9a. Bestuurlijke agenda

Bestuurlijke agenda 2006 - 2007

De Universiteit Twente is een ondernemende research universiteit met een focus op technologische ontwikkelingen in de kennissamenleving. Zo begint het Instellingsplan 2005-2010 en zo moet ook deze Bestuurlijke Agenda voor 2006-2007 beginnen. Met deze Bestuurlijke Agenda wil het College van Bestuur u, medewerkers, studenten en relaties, laten delen in haar plannen voor de komende jaren en de manier waarop invulling zal worden gegeven aan de visie en ambities zoals die zijn vastgelegd in het Instellingsplan. Slagvaardig en effectief zullen we samen –de UT gemeenschap en haar omgeving- moeten komen tot concrete en tastbare resultaten.

De UT is een organisatie met ambities. Onze universiteit levert onderwijs en onderzoek van hoge kwaliteit en neemt daarmee een verantwoordelijkheid voor kennisontwikkeling in de samenleving. We willen onderzoek, onderwijs en kennisvalorisatie verder vorm geven in strategische samenwerkingsverbanden, vanuit de zo kenmerkende ‘ondernemende’ UT-houding, binnen de drie wetenschapsdomeinen natuur & techniek, gezondheid en gedrag & maatschappij en de onderlinge samenhang tussen deze drie domeinen.

Academisch hoogwaardig onderwijs, baanbrekend ontwerpgericht onderzoek op de snijvlakken van de disciplines en kennisvalorarisatie in de meest brede zin van het woord zijn en blijven onze ‘core-business’. De UT is daarin uniek omdat ze zoekt naar raakpunten en synergie tussen de voornoemde wetenschapsdomeinen. Juist daar –op de snijvlakken van deze domeinen- wil de UT mondiaal tot de top behoren. Dat is een gerichte strategische keuze, die als een rode lijn door deze bestuurlijke agenda loopt.

Vertrouwen, respect, ambitie, openheid en samenwerkingsbereidheid zijn de kernwaarden van waaruit dit college voorliggende bestuurlijke agenda heeft opgesteld en wil uitvoeren. Daarbij blijft de universiteit sterk verankerd in Noordoost Nederland en Twente in het bijzonder. Daarnaast werkt de UT met de TU/e en TUD in zowel bestuurlijk organisatorisch als inhoudelijke aan de totstandkoming van de Federatie 3-TU.

In deze agenda is de informatie ondergebracht in vijf –soms overlappende- thema’s. Deze thema’s geven aan waar volgens het College van Bestuur de focus voor de komende twee jaar ligt. Dat zijn achtereenvolgens:

1.Kwaliteit: academische kwaliteit in onderwijs en onderzoek

2.Groei: gestage groei in onderwijs en onderzoek

3.Internationalisering; internationale onderzoeks- en onderwijsambities

4.Bedrijfsvoering; gezonde en moderne bedrijfsvoering

5.Ondernemen en samenwerken

Kwaliteit van Onderwijs en Onderzoek

De Universiteit Twente heeft een naam hoog te houden als het gaat om de kwaliteit van haar opleidingen. Niet alleen in de visitaties scoren vrijwel alle opleidingen bovengemiddeld. In de populaire media zoals de Keuzegids Hoger Onderwijs en de jaarlijkse rankings van de Elsevier is de UT te vinden in de hoogste regionen en ook in het door OC&W voor de tweede maal uitgebrachte ‘Kennis in Kaart’ blijkt de UT zich weer tot de top in Nederland te mogen rekenen.

Kleinschalig onderwijs en de grote betrokkenheid van de UT-medewerkers bij de opleidingen dragen bij aan deze hoge nationale onderwijs ‘rankings’. Betrokkenheid en kleinschaligheid zijn echter onvoldoende waarborg voor onderwijskundige kwaliteit. Het college wil gaan werken aan een kwaliteitsagenda voor het onderwijs. Daarop komen gestandaardiseerd kwaliteitszorg- en volgsysteem, constante monitoring van de curriculumopbouw en meer aandacht voor onderwijskundige ondersteuning (zoals didactische cursussen voor medewerkers). Vergelijkbare kwaliteitssystemen moeten ook werken voor de masteropleidingen, al dan niet postinitieel, en op termijn voor promotietrajecten. Dit alles mede met als doel te komen tot verhoging van kwaliteit en de rendementen. Sluitstuk van kwaliteitszorg is de invoering van het bindend studieadvies. Een bindend studieadvies is alleen mogelijk als een volgsysteem functioneert en het mentoraat op orde is.

Daarnaast wil dit college focussen op de (internationale) erkenning van haar opleidingen door toonaangevende externen. Die erkenning is goed voor de profilering van de universiteit maar verhoogt ook de waarde van diploma waarmee onze studenten de arbeidsmarkt betreden. Maar ook horen formele kwaliteitszorgsystemen vaak tot de vereisten. Het college gaat onderzoeken of de ECIU (het internationale samenwerkingsverband van ondernemende universiteiten waarin de UT participeert) daarbij ook een rol kan spelen.

De opdracht voor het komende jaar is om gezamenlijk in het Universitair managementteam te komen tot start en/of afronding van externe erkenning en interne kwaliteitssystemen. Het college realiseert zich dat de verschillende opleidingen in verschillende fases verkeren, maar wil niettemin de kwaliteit van de UT ook internationaal nog beter zichtbaar maken door bewezen externe erkenning in de vorm van accreditaties.

Life long learning is een ontwikkelgebied waar het college hoge verwachtingen van heeft. De UT-gemeenschap zal meer uitgedaagd worden om recente wetenschappelijke ontwikkelingen over te blijven dragen op onze alumni, maar ook om manieren te ontwikkelen om die kennis en kunde aan te bieden aan professionals in de regio en daarbuiten.

Naast de bewezen kwaliteit profileren en uitnutten staat er meer op de agenda. De bestuurlijke keuzes concentreren zich voor het komende jaar op de structurering van undergraduate en graduate onderwijs. Met de komst van Bachelors en Masters is de basisstructuur een feit in Europa. Structureren van onderwijs kan –mits bestuurlijk goed afgewogen- bijdragen aan de UT als ‘brede research universiteit’ zoals beschreven in het instellingsplan. De bestuurlijke agenda wil zich richten op twee zaken. Het eerste betreft de mogelijkheden onderzoeken voor het invoeren van meer brede bachelors (analoog aan de succesvolle opleiding Advanced Technology) met aansluitingsmogelijkheden op een brede waaier van masters, binnen de 3 TU’s maar ook daarbuiten. Het tweede betreft het invoeren van zogenaamde ‘honourstracks’. Bij de ‘honourstracks’ moet het volgens dit college gaan om briljante studenten vroegtijdig te signaleren, stimuleren en motiveren voor het wetenschappelijke bedrijf. Het gaat hier om zowel bachelor- als masterstudenten. Het definiëren van honourstracks bij de verschillende opleidingen wordt de uitdaging voor het komende jaar.

De UT heeft uitstekende faciliteiten voor studenten (en medewerkers) op het gebied van E-Learning. Het inzetten van deze faciliteiten in onze internationale netwerken, zoals joint degrees in ECIU-verband, maar ook en vooral voor de eerder genoemde Life Long Learning initiatieven zal intensivering en verdere ontwikkeling van die faciliteiten vragen.

Groei

Strategisch ingezette groei betekent dat we in de toekomst moeten inzetten op een beperkt aantal onderzoeksgebieden. De eerste stappen zijn daarin de afgelopen jaren gezet, maar dat betekent allerminst dat we klaar zijn. De fundamentele discussie die terugkomt is: hoeveel speerpunten? Diepte of toch een zekere breedte? En als we de unieke positie van de UT in ogenschouw nemen; hoe komen we tot een verdere afstemming van onderzoek in natuur & techniek, gezondheid en gedrag & maatschappij, mede in relatie tot de andere TU’s in 3TU verband? Want juist die unieke positie moet de UT verder uitnutten en vertalen naar profilerende masters waaraan in de (internationale) markt behoefte is.

De universiteit loopt op het gebied van onderzoek tegen de grenzen van haar succes. De groei van structurele financiering uit de tweede en derde geldstroom is te groot geworden ten opzichte van de eerste geldstroom om redelijke volumes in de toekomst te realiseren. Anders gezegd; teveel middelen moeten gematched worden waardoor de UT steeds minder middelen heeft voor fundamentele strategische onderzoekskeuzes. Het college geeft het oplossen van dit probleem de allerhoogste prioriteit. Oplossingen dienen te worden gezocht buiten de gebaande paden. Naast prioriteitstelling en focussering van onderzoek zal de oplossing ook moeten worden gezocht in het binnenhalen van middelen in Europa zoals uit het 7e kader programma. Juist als we willen focussen op de synergie en de raakpunten van de drie wetenschapsdomeinen natuur & techniek, gezondheid en gedrag & maatschappij liggen er in Europa grote mogelijkheden. Pas als eenieder zich bewust achter deze keuze schaart dan zal hier succes worden geboekt. De decanen en wetenschappelijk directeuren van de UT hebben aangegeven een strategisch en inhoudelijk actie-plan in deze te willen maken met eenduidige keuzes en een heldere onderzoeksprioritering. Strategisch ingezette groei van het onderzoek is voor de UT van levensbelang.

De UT groeit ook op het gebied van onderwijs. Bij groei op het gebied van onderwijs gaat het college uit van de volgende strategische propositie:

1.substantiële kwantitatieve groei nastreven in de undergraduate-fase (‘koesteren van de bachelors’) door bijv. de samenwerking met Saxion hogescholen en het profileren van brede bachelors, zonder uitbreiding van het aantal opleidingen;

2.selectieve groei in de graduate fase waarbij wordt gefocust op voor de UT leidende onderzoeksthema’s die terugkomen in de zgn. ‘profilerende’ masters en die ook internationaal worden gepromoot (op eenduidige wijze op UT niveau en door de 3TU graduateschool).

De kwantitatieve doelen zoals gesteld in het instellingsplan, verhoging van de bachelorinstroom van 15% in 2010 t.o.v. 2005 zullen we halen. Dat is in belangrijke mate te danken aan de instroom van Duitse studenten in een beperkt aantal bacheloropleidingen (m.n. psychologie) en het domein gedrag & maatschappij. Deze continue instroomvergroting wil het college behouden en kiest daarbij expliciet voor samenwerking in de regio met VWO scholen aan de Nederlandse kant van de grens en versterken van de banden met middelbare scholen aan de Duitse kant.

Een aantal opleidingen, met name in de domeinen natuur & techniek en gezondheid, wordt geconfronteerd met teruglopende of gelijkblijvende instroom. Voor nieuwe groei bij deze opleidingen, die vaak van groot belang zijn voor zowel de samenleving als de universiteit, moet de UT zich extra in gaan spannen. In Nederland betekent dat voor de bacheloropleidingen intensivering van de contacten met het VWO, regionale voorlichting gericht op de profielkeuze (N&T/N&G) en werving voor technische opleidingen en unieke opleidingen op de snijvlakken van de disciplines (BMT, AT en op termijn TG) in het Duitse achterland. Maar er zal ook worden gepeild naar de mogelijkheden voor nieuwe, brede bacheloropleidingen in de Engelse taal, zowel in de technische als de maatschappij- en gedragswetenschappen. 2006 wil het college gebruiken om de mogelijkheden en voorwaarden te onderzoeken.

De markt voor masteropleidingen is zich in Nederland nog aan het uitkristalliseren. Veel afgestudeerde bachelors zoeken hun masteropleiding nog bij dezelfde universiteit. Dat zal echter veranderen. De universiteit moet zich klaar maken voor die verandering, ondermeer door in aannamebeleid meer open te staan voor studenten met andere diploma’s, ook als die uit het buitenland komen. Die discussie moet gevoerd worden het komende jaar.

De huidige externe instroom in de masterprogramma’s is voor een belangrijk deel afkomstig uit het hoger beroepsonderwijs, en meer specifiek van Saxion. Verschillende faculteiten hebben naar voorbeeld van een pilot door de faculteit Beleid Bestuur en Techniek goede resultaten geboekt met schakelprogramma’s die de instroom voor deze studenten versoepelen. Voor 2006-2007 wordt de opgave deze programma’s te vervolmaken. Internationaal zal de werving van masterstudenten geconcentreerd worden op Europa en, aansluitend bij de ambities van de overheid, een beperkt aantal landen in Azië. De ambitie om de internationale instroom in de masteropleidingen per 2010 ten opzichte van 2005 met 30% te hebben verhoogd zal naar verwachting al snel realistisch naar boven kunnen worden bijgesteld. Onder het hoofdstuk ‘Samenwerking’ komt de rol aan bod die de 3TU graduateschool hierin moet spelen.

Daarnaast moet de UT niet schromen om ook (regionaal) een algemeen aanbod te creëren dat de markt verlangt en op die manier ‘groei’ te bewerkstelligen. Bij bedrijfskunde, bestuurskunde, psychologie en communicatiewetenschappen maar ook bij een aantal technische opleidingen liggen veel mogelijkheden. Het gaat dan niet om meer opleidingen, maar wel om de de differentiatie van de bestaande opleidingen naar doelgroepen. Gedacht kan worden aan een aanbod van korte programma’s en gerichte cursussen in de bedrijfs- en bestuurswetenschappen voor specifieke beroepsgroepen in technologie en zorg. Het college wil die discussie het komende jaar aangaan.

‘Profilerende’ masters dragen bij aan de strategische positionering van de UT. Dit zijn de masters die gekoppeld zijn aan het toponderzoek van de speerpuntinstituten. Het komende jaar moeten deze masters uitontwikkeld worden, voor zover dat nog niet is gebeurd. Bij deze kwalitatief hoogwaardige masters, die we internationaal willen aanbieden, horen ook faciliteiten van gelijkwaardig hoog niveau.

Profilering betekent ook herbezinning op de presentatie van de universiteit. Het college is van mening dat de uitstraling van de UT getoetst moet worden aan de eigen ambities, de verwachtingen uit de samenleving en eisen die worden gesteld in de internationale markt. De universiteit wil op een heldere, eenduidige en samenhangende manier naar buiten treden. Het komend jaar zal het college daarin actie ondernemen.

Internationalisering

De internationale onderwijsmarkt biedt grote kansen voor de UT maar ook nieuwe uitdagingen. Op de internationale onderwijsmarkt zijn meer studenten, maar er zijn ook meer concurrenten. De universiteit zal haar groeiambities echter niet in Nederland alleen kunnen realiseren en heeft daarnaast behoefte aan meer diversiteit in haar instroom, niet in de laatste plaats om minder te zijn overgeleverd aan lokale conjunctuurwisselingen.

Daarom zullen in de komende bestuursperiode op instellingsniveau nieuwe stappen in de mondiale markt voor hoger onderwijs worden gezet. Het college ziet hierin een grote rol voor de 3TU graduate school qua efficiency (samen werven is goedkoper) en effectiviteit (de 3TU’s hebben gezamenlijk een hogere wetenschappelijke ‘ranking’ die attractief is voor internationale studenten).

Naast de 3TU graduate school ziet het college mogelijkheden voor joint degree programmes, die zeer aantrekkelijk kunnen zijn voor internationaal georiënteerde studenten, met name in ECIU verband en met Osnabrück en Münster (zie ‘samenwerking’). Met de verdere vervolmaking van de Elektronische Leer-Omgeving (ELO) zal de belemmering door afstand minder groot zijn bij het uitwisselen van onderwijs tussen deze partners.

Naast de reguliere instroom van studenten uit het buitenland zal het uitbreiden en versterken van relaties met partnerinstellingen zorgen voor meer variatie op de campus. Via deze netwerken worden studenten en medewerkers in de gelegenheid gesteld om een periode door te brengen bij een partnerinstelling en kan de Universiteit Twente meer studenten en collega’s van de partnerinstellingen ontvangen.

Kwalitatief hoogwaardig onderwijs bereidt een student voor op een arbeidsmarkt die in hoge mate internationaal is. Deze internationalisering at home moet plaatsvinden in het curriculum, maar ook daarbuiten, in het leven op en rond de campus. Een meer internationale campus zal in die zin bijdragen aan de kwaliteit van het onderwijs, zoals ook het onderzoek baat zal hebben bij de nieuwe perspectieven en ideeën die in een multiculturele omgeving kunnen ontstaan.

Om deze ambities waar te maken moet veel werk worden verzet. De campus is een belangrijke asset voor de werving en moet nog sterker als zondanig kunnen worden geprofileerd. De opvang en begeleiding van een meer gevarieerde studentenpopulatie stelt andere eisen aan medewerkers, processen en voorzieningen. Dat geldt ook voor het taalbeleid. Eisen die worden gesteld aan de Engelse taalbeheersing van studenten moeten gespiegeld kunnen worden naar de staf om de kwaliteit van het Engelstalige onderwijs op peil te houden.

Een bijzonder grote uitdaging is tenslotte om met het Twente Scholarship Programme een beurzenprogramma te realiseren dat het mogelijk maakt toptalent met meer beperkte budgetten welkom te heten in de internationale academische gemeenschap die de Universiteit Twente meer en meer gaat worden. Daartoe wil het college ook de hulp van haar alumni inroepen.

Bedrijfsvoering

De bedrijfsvoering van de UT staat in dienst van het primaire proces; onderwijs, onderzoek en kennisvalorisatie. Kwalitatief goede bedrijfsvoering en daarmee goede dienstverlening is onderdeel van de kwaliteitsuitstraling die de UT beoogt. Iedere student, (internationale) wetenschapper of ondernemer maakt immers kennis met de UT via die dienstverlening. Vanaf het moment dat de campus wordt bezocht maak je kennis met de bewaking en de catering. Maar ook de potentiële student die informatie ontvangt en de internationale wetenschapper die een werkvergunning en visum nodig heeft is afhankelijk van goede dienstverlening. Optimaal is bedrijfsvoering die is afgestemd op elkaar (diensten onderling) en op de behoeften van het primaire proces en daarmee op eenieder die onze universiteit op welke wijze dan ook aandoet. Die dienstverlening vindt ook plaats binnen de faculteiten.

De bewustwording dat bovenstaande de doelopdracht is van de gehele dienstverlening is een proces waarbij gevraagd wordt om een vertrouwen in elkaar binnen de hele universiteit. Naast de opgave aan de diensten (en het dienstverlenende deel binnen de faculteiten) begint betere dienstverlening bij de medewerker zelf en de gezamenlijk verantwoordelijkheid die hij/zij voelt voor de UT. De gemiddelde UT medewerker is zeer betrokken bij de universiteit. Er liggen dus wel degelijk vele mogelijkheden om de gezamenlijke verantwoordelijkheid onder de aandacht te brengen. Personeelszaken en interne communicatie kunnen hier een belangrijke rol bij spelen.

‘Diensten’ in de meest brede zin moeten continu gebenchmarkt worden. Daarnaast moeten heldere afspraken gemaakt worden over prestaties (prestatiecontracten) die verantwoord moeten worden in de planning en controlcyclus. Maar allereerst moet worden gekeken naar de overlegstructuur van de UT. Vele beraden, overleggen en commissies dragen geen duidelijke of hebben zelfs een overlappende verantwoordelijkheid. Het college wil de overlegstructuur op de UT het komende jaar onder de loep nemen en professionaliseren om efficiënter te kunnen opereren en effectiever te kunnen sturen.

Het college wil daarnaast sterk inzetten op professionalisering van het personeelsbeleid. Concreet denkt ze daarbij aan ontwikkeling van jong talent zowel in de diensten als faculteiten, leeftijdsbewust personeelsbeleid, management development en leiderschap, meer aandacht voor diversiteitbeleid en instroom van vrouwen in hoge (wetenschappelijke) functies.

Tenslotte kan het voelen van een gezamenlijke verantwoordelijkheid tot uitdrukking komen in ICT, huisvesting en zaken als inkoopbeleid. Niet streven naar een optimum voor de faculteit en/of dienst maar een efficiënter en effectiever systeem waar de hele UT mee kan werken en er soms iets moet worden ingeleverd ten behoeve van de collega-dienst en/of faculteit. Het college ziet daarvoor op korte termijn met name kansen bij de Bureaus Onderwijszaken (en de Centrale Studenten Administratie en de ICT-dienstverlening).

Moderne en gezonde bedrijfsvoering moet ook tot uitdrukking komen in de doorberekeningssystematiek. Doorberekening moet bijdragen aan de gezamenlijke verantwoordelijkheid die eenieder voelt voor de UT. De huidige doorberekeningssystematiek heeft bijgedragen aan kostenbewustzijn maar leidt tevens tot ‘terugtrekking in de eigen winkel; dienst en/of faculteit’. Daar wil dit college aan werken.

Ondernemen en samenwerken

De UT profileert zich als sinds eind jaren ’80 als de ‘ondernemende’ universiteit. Deze slogan is geen loze kreet. De ondernemende houding ligt besloten in de vezels van alle UT activiteiten: van top-regeling tot grote aantallen spin-off bedrijven, van een unieke opleidingen gericht op de toekomst als Technische Geneeskunde tot mondiale samenwerking op het gebied van toepassingen in de nanotechnologie.

Wetenschap en ondernemen hebben gemeen dat je het niet alleen doet. De wetenschap floreert bij de gratie van netwerken waarin kennis wordt gedeeld en getoetst. Ondernemen betekent regionaal, nationaal en internationaal de juiste strategische netwerken en partners kiezen om mee samen te werken. Nationaal speelt de samenwerking met TTI’s en GTI’s/TNO een belangrijke rol.

De universiteit is zich zeer bewust van de rol die ze heeft in de regio en de rol die de regio heeft voor haar. Die rol zal in zowel onderwijs als onderzoek en valorisatie verder worden versterkt.

De UT zal zich in de regio met SAXION gezamenlijk aan aankomende studenten presenteren en de samenwerking met het middelbaar onderwijs intensiveren middels haar expertisecentrum ELAN en de partners in LINX.

Daarnaast wil de UT zijn relatie met andere kennisinstituten in de regio verder versterken. Een voorbeeld is de focus op “de gezonde mens” en op het thema “Zorg en Technologie”. Partners daarin zijn niet alleen de universiteiten in Nijmegen, Wageningen en Groningen, maar ook MST en het Roessingh. Deze samenwerking moet leiden tot versterking van het onderwijs en onderzoek in het domein gezondheid. Met de universiteiten in Nijmegen en Wageningen, verenigd in de Triangle, wordt de nadruk sterker gelegd op voedsel & gezondheid.

De ambities van de UT op het terrein van valorisatie passen uitstekend bij de wensen van de regionale partners, zoals de Provincie Overijssel, Regio Twente en de Netwerkstad Twente. Daarom werken genoemde partijen ook nauw samen in het Kennispark Twente. Deze samenwerking wil het college intensiveren. Het Innovatie Platform Twente moet het instrument worden waarmee de regionale investeringsplannen voldoende draagvlak kunnen creëren in zowel de regio als op nationaal en Europees niveau. Valorisatie van toponderzoek biedt mogelijkheden voor verdere economische ontwikkeling in de regio, waartoe de universiteit ook expliciet de banden met het MKB aan wil halen. Hier is ook weer een belangrijke rol weggelegd voor de 3TU Innovation Labs.

Programma’s die studenten stimuleren bedrijven te starten in de regio zullen ook verder versterkt worden, evenals andere regelingen voor startende ondernemers op en rond de universiteit. Voor studenten zal de Student Union een op dit gebied belangrijke rol gaan spelen.

In de directe regio wordt verder gezocht naar een intensievere samenwerking met het ITC. De specifieke expterise die aanwezig is bij de universiteit en ITC kan wederzijds versterkend werken. Daarbij kan ITC baat hebben bij facilitaire ondersteuning vanuit de universiteit, terwijl de universiteit graag leert van de internationale ervaring van ITC en gebruik maakt van haar netwerk.

In Nederland zijn de drie technische universiteiten op weg naar de vorming van een Federatie Technische Universiteiten. Sinds februari 2004 hebben de 3TU Graduate School, het 3TU Institute of Science and Technology en het 3TU Innovation Lab gestalte gekregen. De uitdaging is om aan deze eenheden verder invulling te geven, en de Fedratie te voorzien van een slagvaardige en transparant bestuursstructuur.

De 3TU Graduate School moet in staat worden gesteld de internationale instroom van hooggekwalificeerde studenten te maximaliseren. Door schaalvergroting in werving en promotie kan de zichtbaarheid worden vergroot en wordt er één toegang gecreëerd tot opleidingen die tot de wereldwijde top moeten behoren.

Het 3TU Institute of Science and Technology zal onderdak bieden aan vijf Centers of Excellence, die gefinancierd worden uit de middelen die beschikbaar zijn gekomen door het Paasakkoord. Hier zullen de krachten van vakgenoten uit de drie universiteiten op een breed onderzoeksterrein worden gebundeld rond concrete zwaartepunten.

De 3TU Innovation Labs krijgen gestalte in Delft, Eindhoven en Twente. Via een sterke regionale inbedding zijn ze verantwoordelijk voor pro-actieve kennisexploitatie om zo tegemoet te komen aan de vraag uit het bedrijfsleven naar hoogwaardige technologische kennis. Internationaal wordt door 3TU Innovation Lab als één organisatie geopereerd. Hierdoor moet het beter mogelijk worden om met multinationals omvangrijke contracten te sluiten.

De universiteit is in de afgelopen jaren een van de trekkers geweest in het European Consortium of Innovative Universities (ECIU). Die rol willen we blijven spelen. De ECIU biedt grote kansen op onderwijsgebied, waar het gaat om de wederzijdse erkenning van diploma’s om zo de doorstroom van studenten te vergemakkelijken, het aanbieden van joint degree programmes en het uitwisselen van studenten en staf. Ook in de Euregio wil het college op dit gebied de samenwerking met de partners in de Städtedreieck (Münster en Osnabrück) en ook met de Universiteit van Dordmund verder versterken.