6. Brief UR besluit Begrotingsbod 2008

logo URaad UT

universiteitsraad

Griffie

Spiegel – kamer 500



Aan het College van Bestuur,




Uw kenmerk


Telefoon

053 - 489 2027

Ons kenmerk

UR 07 - 231

Fax


Datum

21 juni 2007

e-mail

j.ribberink-vanmiddelkoop@utwente.nl

Betreft: Concept besluit Kaderstelling Jaarplan en Begroting 2008



Geacht college,



Bijgaand treft u het conceptbesluit van de Universiteitsraad aan over uw adviesaanvraag over de Kaderstelling Jaarplan en Begroting 2008. Dit concept is tot stand gekomen na uw mededeling om het onderdeel nieuw verdeelmodel terug te trekken uit de nota. Daarnaast is dit besluit al geformuleerd voordat de UR gelegenheid heeft gehad om zich te buigen over uw antwoorden op onze schriftelijke vragen.


Het door u teruggetrokken onderdeel nieuw verdeelmodel heeft de warme belangstelling van de raad. In de bijlage treft u een lijst van bespreekpunten aan die na de vakantieperiode besproken kan worden. Indien er op de overlegvergadering tijd beschikbaar is, zouden wij graag met u van gedachten willen wisselen over enkele aspecten van het door u voorgestelde verdeelmodel. Dit zijn:

1.De zienswijze achter het sterk versimpelde onderwijsdeel van het verdeelmodel

2.Het uitsmeren van de promotiepremie over 4 jaar

3.De wenselijkheid van uniformiteit van verdeelmodel in faculteiten in relatie tot de leerstoel als businessunit.



Met vriendelijke groet,

namens de Universiteitsraad

 


ir. T.M.J. Meijer

voorzitter



Concept besluit Kaderstelling Jaarplan en Begroting 2008


De Universiteitsraad,


gezien:

De ontwerpnota Kaderstelling Jaarplan en Begroting 2008, FEZ/379.152, UR07-203

De brief van het College van Bestuur FEZ/379.307 met daarin de gewijzigde adviesaanvraag





overwegende dat:

De kaderstelling 2008 wordt gedaan aan de hand van het vigerende verdeelmodel en een nieuw verdeelmodel geen implicaties heeft voor de begroting 2008;

De financiële effecten van de reorganisatie van de dienstverlening “Moderne en Efficiënte Bedrijfsvoering” nog niet verwerkt zijn in de kaderstelling;

Het netto financiële resultaat van de reorganisatie voor faculteiten t.g.v. van het verplaatsen van medewerkers buiten de faculteit en de extra middelen toewijzing t.g.v. de bezuiniging op de dienstverlening nog niet duidelijk is;

De omvang van de TCO’s voor centrale diensten lopende het reorganisatietraject opgehoogd zal moeten worden om de tijdelijk grotere capaciteit van deze diensten te kunnen bekostigen.


gehoord de toezegging van het college om:


De UR in het traject naar de adviesaanvraag over de ontwerpbegroting 2008 te informeren over de preciezere invulling van de reorganisatie effecten voor de begroting 2008 zodra deze informatie beschikbaar is.

De toevoeging van de M€ 4.4 REH-middelen aan de onderzoeksmiddelen als tijdelijke maatregel in 2008 voort te zetten en te overwegen om de REH middelen voor de begroting na 2008 niet alleen aan de onderzoekscomponent toe te wijzen, maar deze in het verdeelmodel als geheel te stoppen.


adviseert

positief ten aanzien van de Kaderstelling Jaarplan en Begroting 2008




1 bijlage


Bijlage: Commentaar bij nieuw verdeelmodel + kaderstelling 2008

Versie 17 juni 2007


Verdeelmodel

Positieve aspecten

1.Meer stabiliteit in de vorm van meerjarige bekostiging voor onderzoek van leerstoelen.
Opmerking: deze vaste voet betreft 15% van de eerste geldstroom bekostiging (10% van de begroting)

2.Verdeling van budget voor infrastructuur onderwijs nu ook op basis van onderwijsprestaties: gewenste vereenvoudiging van het model zodat 90% van het onderwijsbudget via één maat wordt verdeeld.

3.Handhaven omvang onderwijsgebonden onderzoek (30% onderzoekmiddelen na aftrek van promotiepremies).

Negatieve of discutabele aspecten:

4.Ten onrechte is M€ 4.4 uit de REH toegevoegd (alleen) aan het onderzoeksmodel:
Toelichting: Dit is indertijd tijdelijk gebeurd door de uit de hand gelopen premieverwatering en is nu niet meer nodig. Als al uit de REH (algemene middelen) middelen aan het model moeten worden toegevoegd dan aan beide compartimenten. Wel valt te overwegen om de infrastructurele kosten voor zowel onderwijs (bijv. onderwijszalen) als onderzoek (bijv. nanolab) deels uit de algemene middelen te betalen alvorens het restant in het verdeelmodel wordt gepompt. Hiermee zou ook de differentiatie naar onderzoekspremies verminderd kunnen worden. Geredeneerd vanuit de historische component in het ministerieel model is het logisch dat de UT het in stand houden van deze voorzieningen centraal bekostigt.
Waarom is er niet voor gekozen om de hoge kosten voor huisvesting via centrale bekostiging terug te brengen tot een standaard ruimte type (RT3)?

5.Onevenredig grote overheadtoerekening aan onderwijs activiteiten.
Toelichting: 1. De onredelijkheid van het niet toerekenen van universitaire overhead aan tweede en derde geldstroom inkomsten is een erkend probleem, dat met (stereven naar) groei van die geldstromen alleen maar groter wordt.
2. Daarnaast worden dezelfde typen inkomsten voor onderwijs en onderzoek verschillend behandeld:

-
Enerzijds worden onderzoekinkomsten uit de tweede geldstroom (indirect overheidsgeld) en contractonderzoek (derde geldstroom) niet belast en zelfs de 3TU CoE (eerste geldstroom) niet belast.
- Anderzijds worden bij de onderwijsinkomsten de TG-inkomsten (separate begroting), collegegelden (geen eerste geldstroom) en zelfs tuition fees (derde geldstroom)
wel belast. Desgevraagd vond de rector het belasten van inkomsten uit postinitiële opleidingen (derde geldstroom) niet onredelijk.

6.OO-middelen moeten niet via de WD naar de opleidingen (faculteiten).
De formulering in het voorstel geeft aan dat de WD deze middelen direct doorsluist naar de faculteit die de middelen genereert op basis van ECTS-verdeling. De WD kan dus geen sturing geven met deze middelen en moet niet verworden tot een administratief doorschuifmedewerker.

7.Stabiliteit model is groter, maar beperkt:
a. Waarom is niet gekozen voor (ook) een vaste voet voor onderwijs, waarbij onder meer het aantal opleidingen door de UT ingesteld bij de faculteit als maat kan worden gebruikt?
b. De groei van tweede en derde geldstroomplaatsen is in de afgelopen jaren niet via volumebeleid gereguleerd. Als dat komende jaren niet alsnog gebeurt zal er vanzelf druk ontstaan om het budget voor convenantsmiddelen weer te verkleinen ten gunste van premies. Hoe denkt het college dat er komende jaren wel volumebeleid tot stand komt?

8.Het schrappen van de hoge opslag voor technische opleidingen: nu de opslag is opgegaan in de uniforme ECTS-prijs, is de vraag of de kosten van de opleidingen inderdaad grosso modo gelijk zijn. Een faculteit als TNW heeft (veel) nadeel bij het schrappen van de hogere infracomponent voor onderwijs, terwijl er aantoonbaar hogere kosten zijn dan bijvoorbeeld bij MB kosten zijn. Of wordt dat gerechtvaardigd doordat de OO-component (hoog voor 2 jarige technische opleidingen) dat verschil moet compenseren? (daar is OO natuurlijk niet voor bedoeld).
a. Is het college van mening dat het impliciete uitgangspunten voor één overall ECTS-prijs terecht zijn, namelijk dat de onderliggende kosten voor het verzorgen van al het onderwijs en de daarvoor benodigde infrastructuur gelijk?
b. Betekent dat uitgangspunt dat technische opleidingen geëxtensiveerd moeten worden en ontdaan van practica e.d. en geldt dat ook voor TG?
c. Zie vraag 7a: waarom geen gedifferentieerde vaste voet per opleiding?

9.Onduidelijkheid over de leerstoel als business unit.
Toelichting: faculteiten en instituten kunnen ook binnen dit model leerstoelen als business unit beschouwen en deze blijven afrekenen op zijn financieel functioneren (met leerstoelbegrotingen en –reserves), zoals dat nu het geval is, maar omdat de inkomsten van de leerstoelen afhankelijk worden van “bestuurlijke afwegingen” lijkt dat niet redelijk. Het model vermeldt geen richtlijnen op dit punt maar die dienen er wel te komen door de vervlechting van instituten met faculteiten.

10.Perverse prikkels blijven te sterk in onderwijsmodel.
Toelichting:nog steeds wordt onderwijsinspanningen alleen uniform per ECTS en alleen bij een voldoende bekostigd, waarbij in de regel de inkomsten binnen een faculteit en tussen faculteiten op dezelfde wijze worden verdeeld. Een premie op louter voldoendes en een uniforme bekostiging van alle onderwijsvormen is slecht voor de kwaliteit van het onderwijs. Bij onderzoek wordt ook een premie voor een promotieplaats gegeven, ongeacht het welslagen van de promotie.

11.Geen uniform beleid ten aanzien van onderwijsruimten en bekostiging daarvan.
Het ontbreken daarvan zal aanleiding geven tot niet optimaal gebruik van onderwijsruimten en onnodige bilaterale verrekeningen.

12.In het model zijn ten onrechte geen uitgangspunten voor bekostiging van de nieuwe dienstverleningsorganisatie opgenomen: uitgangspunt dient, bijvoorbeeld, te zijn dat basispakket dienstverlening zonder doorberekening centraal bekostigd wordt.

13.De budgettair neutrale invoering van het nieuwe verdeelmodel betekent feitelijk dat in 2008 het oude verdeelmodel nog geldt en het nieuwe verdeelmodel vanaf 2009 via 2010 per 2011 pas volledig wordt doorgevoerd. Gezien de budgettaire ruimte per 2008 zouden deze stappen eerder gezet kunnen worden, mits er overeenstemming over het verdeelmodel is.

14.De uitbetaling van de promotiepremies volgt nog steeds vele jaren nadat de bijbehorende inspanning is geleverd. Dit is een onderdeel van een breder probleem van de bekostiging van opstartende leerstoelen, waarvoor binnen het verdeelmodel een oplossing moet worden gegeven.

15.Ten onrechte worden de premasters nog als masteronderwijs bekostigd.
Toelichting: De genoemde reden is onbegrijpelijk: alle ECTS behaald door pre-master studenten kunnen als bachelor-punten worden behandeld. Er wordt ook niet aangegeven wanneer bachelorbekostiging zal plaatsvinden. Feitelijk moet bekostiging helemaal geschrapt worden omdat er geen rijksbekostiging voor is.

Procedureel:

Pagina 13: het is verwonderlijk dat het opstellen van het verdeelmodel gebaseerd is op concept-nota’s voor onderwijs en voor onderzoek: deze zijn gewijzigd of na grote wijzigingen nog in discussie, Verder baseert het college zich op uitgangspunten die bij de URaad niet bekend zijn en op een brief aan leerstoelhouders.
Vindt het college niet dat aanpassing van het verdeelmodel gebaseerd moet zijn op afgeronde besluitvorming en van expliciet uitgesproken uitgangspunten?

Het verdeelmodel wordt niet separaat ter instemming aangeboden maar ter advies als onderdeel van de “kaderstelling 2008”. Hiermee wordt de gewoonte van een separate besluitvorming over een meerjaren verdeelmodel doorbroken en daarmee het instemmingsrecht op dit model ontnomen. Zoals bekend is dit punt al eerder als een van de geschilpunten van UR en college t.a.v. de bevoegdheden geïdentificeerd. De vraag is of uitvoering gegeven kan worden aan dit beleid, als er geen overeenstemming over is én het geschil nog beslecht moet worden.

Het college zal moeten bepalen wat en waarover thans besluitvorming mogelijk en wenselijk is. Begrotingsrichtlijnen en –bod hangen immers sterk samen met de besluitvorming t.a.v.



onderzoeksnota, verdeelmodel, maar ook aspecten als inzet TCO’s en CS-middelen lijken niet rijp voor besluitvorming.