10. Schriftelijke rondvraagpunten 2005-10-04

logo Universiteitsraad UT

universiteitsraad

Griffie

Spiegel – kamer 500




Aan het College van Bestuur





Uw kenmerk


Telefoon

053 - 489 2027

Ons kenmerk

UR 05 233

Fax


Datum

22 september 2005

e-mail

j.ribberink-vanmiddelkoop@utwente.nl

Betreft: schriftelijke rondvraagpunten t.b.v. overlegvergadering 4-10-2005



Geacht college,



De Universiteitsraad legt hierbij schriftelijk de volgende rondvraagpunten aan u voor.

Graag ontvangt de raad in de komende overlegvergadering uw reactie hierop.



1. Benoeming van mr. Pieter van Vollenhove tot praktijkhoogleraar

Onlangs is mr. Pieter van Vollenhove benoemd tot praktijkhoogleraar Risk Management. Hij is de derde praktijkhoogleraar die in korte tijd benoemd is, na Dirk-Gert Mans en Jacques Troch. Naar aanleiding van deze benoemingen zijn bij de UR de volgende twee vragen gerezen:


1)Hoeveel praktijkhoogleraren verwacht het CvB in de nabije toekomst nog te kunnen verwelkomen? Dat wil zeggen: is het CvB-beleid om een significant deel van het onderwijs in de toekomst te laten verzorgen door praktijkhoogleraren?

2)Staat de benoeming van praktijkhoogleraren niet haaks op de ambitie van het college om enkel nog docenten in dienst te nemen die een PhD-titel hebben zodat de academische kwaliteit van het docentencorps gewaarborgd blijft?*


* Dit punt moet nog nader uitgezocht en besproken worden.


2. Samenwerkingsovereenkomst HBO-UT

Kunt u ons informeren over de stand van zaken rondom samenwerking tussen de Universiteit Twente en hogescholen en in het bijzonder de Saxion Hogeschool?

Toelichting: De faculteit BBT schijnt een samenwerkingsovereenkomst te hebben gesloten met de Saxion Hogeschool m.b.t. instroom naar een BBT-master van 4e jaars HBO studenten d.m.v. pre-master minoren. Hier is de URaad niet formeel op de hoogte gebracht.


3. TSM

Kunt u ons informeren over nieuwe ontwikkelingen rond en voorgenomen besluiten t.a.v. het postinitieel onderwijs in het algemeen, en de positie van TSM in het bijzonder?

Toelichting: inzake het beleid van postinitieel onderwijs van de Universiteit Twente is in de overlegvergadering van 5 april 2005 onder meer gesproken over de positionering van TSM.

Het college meldde dat prof. M. van der Wende onderzoek verricht naar de mogelijkheden in deze en een advies zal formuleren. Het onderzoek met advies was rond mei/juni te verwachten en zou aan de URaad worden voorgelegd. Tot op heden heeft de URaad de genoemde stukken nog niet ontvangen. Wat meer uitgesplitst luiden de vragen:

Wanneer kan de URaad het onderzoek en geformuleerde advies aangaande de positionering van TSM en het postinitiële onderwijs van de UT tegemoet zien, alsmede de conclusies die het college hieraan verbindt?

In hoeverre klopt informatie uit het informele circuit dat er sprake is van een fusie tussen SWOT en TSM en van “bestuurlijk op afstand zetten” van TSM t.o.v. de UT?

Welke kosten, voorwaarden en consequenties zijn hiermee voor de UT gemoeid?

Hoe past een en ander in het nog vast te stellen beleid ten aanzien van het postinitieel onderwijs?


4. Catering UT

Is het college bereid binnenkort met de universiteitsraad overleg te plegen over de toekomstplannen ten aanzien van de catering?
Toelichting: het college heeft op 4 juli j.l. een besluit genomen naar aanleiding van de evaluatie UT Catering. Over dit besluit heeft de dienstraad FB geen advies kunnen geven daar de UR gesprekspartner van het CvB is. De universiteitraad zou graag de beschikking krijgen over het originele evaluatierapport. Mede naar aanleiding van een bijeenkomst met vertegenwoordigers van alle betrokkenen (personeel, dienstraad, vakbonden) wil de universiteitsraad de belangrijkste aspecten, opties en het besluitvormingsproces met het college bespreken, in eerste instantie op informele basis.


5. Beveiliging UT

Beschouwt het college de Europese aanbesteding m.b.t. beveiligingsdienst als reorganisatie of gedeeltelijke privatisering?

Toelichting: naar aanleiding van overleg met betrokkenen komt een afvaardiging van de universiteitsraad tot de voorlopige conclusie dat het hier gaat om een gedeeltelijke privatisering en dus een reorganisatie van de dienstverlening. Het under management plaatsen suggereert weliswaar dat het om het aanstellen van één externe leidinggevende functionaris gaat, maar uit de plannen is duidelijk, dat binnen afzienbare tijd een substantieel deel van de beveiligers in dienst van de externe partner zullen zijn. Los daarvan is het zeer de vraag of met de door het management gepropageerde constructie een financieel, organisatorisch en operationeel optimale oplossing wordt bereikt.






Met vriendelijke groet,

namens de Universiteitsraad,




Ir. T.M.J. Meijer

voorzitter