9. Schriftelijke rondvraagpunten

logo URaad UT

universiteitsraad

Griffie

Spiegel – kamer 500



Aan het College van Bestuur,




Uw kenmerk


Telefoon

053 - 489 2027

Ons kenmerk

UR 06-308

Fax


Datum

28 september 2006

e-mail

j.ribberink-vanmiddelkoop@utwente.nl

Betreft: Schriftelijke rondvraagpunten overlegvergadering 3 oktober 2006




Geacht college,



In de interne vergadering van de Universiteitsraad zijn onderstaande vragen geformuleerd. Graag ontvangt de raad in de komende overlegvergadering een reactie van u.



A. Taaleis voor internationale studenten


In 3TU verband is de afspraak gemaakt dat aan internationale studenten een taaleis wordt gesteld van een IELST score 6.0.

Betekent deze 3-TU afspraak dat alle UT- opleidingen zich aan een taaleis van IELTS score 6.0 met ingang van 1 september 2007 dienen te conformeren of blijft de mogelijkheid bestaan dat opleidingen een andere (hogere) score als taaleis kunnen stellen?


Kan het college vervolgens met spoed zorg dragen voor heldere informatie over de taaleis(en) aan faculteiten, Bureau Communicatie en andere betrokkenen, om te voorkomen dat voorlichters verkeerde informatie geven bij voorlichtingsactiviteiten, dan wel incorrect voorlichtingsmateriaal (folders, web en digitaal) verspreiden aan potentiële studenten die mogelijk per 1 september 2007 willen inschrijven?



B. Procedures benoeming hoorleraren


De door het college geformuleerde procedures benoeming hoogleraren geven een heldere uiteenzetting van de opeenvolgende stappen in een procedure waar de afgelopen 10 jaar een duidelijk verschil in opvatting over te merken was. Onderdeel is het voorleggen van de structuurrapporten van zowel de gewone als bijzondere hoogleraren aan de Faculteitsraad. Ten overvloede zou hieraan toegevoegd kunnen worden dat waar nodig het structuurrapport ook gebruikt kan worden voor wijziging van het instemming benodigde leerstoelenplan. Het is echter opmerkelijk dat dit adviesrecht niet geldt voor de persoonlijke hoogleraren. Dit wordt ongetwijfeld gemotiveerd door de herkenbaarheid van de betrokkene. Echter hierdoor ontstaat een merkwaardige situatie bij overgang van een persoonlijk hoogleraarschap naar een gewone hoogleraar. Dit geeft aanleiding tot de volgende vragen.

Moet bij overgang van een persoonlijk hoogleraar naar gewoon hoogleraar het structuurrapport alsnog worden voorgelegd, met een pro forma positief advies of




eventueel een pijnlijk negatief advies? Het lijkt in deze zin beter indien dit vooraf aan de

medezeggenschap wordt voorgelegd.

Dient een persoonlijke leerstoel opgenomen te zijn in het leerstoelenplan?

Gezien de positie van het college ten aanzien van profilerende leerstoelen als zijnde leerstoelen, leidt dit tot de vraag of ook voor deze categorie een structuurrapport en opname in het leerstoelenplan nodig zijn?





Met vriendelijke groet,

namens de Universiteitsraad,




ir. T.M.J. Meijer

voorzitter