9. Bestuurlijke agenda CvB, inbreng UR

Logo UR

universiteitsraad

Griffie

Spiegel – kamer 500




Aan het College van Bestuur




Uw kenmerk


Telefoon

053 - 489 2027

Ons kenmerk

UR 05-282

Fax


Datum

10 november 2005

e-mail

j.ribberink-vanmiddelkoop@utwente.nl

Betreft: schriftelijke UR - inbreng bestuurlijke agenda UT



Geacht college,




In het overleg van 15 november 2005 is na een eerste bespreking van mogelijke onderwerpen voor de bestuurlijke agenda afgesproken dat de Universiteitraad zijn prioriteiten ook schriftelijk zou presenteren. In onderstaande opsomming treft u dus de prioritaire onderwerpen aan vanuit de UR - invalshoek. Bij de keuze van de onderwerpen heeft de Universiteitraad rekening gehouden met de onderwerpen waarvan reeds bekend is dat het college deze als “topprioriteit” ziet. Wij gaan ervan uit dat bij het opstellen van de bestuurlijke agenda alle onderwerpen ten opzichte van elkaar worden afgewogen.


Naar een modern en inhoudsvol HRM-beleid


Het instellingsplan gaat uit van ambitieuze doelstellingen en flexibel personeel, dat inspeelt op de veranderingen die de maatschappij van de UT verlangt. De noodzaak van een actief personeelsbeleid wordt daarbij versterkt door regelmatig optredende reorganisaties. Verder dienen doelgroepen in het personeelsbeleid onderscheiden te worden en dient de keuze van ruim pakketten van faciliteiten en instrumenten te worden bepaald aan de hand van de verwachte effectiviteit.


ICT-beleid


In de afgelopen jaren is meermaals geconstateerd dat ICT- voorzieningen en –dienstverlening niet optimaal functioneren. Het lijkt te ontbreken aan visie, centrale sturing en daadkracht waardoor de UT kansen laat liggen. De wet van de remmende voorsprong lijkt op dit gebied voor de UT te gelden. Het is naar de mening van de UR noodzakelijk dat de gehele inrichting en organisatie opnieuw tegen het licht worden gehouden. Dat moet leiden tot een concreet plan waarin wordt aangegeven hoe efficiëntie en effectiviteit stapsgewijs verbeterd kunnen worden. Daarbij kan centralisatie ook een rol spelen.


Imago van de UT


Het imago van de UT behoeft op sommige punten verbetering. Er bestaat de indruk dat met name aankomende studenten uit het westen van het land de UT mijden, vanwege een negatief imago. Men kan zich moeilijk voorstellen dat er in het oosten van het land een ondernemende universiteit is gevestigd, waar hoogstaand onderzoek wordt gedaan en excellent onderwijs wordt gegeven. Laat staan dat men weet dat deze universiteit wordt ingeklemd door twee steden die bruisen van studentenactivisme. Tevens valt de oververtegenwoordiging van de TUD op in de schrijvende en de beeldende media. De UT zou, meer dan voorheen, kansen moeten aangrijpen om zijn unieke kenmerken en onderzoekresultaten voor een breed publiek te presenteren.





Naar een nieuw onderzoeksbeleid


De vigerende nota onderzoeksbeleid geeft niet langer richting aan het onderzoeksbeleid van de UT. In de huidige situatie staat het beperkte aantal premieplaatsen centraal en daarmee de omvang aan te bereiken 2e en 3e geldstroom. Herdefiniëren van doelen van onderzoeksbeleid, criteria en instrumenten is dan ook noodzakelijk. Dit is met name noodzakelijk om een duidelijk kader te scheppen waarbinnen het verdeelmodel moet opereren.


Herbezinning op de centrale stimulering


De centrale stimuleringsmiddelen worden op dit moment vooral besteed aan de start van nieuwe opleidingen en portfolio analyse. Beide doelen zijn binnen enkele jaren aflopend. De vraag wat en in welke omvang centraal dient te worden gestimuleerd is dan ook nu opportuun. Afstemming van de interne stimulering op de zich snel ontwikkelende 3TU-samenwerking is op korte termijn noodzakelijk. Een tweede belangrijke vraag in deze discussie is, of er doelen zijn die binnen het centrale UT - beleid vallen of dat deze beter aan de decentrale eenheden kunnen worden overgelaten.


Visie op het onderwijs


De instroom van de masters wordt steeds breder en diverser. Met deze instroom dient flexibel omgegaan te worden door, zoals in het instellingsplan vermeld, meer nadruk te leggen op kennis, kunde en motivatie en niet slechts op vakken. Kwaliteit van de instroom gaat echter boven alles. Er moeten voldoende middelen beschikbaar zijn om de voorkennis van de zeer heterogene instromers op peil te brengen door middel van toegesneden deficiëntieprogramma’s. Met name de instromende HBO bachelors vereisen extra aandacht omdat zij zich nog geen academische denkwijze eigen hebben gemaakt (academische vorming) wat in de masterfase vaak tot problemen leidt. In de steeds intensiever wordende samenwerking tussen de UT en hogescholen m.b.t. schakelprogramma’s moet hier extra aandacht aan worden besteed. Men zou bijvoorbeeld HBO docenten kunnen scholen op dit gebied. In deze context moet ook worden voorkomen dat de positie van de academische bachelor devalueert. Een vierjarige HBO-bachelor opleiding plus een schakelprogramma van soms slechts 30 ECTS en een driejarige WO-bachelor geven immers beide toegang tot een specifieke WO-master.

Voor excellent onderwijs en onderzoek is, met name in de masterfase, een excellente beheersing van de Engelse taal noodzakelijk, zowel van docent als student. Dit laatste is momenteel in veel gevallen niet het geval en dit probleem mag niet worden onderschat. Studenten zouden bijvoorbeeld in hun bachelorfase beter voorbereid moeten worden op volledig Engelstalig onderwijs.

Een ander punt van zorg blijft de aansluiting van het VWO op het bacheloronderwijs.Op wiskundig gebied, maar ook op andere vlakken (bijv. taalbeheersing) is deze niet optimaal. Er moet gezocht worden naar een structurele verbetering, zowel binnen als buiten de UT. Dit moet ook leiden tot een hogere techniek instroom. De UR is benieuwd naar de vorm en inhoud van het op te richten LINX-college.


Kwaliteitszorg


Er lijkt weinig continuïteit en systematiek te bestaan in de kwaliteitszorg en -borging van het onderwijs. Het belangrijkste doel van centrale richtlijnen is dat het bewaken en verbeteren van onderwijskwaliteit een continu en zichtbaar proces is voor alle UT – opleidingen. Bij meer centrale sturing kan voordeel behaald worden bij de accreditatie, zowel bij het verkrijgen hiervan als bij het doorlopen ervan. Een gestroomlijnd kwaliteitszorgsysteem kan namelijk als “management informatie systeem” worden gebruikt bij het snel verkrijgen van allerhande gegevens en oordelen.



Met vriendelijke groet,

namens de Universiteitsraad,




ir. T. M. J. Meijer

voorzitter