Brief UR Advies Bekostigingssystematiek

logo Universiteitsraad UT

universiteitsraad

Griffie

Spiegel – kamer 300/302



Aan het College van Bestuur




Uw kenmerk


Telefoon

053 - 489 2027

Ons kenmerk

UR 08 149

Fax


Datum

2 mei 2008

e-mail

j.ribberink-vanmiddelkoop@utwente.nl



Hierbij ontvangt u het definitieve advies van de UR met betrekking tot de bekostigingssystematiek.



De Universiteitsraad,

gezien:

-de nota Uitwerking herzien UT-verdeelmodel, km FEZ/381.738

-het preadvies van de UR ten aanzien van dit onderwerp, UR 07-402

-het voorlopig UR standpunt, UR 08-099

-het overleg tussen UR en CvB d.d. 2 april 2008

-de reactie van het college d.d. 11 april 2008

-het verslag van de commissie FVA d.d. 15 april 2008


overwegende dat:

De begrotingssystematiek voor een aantal jaren wordt vastgelegd met het oog op stabiliteit, financierbaarheid en continuïteit van de UT-eenheden.

De bekostigingssystematiek de meerjaren vertaling van de (financiële) voornemens van het instellingsplan, onderwijsnota en onderzoeksnota zou moeten zijn. Geen van deze nota’s zelf een aanzet tot een financiële meerjaren vertaling bevat.

De huidige voorgestelde wijziging bekostigingssystematiek door het ontbreken van kaders in voornoemde nota’s zowel een sterk beleidsrijke als een sterk technische component bevat.

Het verkorten van de omslagtijd voor de component promoties van 4 naar 2 jaar een gewenste en breed gedragen verandering is.

Het verlaten van het business unit model een hoeksteen is van de wijziging van de bekostigingssystematiek. De veranderde verantwoordelijkheid voor het financiële kader van individuele leerstoelen komt te liggen bij decanen en wetenschappelijk directeuren. Zij zullen deze verantwoordelijkheid waar moeten maken door het op korte termijn ontwikkelen van een helder en transparant beleid ten aanzien van o.a. de verdeling van onderwijsmiddelen, volumebeleid ten aanzien van tweede en derde geldstroomplaatsen en investeringen.

Voortdurende monitoring door het College van dit decentrale beleid gewenst is.

De onveranderde keuze voor een uniform ECTS tarief voor alle opleidingen en een hogere opslag voor technische opleidingen de vertaling is van onderwijsbeleid. Een gelijke onderwijsintensiteit, bijvoorbeeld door contacturen, is daarmee mogelijk voor alle opleidingen.

Verworven tweede en derde geldstroom middelen niet gebruikt worden voor het bekostigen van centrale diensten en projecten. Gezien dit beleid is het merkwaardig dat collegegelden wel betrokken worden bij de bekostiging van deze centrale middelen. De gelijkschakeling van rijksmiddelen en collegegelden doet geen recht aan de individuele overeenkomst tussen universiteit en student, die een grote gelijkenis vertoont met een derde geldstroom promotieproject. In beide gevallen is een derde partij bereid de universiteit te betalen voor een geleverde dienst. Het ministerie bekostigt universiteiten in de mate waarin zij deze diensten weten te leveren (aantallen diploma’s dan wel promoties).

Het naar inzicht van het College op dit moment voldoende beschikbaar zijn van onderwijsmiddelen geen argument kan zijn om collegegelden binnen de bekostigingssystematiek gelijk te blijven schakelen aan de rijksmiddelen.

De technische beschrijving van componenten en premieparameters van groot belang is gezien de implicaties voor faculteiten en instituten.

De wijziging van de bekostigingssystematiek duidelijkheid geeft ten aanzien van pre-master bekostiging.

Een reeks van vakken door studenten zowel voor bachelor als master diploma’s kunnen worden gebruikt, mede vanwege keuzeruimte en homologatie trajecten. Een eenduidige cijferadministratie inzicht moet verschaffen hoe behaalde ECTS punten financieel geregistreerd moeten worden.


gezien de toezegging van het college:

De veranderde positie van decanen en wetenschappelijk directeuren ten aanzien van het financiële kader van leerstoelen te blijven uitdragen en hen te blijven uitdagen om deze directe verantwoordelijkheid waar te maken.


adviseert:

1.Om de collegegelden en de rijksbijdrage niet gelijk te behandelen in de bekostigingssystematiek, maar een integrale doorsluizing van collegegelden naar de betreffende opleiding op te nemen. Deze bekostigingscomponent komt dan in de plaats voor de thans opgenomen opleidingsspecifieke component.

2.De technische details van de bekostigingssystematiek zo helder en eenduidig mogelijk te definiëren, zodat duidelijkheid ontstaat over aard en omvang van onderlinge verrekening tussen faculteiten.

3.Bij de inrichting van administratie waaruit parameters voor de bekostigingssystematiek betrokken worden zorg te besteden aan het eenduidig kunnen overnemen van parameters. De opzet van de studenten- en cijferadministratie binnen het Studenten en Onderwijs Servicecentrum verdient hierbij bijzondere aandacht.



Met vriendelijke groet,

namens de Universiteitsraad,





ir. T.M.J. Meijer

voorzitter