3. Verslag overlegvergadering 2005-12-13

logo Universiteitsraad UT

universiteitsraad

Griffie

Spiegel – kamer 500



Uw kenmerk


Telefoon

053 - 489 2027

Ons kenmerk

UR 05-342

Fax


Datum

20-12-2005

e-mail

j.ribberink-vanmiddelkoop@utwente.nl


Verslag van de overlegvergadering van de Universiteitsraad op dinsdag 13 december 2005


Aanwezig:

Leden UR:

Deetman, Van Dijk, Gutteling, Hendriks, Hesselink, Hollman, Houweling, Lippinkhof, D.Meijer (vz), N.Meijer, Pol, Poorthuis, Van der Wal, Wormeester, IJzermans

College van Bestuur:

Van Ast, Flierman, Zijm

Griffie:

Ribberink, Klomp-Jongsma (Secretariaatsservice “PS” – verslag)

Afwezig:

Becht, Brinkman (beiden m.k.)



1.Opening en vaststelling agenda

De voorzitter opent om 9.00 uur de vergadering en heet de aanwezigen welkom.


2.Mededelingen

CvB:

Dhr. J. Croonen is als interim-decaan begonnen met zijn werkzaamheden bij de faculteit CTW. Het college hoopt eind januari de definitieve benoeming van een decaan te hebben geëffectueerd, zodat deze in het voorjaar aan de slag kan gaan.

Er wordt gezocht naar kandidaten voor de functie van wetenschappelijk directeur van Impact.

Per 1 december jl. stonden 7.600 studenten ingeschreven bij de UT – het grootste aantal ooit.

De bestuurlijke agenda, met daarin een compacte samenvatting van het Instellingsplan plus een aantal accenten, is gereed en zal worden toegezonden aan alle medewerkers en externe relaties. In vervolg hierop zal het college met een programma van projecten en activiteiten komen (dat bestemd is voor een minder breed publiek), op grond waarvan verder gewerkt kan worden; dit programma zal geagendeerd worden voor de eerstvolgende UR-vergadering.

Flierman heeft een “verwondernotitie” geschreven en verspreid. Dit is geen officieel bestuurlijk document, maar een persoonlijk notitie waarin hij zaken heeft verwoord die hem in zijn eerste maanden bij de UT zijn opgevallen.


Voor wat betreft de 3TU-master Sustainable Energy Technology was het presidium in de vorige UR-vergadering gemandateerd om onder voorbehoud van positieve advisering door de decentrale medezeggenschapsorganen in te stemmen met de invoering. Omdat er nog een advies ontbrak heeft instemming nog niet plaatsgevonden.

Inmiddels is ook het ontbrekende advies binnen.


Aangezien door alle betrokken decentrale medezeggenschapsorganen positief is geadviseerd besluit de UR conform conceptbesluit 05-278 in te stemmen met de invoering van de 3TU-masteropleiding Sustainable Energy Technology.


3.Verslag van de overlegvergadering van 15 november 2005 (UR 05-310)

Pag. 2 r.50: Hoewel wel zo gezegd stelt Hollman voor in het kader van het streven naar vermijding van onnodig Engels taalgebruik het woord “policy” te vervangen door “beleid”.

Pag. 4 r.10 wijzigen als volgt: “Het gaat om 5 Centers of Excellence, waarvan één ingebed in een uitgebreider Center of Competence.”

Met inachtneming hiervan wordt het verslag vastgesteld.


4.Onderwijsjaarcirkel 2006-2007 (UR 05-296, UR 05-316)

Het college heeft een sterke voorkeur voor het handhaven van de tentamenperiode in de weken 25 en 26, omdat het merendeel geen behoefte heeft aan een uitloopweek (die alleen bedoeld is voor het afronden van projecten en niet voor tentamens). Daarmee zou het opleidingsjaar onnodig een week verlengd worden. Bovendien zou dan week 27 niet gebruikt kunnen worden voor summer courses e.d. Voor de 3TU geldt dat drie van de vier tentamenweken samenvallen.

Hollman merkt op dat een periode van 8 weken voor onderwijs toch al krap is, en dan vallen er ook nog drie dagen uit die heel moeilijk alsnog in te roosteren zijn.


Volgens Wormeester kan dit soort problemen zich ieder jaar weer voordoen. Dit zou opgelost kunnen worden door flexibiliteit te brengen in de wijze van verroostering. Zijm is bereid de roosterwerkgroep te vragen de mogelijkheden van flexibilisering in de verroostering nader te onderzoeken.


De UR besluit conform UR 05-316 positief te adviseren t.a.v. het voorgenomen collegebesluit van 21.11.2005, met een door de meerderheid van de UR ondersteund dringend verzoek om week 25 toe te voegen als extra collegeweek en de weken 26 en 27 te benoemen als tentamenweken. Hierbij wordt in acht genomen de toezegging van het college inzake een onderzoek naar flexibiliseringsmogelijkheden in de verroostering.


5.Collegeldtarieven en Inschrijvingsregeling UT 2006-2007 (UR 05-304, UR 05-315)

Ook het college vindt de daling in instroomcijfers van internationale masterstudenten zorgelijk. Uiteraard zal het CvB zich inspannen om het aantal buitenlandse studenten aan de UT te vergroten. Momenteel wordt gewerkt aan een korte notitie over internationalisering en de uitbreiding van de wervingsactiviteiten.

Belangrijk is het hebben van een adequaat beurzenfonds. Hetgeen door niet-EER-studenten extra betaald wordt aan collegegeld wordt niet gezien als eerste geldstroom en zal dus voor een deel in zo’n beurzenfonds gestoken kunnen worden. Daarnaast zijn er nog twee geldstromen, namelijk de Kennisbeurs van het ministerie OCenW en het eigen Universiteitsfonds.

In 3TU-verband vindt overleg plaats over hoe te komen tot eensluidende collegegeldtarieven. Zo lang dat nog niet tot resultaat heeft geleid zal de UT haar eigen beleid blijven volgen. Overigens zou Zijm zich juist voor de bachelorstudenten wat eigen ruimte voor elk van de drie universiteiten kunnen voorstellen.


Het CvB is bereid met de UR van gedachten te wisselen over het aanbieden van beurzen aan niet-EER-studenten. Dat zal niet al in de volgende vergadercyclus lukken, maar wel vóór de zomerperiode.


De UR besluit conform 05-316 positief te adviseren t.a.v. de vaststelling van de Collegegeldtarieven en de Inschrijvingsregeling UT 2006-2007, met dien verstande dat het college toezegt nog tijdens het lopende academisch jaar te komen met een plan voor het aanbieden van beurzen aan niet-EER-studenten.


6.Nota Ziekteverzuimbeleid (UR 05-306, UR 05-312, UR 05-325)

Wat het voorstel van de UR t.a.v. de verdeling van bevoegdheden tussen UR en OPUT betreft (UR 05-312): Het college heeft hierover nog geen formeel standpunt ingenomen, maar verwacht wel met UR en OPUT tot overeenstemming te kunnen komen over de door de UR gekozen insteek.


Ten aanzien van UR 05-325:

Het college gaat er mee akkoord bij de te nemen maatregelen expliciet op te nemen dat de ziekteverzuimcijfers en eventueel een op de eenheid gericht plan van aanpak van het ziekteverzuim worden voorgelegd aan de betrokken medezeggenschapsraad.

Hoewel het college zich in de suggestie van de UR wel kan vinden zal het naar zijn mening om agendatechnische redenen niet altijd haalbaar zijn om een reïntegratieplan in gezamenlijkheid (leidinggevende, werknemer en bedrijfsarts) op te stellen. Uiteraard dient wel het uitgangspunt te zijn dat er geen verschil van opvatting mag zijn tussen die drie partijen over wat er in het reïntegratieplan staat. Het zou wat het college betreft wel in het protocol opgenomen kunnen worden, maar dan als aanbeveling en niet als dwingende eis – waar het om gaat is dat het beoogde doel bereikt wordt.


Met inachtneming van de ter vergadering gemaakte opmerkingen besluit de personeelsgeleding van de UR positief te adviseren t.a.v. de Nota ziekteverzuimbeleid Universiteit Twente.


6.TSM – stand van zaken (UR 05-326)

In antwoord op de vragen die zijn gesteld in UR 05-326 stelt Zijm dat in de bestuurlijke agenda LLL nadrukkelijk genoemd staat als aandachtspunt – het college wil zich dan ook nader beraden over hoe LLL te implementeren.

Ten aanzien van TSM vertelt Van Ast:

TSM wordt op afstand gezet, is geen UT-organisatie meer en kan dus per definitie geen UT-diploma’s meer afgeven.

Er wordt onderhandeld over het integreren van TSM in de stichting SWOT; naar verwachting zullen de gesprekken op 23 december a.s. kunnen worden afgerond.

Een voorwaarde is dat er geen concurrentiebeding geldt.

De aandelen zullen door de UT aan de nieuwe stichting worden overgedragen.

Na de overdracht zal eventuele samenwerking bij afspraak geregeld moeten worden.

De UT is straks niet meer financieel verantwoordelijk voor TSM. Wel zal een achtergestelde lening ad M€ 1 (onder aftrek van de nog openstaande vordering) worden verstrekt met een terugbetalingstermijn van 10 jaar.

In de Raad van Toezicht van de nieuwe stichting zal zowel op voordracht van Saxion Hogescholen als van de UT een lid zitting hebben (voor de UT is dat waarschijnlijk Van Ast). Zij zitten daar dan op kwaliteit en niet namens de instellingen.

Over het nu nog via TSM lopende postinitiële onderwijs zullen goede afspraken gemaakt worden.


Als alle gesprekken rond zijn zal het college zorgen dat de UR een overzicht van de gemaakte afspraken krijgt.


7.Ontwerp-begroting 2006 (UR 05-311, UR 05-319, UR 05-322, UR 05-323, UR 05-327, UR 05-329)

In de commissie F&V is enkele keren uitgebreid van gedachten gewisseld met het college over de ontwerpbegroting 2006.

Ter vergadering geeft Van Ast antwoord op de nagekomen vragen, die verwoord staan in de mail van Wormeester d.d. 12.12.05:

Vraag 1 – Indaling TG: Aan indaling van de opleiding in het UT-verdeelmodel op dit moment zijn enkele nadelen verbonden. Want dan is niet meer rechtstreeks zichtbaar wat aan de opleiding wordt besteed, hetgeen vooralsnog wel wenselijk is, ook richting OCenW. En voor de faculteit TNW zou misschien de verleiding kunnen ontstaan om het geld ook voor andere knelpunten te gebruiken. Bovendien zou het verdeelmodel dan aangepast moeten worden.

Het college is vooralsnog dan ook voorstander van gerichte sturing en het volgen van de gelden alvorens over te gaan tot integreren in het bij te stellen verdeelmodel (wellicht in 2009).

Wormeester zou zich kunnen voorstellen dat indaling in fases plaatsvindt, bijvoorbeeld de bachelor per 2007 en de master op een later moment. Van Ast zal die gedachte meenemen.

Vraag 2 – Nieuwe masters: Eind 2004 is tot aanloopbekostiging van de nieuwe research-master besloten. Vervolgens is in voorjaar 2005 tot aanloopbekostiging van AT besloten. Daarom is in de begroting 2006 de aanloopbekostiging voor de masteropleiding Social Systems Evaluation en de bacheloropleiding Advanced Technology voor het eerst expliciet zichtbaar. Zijm vult aan dat het niet de bedoeling is nog veel nieuwe masters in het leven te roepen, behalve de landelijke 3TU-masters. De enige master waar nog serieus over nagedacht wordt is een master medische psychologie.

De voorzitter gaat ervan uit dat bij het bespreken van een nieuwe opleiding aangegeven wordt of er behoefte is aan voorfinanciering of ontwikkelingskosten. Bij de opleiding AT is dat niet gebeurd. Mag de UR concluderen dat er voor de instelling van de masteropleidingen in 3TU-verband geen voorfinancierings/ontwikkelingskosten zullen zijn op centraal niveau? Zijm kan daar nog niet op antwoorden, omdat de masters voor een deel voortvloeien uit een verschuiving van activiteiten, waardoor onderzoek aanwezig is. Flierman merkt op dat vooralsnog vooral wordt ingezet op uitbreiding van de instroom in bestaande opleidingen. De intentie is: primair investeren in bestaande opleidingen, zowel bachelors als masters. Mochten er wel nieuwe opleidingen komen dan ligt het in de rede dat de ontwikkelingskosten e.d. zichtbaar gemaakt worden.

Vraag 3 – Maatschappijwetenschappelijk speerpunt: Het vorige college heeft besloten de strategische middelen voorlopig te continueren ter overbrugging van de periode tot aan de eventuele nieuwe, voor de maatschappijwetenschappelijke en technische instituten gezamenlijke, portfolioronde. Het is echter de vraag of er nog weer een portfolioronde komt.

Vraag 4 – Begroting BMTI: De deelbegroting en het jaarplan van BMTI voor 2006 zijn inmiddels aan de UR toegezonden.

Vraag 5 – Van Rijn-middelen: In samenspraak met het OPUT wordt een bestedingsplan opgesteld dat ook dient aan te sluiten bij de doorstart van het afgesproken personeelsbeleid. Tot dusver is het er nog niet van gekomen. Voor 2006 wordt wel daadwerkelijke invulling verwacht. De UR kan voor de volgende vergadercyclus een startnotitie verwachten.

Vraag 6 – Digitale Universiteit: Voor de begroting 2006 wordt nog rekening gehouden met een bedrag k€ 990 voor de DU, conform de afgelopen jaren. In het jaar 2006 zal het werkelijke bedrag substantieel lager zijn. Op het ogenblik wordt onderzocht of het mogelijk is bepaalde activiteiten van de DU onder te brengen in SURF en om de bijdrage van de UT aan de DU te staken. Een vrijval van het gehele subsidiebedrag is overigens niet te verwachten, want er zal altijd een bepaalde mate van ICT in het onderwijs gewenst zijn waarvoor financiële middelen beschikbaar dienen te zijn.

Vraag 7 – USow: De aanvullende dotatie was al in de begrotingsrichtlijnen 2006 opgenomen. In dit kader verwijst Flierman ook naar de eerder aangekondigde notitie over internationalisering.

Vraag 8 – USoz: Deze k€ 489 is niet “ten behoeve van” maar “als gevolg van” de onderzoekpremiëring. In de nota Begrotingsrichtlijnen 2006 is het volgende toegelicht: “Uitgaande van beschikbare middelen voor de component premiëring onderzoekplaatsen en een indexering van 3% per jaar wordt een eventueel resterend tekort centraal afgedekt en een eventueel surplus blijft beschikbaar om strategisch te worden ingezet door het college in samenspraak met het UMT.” Conform de vastgestelde begrotingsrichtlijn is het surplus over 2006 ad k€ 489 toegevoegd aan de USoz en gelijktijdig begroot als uitgave, hoewel nog niet geconcretiseerd.

Vraag 9 – HTT: Dit bedrag moet worden gezien als aanloopfinanciering voor de directie HTT. De volgende jaren staan dan ook pm. Hier is ook sprake van een relatie met het Kennispark, en tevens hangt het samen met de ontwikkeling van de holding (TSM treedt bijvoorbeeld uit).

Vraag 10 – US 2005: Aan de F&V-commissie is via de mail op 7.12.05 een overzicht verstrekt van de bestedingsruimte USow en USoz direct na vaststelling van de begroting 2005.

Vraag 11 – Ziekteverevening: De helft wordt vergoed, omdat in veel gevallen de daadwerkelijke vervanging niet en/of later en in veel gevallen in mindere omvang wordt doorgevoerd dan de capaciteit die tijdelijk wegvalt door ziekte en/of verlof. In het kader van de wet Poortwachter wordt van de werkgever verwacht actief op te treden bij uitval door ziekte. Bij 100% vergoeding zou de prikkel worden weggenomen om zelf ook actief te proberen het ziektepercentage naar beneden bij te sturen. Van Ast merkt in dit verband nog op dat eenheden ook zelf een bepaalde ruimte hebben – bij problemen dienen zij in overleg te treden met de decaan.


Vervolgens gaat het college in op UR 05-327, en dan met name op het concept-UR-advies dat ter vergadering wordt uitgedeeld.

Het college was enigszins verbaasd over de toezending van UR 05-327, omdat over de daarin genoemde punten al uitgebreid in commissieverband gesproken is. Bovendien mist het CvB wel een beetje begrip van de zijde van de UR voor het feit dat een nieuw college wat tijd en ruimte nodig heeft om dingen op te lossen. Men zou graag het vertrouwen (in politieke zin) van de UR willen hebben bij het zetten van verdere stappen.

De UR beaamt dat het huidige college nog maar kort in functie is. Maar feit blijft dat er bepaalde afspraken (met het vorige college) zijn gemaakt. Overigens complimenteert de UR het college met het feit dat men inmiddels wel grip heeft gekregen op de problemen.

Het lijkt alsof de UR van mening is dat er tot aan het moment dat de problemen zijn opgelost en er een nieuw verdeelmodel ontwikkeld is, niets meer mogelijk is en elke vrijkomende euro gereserveerd moet worden. Een dergelijk moratorium wordt door het college echter ernstig ontraden. Natuurlijk moeten de problemen aangepakt worden, maar er is ook ruimte nodig voor nieuwe dingen.

Waar het de UR om gaat, aldus Wormeester, is dat er per maart 2006 zicht moet zijn op de vraag of er verruiming van het premiecompartiment nodig is; in eerste instantie is concentratie op de oplossing van de problematiek van belang, voordat allerlei vervolgstappen gezet worden.

Flierman zegt in reactie hierop dat het college met een moratorium voor de eerste 2 à 3 maanden wel uit de voeten kan. Er worden natuurlijk wel plannen gemaakt, maar daarvoor zal de geldkraan niet al in februari/maart hoeven te worden opengedraaid.

Naar verwachting zal de omvang van de extra benodigde middelen per 1 maart a.s. bekend zijn. In de afgelopen week zijn duidelijke afspraken met de decanen van EWI, TNW en CTW gemaakt – het college zal die afspraken ter kennisneming aan de UR doen toekomen. Op 1 maart moeten de betrokken faculteiten plannen ingediend hebben die ertoe leiden dat hun begrotingen in 2008 weer in evenwicht zijn. Daarna zal in en met de faculteiten een bestuurlijk gesprek plaatsvinden over wat dat betekent; de UR zal op de hoogte worden gehouden van de uitkomsten daarvan.

Als het verdeelmodel aangepast moet worden zal dat een behoorlijke discussie vragen. Het college stelt zich op het standpunt dat dat budgetneutraal moet kunnen gebeuren, tenzij er hele duidelijke intenties zijn om zwaartepunten te verleggen. Het beleid is: de faculteiten moeten toe naar een sluitende begroting door correctie van de huidige problematiek in de bedrijfsvoering. De discussie over het verdeelmodel zal intussen wel worden opgestart, maar zal in maart nog zeker niet afgerond zijn. Dat hoeft ook niet, want uitgangspunt is het nieuwe model budgetneutraal in te gaan per 2008 en in 2006 nadere afspraken te maken die richtinggevend zijn voor 2008 (afgezien van externe factoren). Er zal wel een veel groter verband komen tussen interne en externe dynamiek, dat is noodzakelijk.


Na een korte schorsing van de vergadering bereiken UR en college overeenstemming over de formulering van het UR-advies.


De UR besluit positief advies uit te brengen ten aanzien van de ontwerpbegroting 2006 conform het conceptbesluit dat ter vergadering is voorgelegd en geherformuleerd.


Ten slotte maakt UReka van de gelegenheid gebruik bij het antwoord van het college op vraag 27 in UR 05-323 op te merken dat hetgeen daar vermeld staat niet zozeer gezien wordt als een bezuinigingsmaatregel maar meer als een kwaliteitsslag. Zijm is het daarmee eens – het is in de eerste plaats bedoeld als kwaliteitsimpuls. Maar de verwachting is ook dat dat op den duur met minder mensen zal kunnen.

Op de vraag van UReka of er nog stukken verwacht kunnen worden waarin deze plannen in wat meer samenhang worden toegelicht verwijst Zijm naar het eerste hoofdstuk van de bestuurlijke agenda waar met name over de kwaliteitsimpuls gesproken wordt – zoals eerder aangegeven komt er binnenkort een nadere uitwerking van de bestuurlijke agenda.


8.Algemene gang van zaken (UR 05-307, UR 05-330, UR 05-332)

Stand van zaken Kennispark Twente:

Gezien de tijd wordt afgesproken dat het CvB de vragen in UR 05-330 schriftelijk zal beantwoorden.

Pol merkt op het met het initiatief dat aan de plannen ten grondslag ligt geheel eens te zijn, maar zij heeft het gevoel dat de nota United Twente Innovation van 3.10.2005 meer een persoonlijke visie dan een echt businessplan is. Van Ast beaamt dat – het college is dan ook nog in afwachting van een uitgewerkt businessplan.


Bestuurlijke Agenda:

De inkt van de bestuurlijke agenda is nog nauwelijks droog. Enkele eerste reacties vanuit de UR:

UReka is blij dat er een visie op de toekomst van ICT komt. Maar feit blijft dat de huidige ICT-voorzieningen, zoals het mailverkeer, nog steeds te wensen overlaten.

Het niveau van het Engels van docenten is al behoorlijk verbeterd, aldus UReka, maar is nog niet overal voldoende – dat heeft consequenties voor de kwaliteit van het onderwijs.

Pol complimenteert het college voor de leesbaarheid van het document. Wat zij nog graag toegevoegd zou zien is een prioritering. Flierman antwoordt dat de prioritering met name terug te vinden zal zijn in het onderliggende stuk (programma van projecten en activiteiten).

Van der Wal refereert aan de in het document genoemde samenwerking met het vwo en wijst erop dat een project als Summer Campus – dat een heel goed medium in dit verband zou kunnen zijn – helaas steeds kleiner in omvang lijkt te worden.


Flierman legt voor de goede orde nogmaals uit dat het bij de bestuurlijke agenda gaat om een soort drietraps raket. De eerste fase was het Instellingsplan. Daarna kwam de inkleuring en een compacte samenvatting daarvan. Fase 3 is het geven van handen en voeten aan de projecten, voorzien van een tijdschema, mensen, middelen etc.

Over de laatstgenoemde fase zal in de volgende UR-cyclus nader gesproken kunnen worden.


9.Voortgang 3TU-proces

Flierman vertelt dat er hard wordt gewerkt, hetgeen zich op dit moment vooral focust op het feit dat vóór 1 januari a.s. aan de ministers EZ en OCenW een voorstel moet worden gedaan voor een aantal Centers of Excellence, zodat het rijk de M€ 50 daadwerkelijk beschikbaar kan stellen. Tegelijkertijd zijn er verkennende gesprekken geweest tussen de drie voorzitters over de bestuurlijke component die daarbij hoort. Dus: hoe gaat de federatie er uiteindelijk uitzien? Welke rechtsvorm? etc. Ook die gedachten zullen verwoord worden in genoemd voorstel.

Het college verwacht begin volgend jaar de plannen aan een ieder op de campus ter beschikking te kunnen stellen (uiteraard na afstemming met de collega’s).


Deetman verwijst naar het antwoord op vraag 18 in UR 05-323, waarin staat dat de Centers of Excellence o.a. moeten worden versterkt door het aantrekken van extra aio’s. Volgens hem is dat in strijd met hetgeen in de vorige vergadering is aangegeven (eventueel hogere exploitatielasten, maar geen extra aio’s). Flierman beaamt dat – in die zin moet het antwoord van FEZ als niet geheel juist worden gezien.


10.Schriftelijke rondvraagpunten (UR 05-328)

Parkeervoorzieningen Bastille/Sportcentrum

Er wordt aan gewerkt, aldus Van Ast. Het verrast hem dat de Centrale Bewonersraad niet op de hoogte is. Lippinkhof wijst erop dat dat ook geldt voor de Student Union.

Van Ast vertelt dat er gesprekken gaande zijn met de gemeente Enschede, en dat het de bedoeling is het probleem tijdig op te lossen.


11.Rondvraag

Van der Wal: Er zijn drie jonge huisartsen die zich zelfstandig zouden willen vestigen op de campus. Dat lijkt een hele goede oplossing te kunnen bieden als het gaat om de medische zorg voor studenten. Is het college bereid hier een actieve rol te spelen? Flierman antwoordt dat het college op zichzelf blij is met het feit dat die artsen zich op de campus willen vestigen, en hen zal dan ook niets in de weg gelegd worden. Feit is echter dat vóórdat deze ontwikkeling op gang kwam afspraken zijn gemaakt met Enschedese huisartsen over het opnemen van studenten in hun praktijken. Dus hier zal op een nette manier mee omgegaan moeten worden.


12.Sluiting

Om 12.25 uur sluit de voorzitter de vergadering.


*****