’s in Nederland er via onderlinge afstemming en samenwerking in slagen:

- voldoende focus en massa te realiseren op voor ons land relevante zwaartepunten;

- voldoende ruimte en stimulans te bieden aan risicovol vernieuwend onderzoek;

- internationaal competitief te zijn qua state-of-the-art onderzoeksinfrastructuur;

- de positie van de construerende en ontwerpende wetenschappen te versterken;

- zich internationaal te onderscheiden met onderzoek van relatief hoge kwaliteit;

- hun kansen op samenwerking met andere R&D-instellingen en participatie in nationale en Europese onderzoeks- en innovatieprogramma's te vergroten; en

- meer onderzoekers op te leiden.


Met het oog daarop zet de 3TU.Federatie zich er in de periode 2009-2012 voor in een succes te maken van de samen opgerichte Centres of Competence en Centres of Excellence. Daarnaast wordt verder gebouwd aan de federatie door actief ruimte en stimulans te geven aan nieuwe initiatieven voor programmatische onderzoekssamenwerking. Nieuw is ook het voornemen om de komende tijd in 3TU-verband samenhangende investerings- en exploitatieplannen te ontwikkelen ter versterking van de infrastructuur voor het technisch-wetenschappelijk onderzoek. Daarbij zijn de TU’s bereid onderzoeksfaciliteiten met elkaar en met anderen te delen. Verder zal de federatie zich ervoor inzetten de positie van de construerende en ontwerpende wetenschappen en van multidisciplinair onderzoek in ons land te versterken. Krachtenbundeling met andere technologische R&D-instituten blijft hoog in het vaandel staan. In dat kader zal een gezamenlijke visie worden ontwikkeld op de positie van de Grote Technologische Instituten en andere publieke technologisch georiënteerde R&D-instituten in ons land. Op het terrein van de onderzoekskwaliteitszorg blijven de TU’s nauw samen optrekken. Waar het gaat om het vergroten van het aantal promovendi zal de gezamenlijkheid vooralsnog bestaan uit het delen van ervaringen.



Focus en massa


Om de onderlinge afstemming en samenwerking op onderzoeksgebied van de grond te krijgen hebben de TU's de afgelopen jaren op de volgende voor ons land maatschappelijk en economisch gezien relevante gebieden samen Centres of Competence (CoC) gevormd:

- High Tech Systems;

- Sustainable Energy Technologies (URGENT);

- Information and Communication Technology (NIRICT);

- Fluid and Solid Mechanics; en

- Applications of Nano Technology.

Per centrum is een omgevingsverkenning uitgevoerd, zijn de belangrijkste onderzoekslijnen in kaart gebracht en zijn basisafspraken gemaakt over het geleidelijk concentreren van het onderzoek per TU op onderling complementaire zwaartepunten. Verder is door de centra de basis gelegd voor afstemming inzake nieuwe leerstoelen (o.m. door participatie over en weer in elkaars benoemingsadviescommissies) en inzake de voor het onderzoek noodzakelijke (nieuwe) onderzoeksinfrastuctuur. Door elk van de CoC’s is in een meerjarenplan aangegeven welke verdere stappen men de komende jaren wil zetten.

Er zal ruimte en stimulans zijn voor bottom up initiatieven van onderzoekers voor toekomstige nieuwe krachtenbundelingen. Een uitgewerkt plan voor een nieuw CoC zal voor uitvoering in aanmerking komen als het tot versterking van focus en massa leidt op een voor ons land relevant zwaartepunt, er een breed en enthousiast draagvlak voor is onder betrokken medewerkers, het initiatief de (financiële) steun heeft van externe stakeholders en meerwaarde oplevert voor elk van de TU’s.



Vernieuwend onderzoek


Binnen elk van de Centres of Competence is de afgelopen jaren de basis gelegd voor een gezamenlijk Centre of Excellence, dat vooral via de onderling afgestemde opbouw van nieuwe leerstoelgroepen een impuls moet geven aan vernieuwend onderzoek binnen het desbetreffende CoC. Het gaat om de volgende vijf centra:

- het '3TU.Centre for Intelligent Mechatronic Systems' (binnen 'High Tech Systems');

- het '3TU.Centre for Sustainable Energy Technologies' (binnen 'URGENT');

- het '3TU.Centre for Dependable ICT Systems' (binnen 'NIRICT');

- het '3TU.Centre for Multiscale Phenomena' (binnen 'Fluid and Solid Mechanics'); en

- het '3TU.Cente for Bio-Nano Applications' (binnen 'Applications of Nano Technology').

Voor de opbouw zijn businessplannen ontwikkeld en is een eenmalige subsidie verworven van 50 miljoen euro van de overheid, uitgesmeerd over de periode van 2007-2011.


De komende jaren zal de verwezenlijking van de plannen voor de bestaande Centres worden gecontinueerd. Eerste zorg is de vervulling van de laatste nog openstaande posities voor voorziene nieuwe hoogleraren en U(H)D's. De aangetrokken stafleden starten nieuwe onderzoekslijnen, waaraan geleidelijk een groeiend aantal U(H)D's, postdoc's en promovendi zal gaan bijdragen.


In aanvulling op de vijf genoemde CoE's is buiten de CoC’s en de subsidieverlening van de overheid om door de drie TU's een zesde gezamenlijk centrum gestart, te weten het '3TU.Centre for Ethics and Technology'. Elk van de TU's steekt hierin in de periode 2007-2011 100.000 euro op jaarbasis. Het centrum richt zich onder meer op vraagstukken van ethiek en technologie binnen de domeinen van de overige vijf CoE's.


De komende jaren zetten de TU's alles op alles om van de gestarte CoE’s een succes te maken en om de federatie beargumenteerd uit te bouwen. Met het oog daarop zal een kaderstellend beleid worden gevoerd ten aanzien van het opzetten van nieuwe centra. Het federatiebestuur zal actief ruimte en stimulans bieden aan bottom up initiatieven van onderzoekers voor programmatische samenwerking op vernieuwende en maatschappelijk relevante onderzoeksdomeinen. Daarbij hoeven niet per se alle drie de TU’s betrokken te zijn. Initiatieven zullen worden getoetst aan de volgende criteria:

- de samenwerking levert aantoonbaar meerwaarde op qua kwaliteit, doelmatigheid en (Europese) fondsenverwerving;

- de taakverdeling binnen het programma draagt bij aan de versterking van het eigen onderzoeksprofiel van de betrokken TU's;

- het programma is vernieuwend van aard;

- het wordt gedragen door onderzoekers met een sterk wetenschappelijk track record;

- het sluit aantoonbaar aan bij maatschappelijke c.q. economische onderzoeks- en innovatiebehoeften en heeft de steun van terzake relevante externe partijen;

- voor het opbouwen van het programma zijn gedurende vijf jaar voldoende extra publieke en/of private middelen beschikbaar.

Nieuwe bottom up initiatieven dienen zich al aan: er is overleg gaande over mogelijke programmatische onderzoekssamenwerking op de terreinen mobiliteit/logistiek, wiskunde/computational science, health en bouw.





Onderzoeksinfrastructuur


Toponderzoek vraagt om een uitstekende onderzoeksinfrastructuur en andersom is een

uitstekende onderzoeksinfrastructuur een randvoorwaarde om ervaren toponderzoek(ers), jonge onderzoekstalenten en vooraanstaande onderzoekspartners aan te kunnen trekken en te behouden. Willen de TU's qua infra-structuur internationaal competitief zijn, dan zal er meer geld voor beschikbaar moeten komen. Met name bij de TU’s gaat het bij onderzoeksinfrastructuur immers om (het ontwikkelen c.q. aanschaffen en continu up-graden van) veelal kostbare voorzieningen (laboratoria, apparatuur en programmatuur), niet alleen qua investeringen maar ook qua onderhoud en gebruik en daarbij behorende inzet van gespecialiseerd technisch personeel. Doordat de eerste geldstroom al jaren geen gelijke tred houdt met de groei van de tweede en derde geldstroom en de ontwerpende en construerende wetenschappen in de tweede geldstroom structureel onderbedeeld worden, zijn de financiële lasten van een state-of-the-art onderzoeksinfrastructuur voor de TU's met de daarbij benodigde inzet van specialisten zonder extra hulp van de overheid niet meer te dragen.


In dat perspectief zijn de TU's begonnen met het inventariseren van bestaande laboratoria, apparatuur, overige onderzoeksmiddelen en ondersteunende staf. Daarnaast worden behoeften en ambities terzake in beeld gebracht. Zowel bij de status quo als de ambities worden de bijbehorende investerings- en exploitatieplaatjes gevoegd. De ambities zullen worden uitgewerkt in onderling afgestemde en gezamenlijke meerjaren-plannen en -begrotingen voor vervanging, vernieuwing, aanschaf en ontwikkeling en bouw van nieuwe onderzoeksinfrastructuur op elk van de drie locaties. Daarbij zal het niet alleen gaan om faciliteiten per TU maar ook om gezamenlijke faciliteiten, geconcentreerd bij één van de drie TU's. In dit verband valt dan te denken aan gemeen-schappelijke, grootschalige en state-of-the-art onderzoeksfaciliteiten, die (internationaal) als trekpleisters voor toptalent kunnen fungeren en op natuurlijke wijze samenwerking tussen onderzoekers van de TU's onderling en met derden kunnen bevorderen. Door bij elk van de TU’s tenminste één van deze gezamenlijke faciliteiten onder te brengen is niet alleen sprake van een geconcentreerde inzet van schaarse middelen maar wordt op termijn ook bijgedragen aan versterking van de complementariteit van de onderzoeks-profielen van de TU's. Bij dit alles wordt door de TU’s met het oog op medegebruik van hun onderzoeksfaciliteiten door derden (met name de industrie) vanzelfsprekend ook rekening gehouden met externe wensen.


Op uitnodiging van de Commissie Nationale Roadmap Grootschalige Onderzoeks-faciliteiten werken de TU's gezamenlijk aan het opstellen van een uitgewerkt plan voor onderling afgestemde cleanroom- en analysefaciliteiten voor onderzoek op nanoschaal.


Om de ambities op het terrein van de onderzoeksinfrastructuur te kunnen realiseren vraagt de 3TU.Federatie van de rijksoverheid in de komende jaren een eenmalige investeringsimpuls in de orde van grootte van in totaal 100 miljoen euro en een structurele techniekopslag van 5 tot 10 miljoen euro op jaarbasis als bijdrage in de exploitatielasten van de onderzoeksinfrastructuur.



Construeren en ontwerpen


Vanuit de noodzaak de zogenaamde 'kennisparadox' te doorbreken wordt van de wetenschap tegenwoordig niet alleen verwacht dat ze van hoge kwaliteit is, maar ook dat ze bijdraagt aan de kenniseconomie en aan de oplossing van maatschappelijke vraag-stukken. Binnen de wetenschapsgebieden waarop de TU's actief zijn, willen zij daarom bij voorkeur de complete kennisketen bestrijken en een dynamische wisselwerking realiseren tussen fundamenteel onderzoek, toegepast onderzoek en het ontwerpen van nieuwe kennisintensieve technologische concepten, materialen, systemen, processen, machines, producten en andere artefacten. Wat betreft de balans tussen fundamenteel onderzoek en toegepast onderzoek en ontwerpen zijn er verschillen tussen de diverse wetenschapsgebieden. De TU's streven binnen alle gebieden naar een afgewogen combinatie van beide. Dat geldt zeker ook voor de in omvang en belang toenemende multidisciplinaire wetenschapsdomeinen.

Een probleem is echter dat het toegepaste en multidisciplinaire onderzoek en het ontwerpen niet goed naar waarde worden geschat in het fungerende systeem van onderzoeksbeoordelingen. Bovendien worden wetenschappelijk construeren en ontwerpen en het multidisciplinaire onderzoek bij de toekenning van middelen uit onderzoeksfondsen structureel onderbedeeld. Daardoor lopen de drie TU’s jaarlijks vele miljoenen euro’s mis. Een en ander wordt veroorzaakt door het ontbreken van goede criteria en kwaliteitsindicatoren voor de beoordeling van deze takken van wetenschaps-beoefening en door de sterk langs klassieke disciplinaire lijnen ingerichte organisatie van NWO. Het is goed dat dit probleem door de overheid nu wordt herkend.


De TU's spannen zich de komende jaren gezamenlijk in voor verandering van de geschetste situatie. Zo participeren zij in pilotprojecten van het platform 'Evaluating Research in Context'. Vanuit dit platform wordt gewerkt aan de ontwikkeling van indicatoren voor de beoordeling van maatschappelijke impact van onderzoek en van evaluatiemethodes die recht doen aan kenmerken van verschillende vakgebieden, waaronder de ontwerpende en construerende disciplines en multidisciplinair onderzoek. Daarnaast werken de TU's aan de ontwikkeling van beoordelingscriteria voor weten-schappelijk construeren en ontwerpen. Uitgangspunt is een integrale benadering van onderzoeken en ontwerpen, omdat beide in onderlinge verwevenheid nodig zijn om tot kennisvalorisatie en innovatie te komen. De 3TU.Federatie zal voorstellen doen voor methodieken waarmee groepen integraal beoordeeld kunnen worden op kwaliteit, productiviteit en relevantie van zowel onderzoeks- als ontwerpresultaten. Met het oog daarop zullen zowel de resultaten van ontwerpprocessen als de wijzen waarop deze worden gepresenteerd c.q. gecommuniceerd, moeten worden gespecificeerd en zullen daarbij aansluitende evaluatiecriteria en -procedures moeten worden ontworpen. Een belangrijk punt daarbij is een adequate samenstelling van peer review commissies. De verhouding tussen onderzoeks- en ontwerpexperts in een commissie zou de verhouding tussen onderzoeken en ontwerpen binnen het betrokken domein correct moeten weerspiegelen.


De 3TU.Federatie zal zich er voor inspannen dat de beoogde methodieken ingang vinden in het door de KNAW-commissie 'Kwaliteitszorg' in haar adviesrapport 'Kwaliteitszorg in de wetenschap' bepleite nieuwe 'Kern Evaluatie Protocol', alsmede in de systematiek voor het beoordelen van voorstellen in het kader van de toekenning van middelen uit onderzoeksfondsen. Dat vraagt intensief overleg met onder meer NWO, KNAW en VSNU. Met dit alles willen de TU's de positie van de construerende en ontwerpende weten-schappen en het multidisciplinaire onderzoek versterken en een belangrijke bijdrage leveren aan het doorbreken van de kennisparadox, die immers in belangrijke mate in stand wordt gehouden doordat de bestaande systemen voor het beoordelen en financieren van onderzoek te eenzijdig gericht zijn op pure science impact. Ontwerpen vormt de schakel tussen onderzoek enerzijds en kennisvalorisatie anderzijds.



Samenwerking met andere R&D-instituten


Waar dat de kansen op samenwerking op onderzoeksgebied met andere R&D-instituten c.q. de kansen op participatie in nationale en Europese onderzoeks- en innovatie-programma's vergroot, zullen de TU's de komende jaren zo veel mogelijk samen op-trekken bij onderhandelingen c.q. met gezamenlijke voorstellen reageren op 'calls for tender' vanuit genoemde programma's.




Een goed voorbeeld van gezamenlijk optreden is de raamovereenkomst die door de 3TU.Federatie is gesloten met de Grote Technologische Instituten en TNO. In dat kader is met ECN succesvol een gezamenlijk R&D-initiatief 'ADEM' oftewel 'Advanced Dutch Energy Materials Innovation Lab' ontwikkeld. De komende jaren zullen de TU's er zich voor inspannen met andere GTI's en/of TNO tot samenwerking te komen op terreinen als ICT, Technical Health Science/Biomedical Systems, High Tech Systems/ Mechatronic Systems, Civiele Techniek/Watermanagement en Mobiliteit.


De inbreng van de TU’s in gezamenlijke initiatieven zal vooral bestaan uit fundamenteel onderzoek en strategische kennisontwikkeling terwijl de GTI's en TNO zich met name zullen richten op kennistoepassing en -exploitatie. Het is de bedoeling in de periode 2009-2012 ook met andere relevante organisaties en grote bedrijven in 3TU-verband tot raamovereenkomsten te komen.


In zijn algemeenheid zal de 3TU.Federatie de komende jaren overigens een eigen visie ontwikkelen op de positie van de GTI’s en andere publieke technologisch georiënteerde R&D-instituten ten opzichte van de drie TU’s. Een belangrijke vraag hierbij is welke winst voor de BV Nederland is te behalen via verschillende gradaties van onderlinge krachten- bundeling.


Verder zullen de TU's zich er in ieder geval ook voor blijven inspannen gedrieën een sterke positie te verwerven in de zogenaamde 'Knowledge and Innovation Communities' die de komende jaren onder de vlag van het European Institute of Innovation and Technology (EIT) zullen worden opgebouwd.



Kwaliteitszorg


Als het om onderzoekskwaliteit gaat hebben de TU's een goede uitgangspositie. Samen zijn zij momenteel goed voor een citatie-impactscore die 43 procent boven het wereld-gemiddelde ligt. Daarmee behoren de drie TU's tot de technisch-wetenschappelijke top 5 van Europa. Om de kwaliteit van het onderzoek en het onderzoeksmanagement plan-matig te kunnen verbeteren en in- en extern verantwoording af te kunnen leggen hanteren de TU's een onderling afgestemd kwaliteitszorgsysteem. Dit volgt in essentie het Standard Evaluation Protocol for Public Research Organisations (SEP), opgesteld door VSNU, KNAW en NWO. Dat betekent dat per discipline om de drie jaar zelfevaluaties worden uitgevoerd en één keer in de zes jaar een externe evaluatie (visitatie) plaatsvindt. De zelfevaluaties worden gebruikt ten behoeve van een externe beoordeling of in het kader van een interne midterm review. De visitatieresultaten worden ook gebruikt ter evaluatie en zo nodig bijsturing van de 3TU.Centers of Competence/Excellence.

De TU's trekken bij de zelfevaluaties en visitaties zoveel mogelijk samen op. Met het oog daarop zijn een gezamenlijk aanvullend protocol, draaiboek en tijdschema opgezet. Visitaties worden uitgevoerd door commissies van onafhankelijke en onpartijdige (buitenlandse) peers. Bewaakt wordt dat in elke commissie peers zitting hebben die samen kennis hebben van alle te beoordelen onderzoeksgroepen, zodat de commissie zich een goed oordeel kan vormen over de prestaties van de desbetreffende groepen. De samenstelling van de visitatiecommissies wordt in 3TU-verband op bestuurlijk niveau nauwlettend gevolgd. De commissieleden worden uiteindelijk op voordracht van de faculteiten benoemd door de verantwoordelijke 3TU-bestuurders.


Zodra landelijk wordt overgeschakeld van het 'Standaard Evaluation Protocol' op het door de KNAW-commissie 'Kwaliteitszorg' bepleite vereenvoudigde 'Kern Evaluatie Protocol' (KEP) zal het 3TU-evaluatieprotocol daarop worden aangepast. Zoals hiervoor aan-gegeven zullen de TU's zich er bovendien voor inspannen dat in het KEP adequate procedures en methodieken worden geïntegreerd voor het beoordelen van weten-schappelijke prestaties op het terrein van ontwerpen en construeren en binnen het multidisciplinaire onderzoek.


In aanvulling op de visitaties laten de TU's elke drie jaar een onafhankelijke citatie-impactstudie uitvoeren om expliciet zicht te krijgen op hun onderzoekskwaliteit ten opzichte van die van relevante benchmarkuniversiteiten. De resultaten worden benut bij het ontwikkelen, uitvoeren en evalueren van het onderzoeksbeleid per TU en in 3TU-verband.



Opleiding onderzoekers


Als research universities zien de TU's het adequaat opleiden van promovendi tot jonge onderzoekers als een van hun belangrijkste taken. Inspelend op de maatschappelijke behoefte wordt bovendien gestreefd naar groei van het jaarlijkse aantal promoties. Om te bevorderen dat meer eigen masterstudenten ervoor kiezen te gaan promoveren zullen de TU’s om te beginnen elk op eigen wijze speciale onderzoekstracks inrichten in daar-voor geëigende masteropleidingen. De TU’s willen studenten die op basis van een strenge selectie tot dergelijke tracks worden toegelaten graag een aanstelling geven als onderzoeksassistent. Dat maakt een geleidelijke overgang mogelijk naar een aansluitend promotietraject. Excellente studenten kunnen hierdoor mogelijk een tijdwinst behalen van maximaal één jaar. De TU's denken daarmee ook een sterke troef in handen te hebben bij het werven van talentvolle buitenlandse masterstudenten. Een voorwaarde voor het aanstellen van onderzoeksassistenten is dat de overheid dit financieel ruim-hartig ondersteunt.


Vooral met het oog op een adequate opleiding van nieuwe generaties onderzoekers blijven de TU's ook samenwerken in een tiental door de KNAW erkende onderzoekscholen, waarvan één van de TU's penvoerder en wetenschappelijk zwaartepunt is. In vier van de tien wordt door twee van de drie TU's samengewerkt. Vanuit de onderzoekscholen worden gezamenlijke cursussen verzorgd voor promovendi. In aanvulling hierop willen de TU's de komende jaren elk op eigen wijze deelnemen aan door de overheid gesubsidieerde experimenten met 'graduate programmes'. Binnen deze programma's worden promovendi niet voor specifieke projecten maar voor bredere onderzoeks-domeinen geworven en krijgen zij meer invloed op de keuze van hun promotiethema en promotor. Ervaringen die bij de experimenten worden opgedaan, zullen door de TU’s worden uitgewisseld. Ook zal er op worden toegezien dat de onderzoeksscholen van de TU’s bij de experimenten worden betrokken. Verder zal worden bezien of het zinvol is tot afstemming en samenwerking te komen op het punt van algemene cursorische programma’s voor promovendi die tot nu toe door elk van de drie TU’s afzonderlijk worden verzorgd.



Performance-indicatoren


Het succes van het onderzoeksbeleid van de 3TU.Federatie in de periode 2009-2012 moet met name zichtbaar worden in:

- stijging van de citatie-impact van de drie TU’s als geheel;

- groei van de tweede en internationale geldstroom ten behoeve van het technisch-wetenschappelijk onderzoek;

- integratie van procedures en criteria voor de beoordeling van ontwerpen en construeren en multidisciplinair onderzoek in het evaluatieprotocol voor het universitaire onderzoek in ons land;

- plannen voor gedeelde onderzoeksfaciliteiten;

- gezamenlijke overeenkomsten met andere R&D-instituten;

- duurzame groei van het aantal afgegeven PhD-graden per jaar.


4 Kennisvalorisatie



‘Kennistransfer en samenwerking tussen onderzoeksinstellingen en bedrijven faciliteren teneinde innovatie en ondernemerschap te bevorderen’


Het onderzoek aan de TU's is wetenschappelijk van hoog niveau maar wordt maat-schappelijk en economisch onvoldoende benut. Ons land is geen koploper als het om technologische innovatie gaat. De TU's zien het als hun verantwoordelijkheid actief bij te dragen aan het doorbreken van deze 'kennisparadox'. Zij beschouwen 'kennisvalorisatie' als derde kerntaak, verweven in de kerntaken onderwijs en onderzoek.


De afgelopen jaren is in dit kader door elk van de TU's in onderling overleg en in samenwerking met regionale belanghebbenden een impuls gegeven aan kennistransfer, samenwerking met het bedrijfsleven, octrooibeleid, pro-actieve kennisexploitatie, bevordering van onder-nemerschap en stimulering, ondersteuning en facilitering van technostarters. Veel initiatieven werden vooraf onderling afgestemd of gezamenlijk ontwikkeld. Daarnaast hebben de drie TU's zich via de 3TU.Federatie op de kaart gezet als één gesprekspartner voor overheid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties in het kader van de ontwikkeling en uitvoering van het nationale wetenschaps- en innovatiebeleid.


Het ingezette beleid zal in de periode 2009-2012 worden gecontinueerd. De belangrijkste ambitie is als drie TU’s de komende jaren een voortrekkersrol te vervullen in het landelijke Valorisatieproject dat is geïnitieerd door het Innovatieplatform en de interdepartementale programmadirectie Kennis en Innovatie. De overige prioriteiten in het kennisvalorisatiebeleid voor de periode 2009-2012 zijn:

- ondernemerschapsgericht onderwijs;

- samenwerking met grote bedrijven;

- kennistransfer richting MKB;

- ondersteuning van technostarters; en

- periodieke uitgave van een voor een breed publiek toegankelijke en informatieve overzichtspublicatie (‘Staalkaart’) van belangrijk onderzoek binnen de drie TU’s.



Valorisatieproject


Doel van het landelijke Valorisatieproject is structurele verankering en opschaling van kennisvalorisatie als derde kerntaak van de Nederlandse universiteiten in samenwerking met externe stakeholders. Dat doel is alleen te realiseren indien:

- alle betrokken partijen strategisch samenwerken;

- alle overheidsinstrumenten op het terrein van kennisvalorisatie worden gestroomlijnd;

- kennisvalorisatie een integraal onderdeel wordt van het beleid van alle betrokken partijen; en

- er adequate financiële instrumenten tot stand komen.

Het is de bedoeling dat overheid, kennisinstellingen en bedrijfsleven zich voor een aantal jaren inhoudelijk en financieel committeren. Kennisinstellingen kunnen in die periode in aanmerking komen voor extra overheidsmiddelen op basis van een overtuigend businessplan op het terrein van kennisvalorisatie. De drie TU’s zijn nauw betrokken bij de ontwikkeling van het landelijke Valorisatieproject en willen in het uitvoeringstraject een voortrekkersrol vervullen. Daartoe wordt gezamenlijk opgetrokken bij het opstellen van de beoogde businessplannen per instelling en wordt gebruik gemaakt van elkaars expertise en ervaringen op het onderhavige terrein. De TU´s zien het project als een uitstekende mogelijkheid om het door hen ingezette kennisvalorisatiebeleid verder te intensiveren en hun prestaties op dit vlak verder te versterken. Met het TU Delft Valorisation Centre, het Kennispark Twente en het TU/e Innovation Lab beschikken zij daarvoor elk over een adequate coördinerende en stimulerende organisatie, die intensief samenwerkt met belanghebbende partijen in de eigen omgeving. Voorwaarde om kennisvalorisatie tot volwaardige derde kerntaak uit te bouwen is wel dat de overheid hiervoor structureel extra middelen toekent. De drie TU’s achten hiervoor een structurele extra toekenning van 10 miljoen euro op jaarbasis noodzakelijk.



Ondernemerschapsgericht onderwijs


Het stimuleren van ondernemerschapsgericht onderwijs is en blijft voor de drie TU’s ook de komende jaren een belangrijk beleidsdoel op het terrein van kennisvalorisatie. Studenten worden gestimuleerd zich via speciaal daarvoor opgezette minors in de bacheloropleidingen, afstudeertracks in de masteropleidingen en keuzevakken ondernemerschapsgerichte kennis en vaardigheden eigen te maken en zich voor te bereiden op het starten van een eigen bedrijf. Verder worden gerichte cursussen en trainingsprogramma’s verzorgd voor studenten, promovendi en medewerkers die de start van een concrete onderneming op het oog hebben. Een en ander moet eraan bijdragen dat meer studenten, promovendi en medewerkers verantwoord het ondernemerspad opgaan. Via onderlinge afstemming en samenwerking willen de TU’s de kwaliteit en doelmatigheid van hun ondernemerschapsgerichte onderwijs bevorderen. Daarbij zullen ook de ervaringen worden betrokken die elk in samenwerking met partners in de eigen omgeving opdoet met de verwezenlijking van regionale Centres of Entrepreneurship en van daaruit te verzorgen cursussen en opleidingen voor (toekomstige) starters.



Samenwerking met grote bedrijven


De TU’s blijven zich er de komende jaren voor inzetten tot een meer planmatige en samenhangende R&D-samenwerking te komen met grote technologie-intensieve bedrijven. Inzet daarbij is een duurzame afstemming en samenwerking tussen TU-onder-zoekers en verwante R&D-medewerkers in het bedrijfsleven te bevorderen. Dat moet ertoe leiden dat er meer samenhang en cyclische interactie komt in de kennisketen tussen fundamenteel en strategisch onderzoek enerzijds en toegepast onderzoek en ontwikkeling van nieuwe producten, processen en systemen anderzijds en dat de specialismen van de afzonderlijke TU’s beter worden benut. Door in de contacten met grote ondernemingen meer gezamenlijk op te trekken kunnen deze in één keer tot afspraken komen met de drie TU’s gezamenlijk. Daarbij kan dan bovendien van meet af aan rekening worden gehouden met de specifieke sterktes van elk van de TU’s. Daar-naast is het voor de betrokken bedrijven en voor de TU’s zelf van belang dat zij ten aanzien van de zakelijke aspecten van onderzoekssamenwerking, contractresearch en participatie in onderzoeks- en innovatieprogramma's zoveel mogelijk één lijn trekken. Het gezamenlijk sluiten van raamovereenkomsten en concrete samenwerkingscontracten met grote ondernemingen op basis van gemeenschappelijke zakelijke voorwaarden, regelingen en standaardcontracten blijft de komende jaren dan ook prioriteit houden. Wat die zakelijke voorwaarden betreft zullen de TU’s er de komende jaren overigens naar streven dat integrale verrekening van alle kosten, inclusief overhead, uitgangspunt wordt bij ‘werken voor derden’.


De 3TU.Federartie zal zich de komende jaren opstellen als gesprekspartner van overheid, bedrijfsleven en andere kennisinstellingen als het gaat om het kiezen van nationale en Europese onderzoeksprioriteiten en het ontwikkelen van en participeren in nationale en Europese publiek-private onderzoeksprogramma’s en -instituten.



Kennistransfer richting MKB


Wat de kennistransfer richting MKB betreft vervult elk van de drie TU’s vooral een rol in het eigen bedieningsgebied en dat in samenwerking met andere kennisinstellingen en intermediaire organisaties in de eigen regio. Om de toegankelijkheid voor het MKB te vergroten zullen de TU’s zich er de komende jaren gezamenlijk voor inspannen hun specifieke wetenschappelijke expertise via een gemeenschappelijk webbased informatie-systeem publiekelijk te ontsluiten. Bovendien zullen de TU’s ervoor zorgen dat hun respectievelijke transferorganisaties voldoende kennis hebben van de onderzoeks-specialisaties en -sterktes bij de zusterinstellingen om vragen uit het bedrijfsleven adequaat te kunnen verwijzen naar de ter zake meest geschikte onderzoeksgroep binnen de TU’s. Daarnaast zullen de TU’s zich op vakbeurzen voor het bedrijfsleven zoveel mogelijk gezamenlijk met hun totale kennisaanbod op het onderhavige terrein presenteren.



Ondersteuning technostarters


De TU’s blijven de komende jaren de ontwikkeling van nieuwe bedrijvigheid stimuleren door zelf actief te zijn op het terrein van business development en door ondersteuning en faciliteiten te bieden aan technostarters, zoals advisering, toegang tot zakelijke net-werken, huisvesting op de universiteitscampus, (pre)seed capital funds en tal van andere incubatorfaciliteiten. Regelingen en voorzieningen voor starters worden onderling af-gestemd. Zo is bijvoorbeeld voor alle drie de TU’s bepaald dat revenuen van octrooien voor 1/3e naar de onderzoeker gaan die verantwoordelijk is voor de desbetreffende vinding, voor 1/3e naar de eenheid waar hij of zij werkzaam is en voor 1/3e naar het universitaire octrooifonds. Expertise en ervaring op het terrein van het faciliteren en ondersteunen van technostarters worden door de drie TU’s uitgewisseld en nieuwe beleidsinitiatieven onderling afgestemd.



Staalkaart


Kennisvalorisatie kan worden bevorderd door stelselmatig publicitaire aandacht te besteden aan wetenschappelijk en maatschappelijk belangrijk onderzoek dat binnen de TU’s plaats vindt. Daarom zullen de TU’s de komende jaren beginnen met het periodiek uitgeven van een voor een breed publiek toegankelijke en informatieve overzichts-publicatie (‘Staalkaart’) met betrekking tot hun gezamenlijke en profilerende onderzoeks-zwaartepunten. De eerste Staalkaart-publicatie zal in 2009 verschijnen en op ruime schaal worden verspreid. Een online versie van de publicatie zal via de websites van de TU’s en de 3TU.Federatie toegankelijk worden gemaakt. Het is de bedoeling elke drie jaar een nieuwe editie in de Staalkaart-reeks uit te geven.



Performance-indicatoren


Het succes van het kennisvalorisatiebeleid van de 3TU.Federatie in de periode 2009-2012 moet met name zichtbaar worden in:

- gezamenlijke raamovereenkomsten c.q. contracten met bedrijven;

- groei van de derde geldstroom;

- groei van het aantal octrooien;

- groei van het aantal spin-off bedrijven.


5 Federatie




De bestuurlijke structuur en werkwijze van de Stichting 3TU.Federatie blijft de komende jaren in essentie ongewijzigd. Het Algemeen Bestuur bestaat uit de leden van de drie Colleges van Bestuur. De voorzitters van de colleges vormen samen het Dagelijks Bestuur. Een van hen treedt bij toerbeurt op als voorzitter. Vier bestuurscommissies (‘Onderwijs’, ‘Onderzoek’, ‘Kennisvalorisatie’ en ‘Bedrijfsvoering’) zijn verantwoordelijk voor de aansturing van lopende en de ontwikkeling van mogelijke nieuwe 3TU-initiatieven. Zij bestaan uit de desbetreffende bestuurlijke portefeuillehouders van de drie TU’s. Eén van hen treedt per toerbeurt op als voorzitter. Voor de verhoudingen tussen de leden van de besturen en tussen de besturen en bestuurscommissies gelden dezelfde beginselen van collegiaal bestuur als binnen de Colleges van Bestuur van de afzonderlijke TU’s.



Sturen op hoofdlijnen


Nu de pioniersfase van de 3TU.Federatie achter de rug is, is het de intentie van de bestuursorganen meer op hoofdlijnen en op wat grotere afstand van de uitvoering te sturen. Daarom zal voortaan volgens een vaste besturingscyclus worden geopereerd. Elke vier jaar zal de 3TU.Federatie een geactualiseerd ontwikkelingsplan opleveren met daarin de hoofdlijnen van beleid voor een periode van vier jaren. De realisatie vindt zoveel mogelijk programmatisch en projectmatig plaats. Dat wil zeggen dat de hoofd-lijnen van beleid per bestuurscommissie worden uitgewerkt in een kaderprogramma met daarbinnen een aantal duidelijk afgebakende projecten. Projecten kunnen ook terreinoverstijgend van karakter zijn. Voor elk project wordt een 3TU-projectleider aangewezen die inhoudelijk en procesmatig verantwoordelijk is voor de correcte uitvoering van het project en over de voortgang rapporteert aan de verantwoordelijke bestuurscommissie. In tweejaarlijkse Bestuurlijke Agenda’s geeft het bestuur van de 3TU.Federatie aan welke belangrijke doelen per kaderprogramma in de desbetreffende jaren nagestreefd worden. De bestuurscommissies informeren het 3TU-bestuur op hoofdlijnen over de voortgang van de programma’s. In tweejaarlijkse voortgangsrapportages wordt door het federatiebestuur verantwoording afgelegd over de (mate van) verwezenlijking van deze doelen. In de verslagen zullen ook kengetallen worden opgenomen waaruit blijkt hoe de 3TU.Federatie als geheel presteert op belangrijke performance-indicatoren. Voor het verzamelen, beheren, bestuurlijk monitoren en toegankelijk maken van deze kengetallen is een eenvoudige structuur opgezet. De secretaris van de 3TU.Federatie zet de geschetste besturingscyclus op, draagt zorg voor de genoemde informatiestructuur en voert de procesregie over het geheel. Een en ander moet de slagkracht van de 3TU.Federatie verder verbeteren.


Door meer op hoofdlijnen en op wat meer afstand te sturen kan de vergaderdruk op bestuurlijk niveau worden verminderd en komt er meer ruimte voor frequentere informele bestuurlijke contacten. Het is de bedoeling daarbij optimaal gebruik te maken van videoconferencing en andere moderne technieken voor overleg op afstand. Een en ander maakt het mogelijk elkaar frequenter te informeren over belangrijke ontwikkelingen, alerter in te spelen op nieuwe kansen, initiatieven en actueel wordende issues die voor alle drie de TU’s van belang zijn en adequater onderling af te stemmen inzake de behartiging van gemeenschappelijke belangen. Waar dat meerwaarde oplevert zullen de drie TU’s de komende jaren in maatschappelijke en politieke discussies, bij het bepalen en uitdragen van standpunten en bij het behartigen van hun belangen nadrukkelijker als een eenheid optreden.




Communicatiestrategie


Voor een goed functioneren van de 3TU.Federatie is het van wezenlijk belang dat in- en externe stakeholders voortdurend goed geïnformeerd worden over haar visie en stand-punten, haar beleid, haar activiteiten en haar prestaties. Bovendien is het van belang goed te luisteren naar de ideeën, wensen en behoeften van de diverse stakeholders. De komende jaren zal dan ook het nodige worden gedaan om de communicatie tussen de 3TU.Federatie en haar in- en externe stakeholders te verbeteren. Met het oog hierop wordt op basis van het voorliggende ontwikkelingsplan een samenhangende communicatiestrategie voor de federatie ontwikkeld. Op basis van die strategie zullen projectmatig de nodige communicatievoorzieningen worden ontwikkeld en structurele communicatie-activiteiten worden ontplooid. De secretaris van de 3TU.Federatie stuurt een en ander aan.



Professionaliteits- en managementontwikkeling


De TU’s hechten veel belang aan professionaliteits- en managementontwikkeling. Door op dit terrein gezamenlijke opleidings- en trainingsprogramma’s aan hun medewerkers aan te gaan bieden, afgestemd op lokale uitgangspunten, denken de TU’s zowel kwalitatief als qua doelmatigheid winst te kunnen behalen. Een belangrijk bijkomend voordeel is dat zo op natuurlijke wijze professionele contacten tot stand kunnen komen tussen medewerkers van de TU’s en ervaringen met elkaar kunnen worden uitgewisseld. In dit kader zal ook worden onderzocht of het zinvol en mogelijk is voor bepaalde categorieën managers en interne dienstverleners loopbaanontwikkelingsplannen toe te passen waarin mobiliteit tussen de TU’s een regulier en geaccepteerd uitgangspunt is. Daarbij kan het gaan om uitwisseling op tijdelijke basis, om tijdelijke detachering of om een overstap voor langere tijd. Voor de betreffende medewerkers betekent dit een verruiming van hun loopbaanmogelijkheden. Voordeel voor de TU’s is dat medewerkers zich veelzijdiger ontplooien en dat er meer personele banden tussen de drie instellingen ontstaan.



Interne dienstverlening


Op het terrein van de interne dienstverlening blijven de TU’s zich in de periode 2009-2012 tot doel stellen door middel van uitwisseling van kennis en ervaring en door afstemming en samenwerking doelmatigheids- en kwaliteitswinst te behalen. Uitgangs-punt is dat gezamenlijke initiatieven worden genomen daar waar die leiden tot besparingen danwel aantoonbare meerwaarde opleveren voor studenten en medewerkers c.q. voor de verwezenlijking van gezamenlijke ambities op de terreinen onderwijs, onderzoek en kennisvalorisatie.