CONCEPT

Informatiedossier ter ondersteuning van de aanvraag

in het kader nieuwe opleidingen hoger onderwijs

























3TU Graduate School, Federatie van Technische Universiteiten i.o.

Technische Universiteit Delft

Technische Universiteit Eindhoven

Universiteit Twente



INHOUDSOPGAVE


1.Inleiding

1.1.De opleiding tot informaticadocent

1.2.De opleiding tot informaticadocent aan de 3 Technische Universiteiten

2.Doelstellingen van de opleiding

2.1.Domeinspecifieke eisen

2.2.Eisen universitaire masteropleiding

2.3.Oriëntatie WO

3.Programma

3.1.Eisen WO

3.2.Samenhang programma

3.3.Studielast

3.4.Instroom

3.5.Duur

4.Inzet van personeel

4.1.Eisen WO

4.2.Kwantiteit personeel

4.3.Kwaliteit personeel

5.Voorzieningen

5.1.Materiële voorzieningen

5.2.Studiebegeleiding

6.Interne kwaliteitszorg

6.1.Systematische aanpak

6.2.Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld

7.Condities voor continuïteit

7.1.Afstudeergarantie

7.2.Investeringen

7.3.Financiële voorzieningen


Literatuur

Bijlagen

A.Aanbevelingsbrieven

B.Startdocument Eerstegraads Lerarenopleiding Informatica

C.TULO visie op de lerarenopleidingen

D.Criteria voor Academische Bachelor en Master Curricula

E.Vakkenlijst informatica

1.Technische Universiteit Delft

2.Technische Universiteit Eindhoven

3.Universiteit Twente

F.Het onderwijskundig aanbod van de TULO

G.Scholing en professionalisering

H.Curriculum vitae

1.Technische Universiteit Delft

2.Technische Universiteit Eindhoven

3.Universiteit Twente


1. Inleiding


1.1 De opleiding tot informaticadocent


Het vak informatica werd in september 1998 als vrij keuzevak ingevoerd in de tweede fase van het Voortgezet Onderwijs. Op 6 mei 1998 werd bij Algemeen Bindend Voorschrift een beperkte onderwijsbevoegdheid geregeld:

“Uitsluitend leraren die in het bezit zijn van het getuigschrift van de omscholingscursus informatica zijn op grond van deze regeling voor het onderwijs in het vak informatica bevoegd. Dit houdt in dat, behoudens in relatie tot een eventueel in de toekomst op te zetten reguliere lerarenopleiding voor het vak informatica, geen onderwijsbevoegdheid kan worden ontleend aan andere bewijzen van bekwaamheid.”

(ABV van 6 mei 1998, VO/TAB/1998, zoals gepubliceerd in Uitleg, Geel katern)

De VSNU heeft, op verzoek van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

vormgeving en uitvoering van deze omscholingscursus opgedragen aan CODI (Consortium Omscholing Docenten Informatica), een samenwerkingsverband van 12 universiteiten en hogescholen. In de periode van september 1998 tot en met juni 2004 zijn in totaal ca. 340 eerstegraads leraren door CODI opgeleid. Het mandaat van CODI is hiermee beëindigd en er kunnen geen bevoegde leraren meer worden opgeleid.


Intussen wordt het vak informatica op ca. 60% van de scholen voor VO aangeboden.


Tabel 1. Het informatica-aanbod in de tweede fase (bron: Inspectie VO, najaar 2004)



Examens schooljaar 2002/2003

Examens schooljaar 2001/2002

Aantal scholen

478

479

Aantal scholen met informatica

289

279

Percentage scholen met informatica

60,5

58,2

Aantal vestigingen

527

527

Aantal vestigingen met informatica

314

306

Percentage vestigingen met informatica

59,6

58,1


De conclusie is dat ongeveer 60% van de scholen informatica aanbiedt en dat dit percentage een lichte stijging vertoont. Uit het aantal via CODI bevoegd geworden informaticadocenten (ca. 340), waarin bovendien verloop is opgetreden omdat docenten naar een andere school zijn overgestapt, naar andere functies in de school zijn doorgeschoven en, in een aantal gevallen, zijn overgestapt naar het bedrijfsleven, kan worden afgeleid dat op ten minste 20% van deze scholen/vestigingen de informaticalessen onbevoegd worden gegeven.


In de plannen voor de herijking van de tweede fase veranderen zowel status als omvang van het vak: informatica wordt tevens profielkeuzevak voor Natuur en techniek en gaat voor havo van 240 sbu naar 320 sbu en voor vwo van 280 sbu naar 440 sbu.


Het belang dat de Nederlandse economie heeft bij ict en bij een wijd verbreide kennis van de mogelijkheden van ict wordt algemeen erkend (zie onder andere het Deltaplan Bèta en Techniek van 19.12.03). We mogen concluderen dat het vak informatica daarin een positieve rol kan spelen. Zie ook de aanbevelingsbrieven in bijlage A. Het vak is dan ook op weg een stevige positie in het voortgezet onderwijs te verwerven. De volgende, noodzakelijke, stap in dit proces is het instellen van lerarenopleidingen en een definitieve regeling van de onderwijsbevoegdheid.

Het Ministerie van OCW heeft aangegeven dat de weg die hiertoe gevolgd dient te worden de volgende is:

De instelling die een dergelijke lerarenopleiding wil starten dient een aanvraag op te stellen voor een Master of Science opleiding die aan een NVAO-toets Nieuwe Opleidingen wordt onderworpen.
De 3 Technische Universiteiten en het Ministerie van OCW zijn overeengekomen aanvragen voor nieuwe opleidingen onderzing af te stemmen en gezamenlijk in te dienen. De aanvraag voor de MSc Computer Science Education past binnen deze afspraak.

Als de accreditatie wordt verleend zal het Ministerie aan een dergelijke MSc-opleiding de eerstegraads bevoegdheid informatica verbinden.


De ruim zesjarige samenwerking binnen CODI is door de betrokken universiteiten en hogescholen als zeer positief ervaren. Het dagelijks bestuur van CODI heeft, met het einde van de omscholingscursussen in zicht en vanuit grote betrokkenheid bij de ontwikkeling van het nieuwe schoolvak, in januari 2003 het initiatief genomen de directeuren van eerstegraads lerarenopleidingen en van informaticaopleidingen in het hoger onderwijs bijeen te brengen om de stand van zaken te bepreken. Tijdens deze bespreking bleek dat een aantal instellingen een lerarenopleiding informatica willen inrichten en dat zij het voorbereidingstraject gezamenlijk willen doorlopen.

Dit traject is ingezet. Een tweetal werkgroepen heeft een document opgesteld waarin de competenties van de eerstegraads leraar informatica en de vakdidactiek informatica worden besproken. Zie bijlage B (startdocument eerstegraads lerarenopleiding informatica). De instellingen die geen directe plannen voor het inrichten van een opleiding hadden, zijn gedurende het traject regelmatig geconsulteerd. Er is algemene steun voor de formulering van de competenties.


De universiteiten die in het studiejaar 2005/2006 willen starten met de opleiding zijn:

Radboud Universiteit

Rijksuniversiteit Groningen

Technische Universiteit Delft

Technische Universiteit Eindhoven

Universiteit Twente

Universiteit Utrecht


Als resultaat van de samenwerking is een gezamenlijke visie op de lerarenopleiding informatica ontwikkeld die wordt uiteengezet in de hoofdstukken van deze notitie gewijd aan de onderwerpen Doelstellingen opleiding en Programma, gebaseerd op bijlage B (startdocument). De inbedding van de opleiding in de plaatselijke situatie verschilt noodzakelijkerwijs per universiteit.

Het is de intentie van de zes universiteiten om de samenwerking op het gebied van de ontwikkeling van de lerarenopleiding en het schoolvak informatica, die in de afgelopen periode zo vruchtbaar is gebleken, in de toekomst voort te zetten. De overige universiteiten en hogescholen die bij de door CODI georganiseerde besprekingen aanwezig waren hebben aangegeven bij toekomstige ontwikkelingen betrokken te willen zijn. Zie ook hoofdstuk 9 van bijlage B.

1.2 De opleiding tot informaticadocent aan de Technische Universiteiten


De eerstegraads lerarenopleiding tot informaticadocent zal deel gaan uitmaken van de bestaande Technische Universitaire Lerarenopleiding (TULO). De eerstegraads lerarenopleidingen (wis-, natuur- en scheikunde) van de drie technische universiteiten zijn sinds 1997 ondergebracht in dit samenwerkingsverband. De basis voor de TULO is vastgelegd in een overeenkomst tussen de drie TU’s.

Elke TULO-vestiging kent een Gemeenschappelijke Regeling, waarin de decanen van de betrokken faculteiten hun verantwoordelijkheid voor de opleiding van eerstegraadsdocenten overdragen aan een Gemeenschappelijke Commissie (de Technische Universiteiten van Delft en Eindhoven) dan wel aan een gemeenschappelijk instituut, verbonden aan een faculteit, waarin de lerarenopleiding is ondergebracht (Universiteit Twente). In het geval van een gemeenschappelijke commissie is de directeur van de TULO-vestiging voorzitter daarvan; de directeur van het gemeenschappelijke instituut voor de lerarenopleiding is de vertegenwoordiger daarvan.


In het kader van het 3-TU overleg is recentelijk afgesproken op het gebied van de lerarenopleidingen in de bama-structuur één lijn te trekken en deze op termijn aan te bieden als specialisaties binnen een Master of Science in Science Education and Communication. De 3TU Graduate School coördineert deze ontwikkeling.

De opleiding tot eerstegraads informatica docent zal een onderdeel vormen van de toekomstige Master of Science in Science Education and Communication.


De voorgestelde opleiding rust op twee pijlers: het startdocument van de gezamenlijke universiteiten en de werkwijze van de drie TULO-vestigingen. Informaticadocenten die hun opleiding aan een van de drie Technische Universiteiten hebben gevolgd beschikken over alle competenties die in het landelijk overleg zijn overeengekomen. De aandacht binnen de TU’s voor technologie en voor technisch ontwerpen draagt er toe bij dat deze docenten zich daar bovenop nog kunnen profileren. Zij zullen hun kwaliteiten als ingenieur aan de competenties van het leraarsberoep toevoegen. Dit is geheel in lijn met wat de slogan van de TULO: “De ingenieur voor de klas” bedoelt aan te geven.



2. Doelstellingen opleiding


2.1 Domeinspecifieke eisen

Het kader

Een Master of Science in Computer Science Education met een eerstegraads bevoegdheid Informatica is zowel informaticus als docent. Op beide aspecten zal hij/zij aan relatief hoge eisen dienen te voldoen.

Naar verwachting zal de inhoud van het schoolvak informatica zeer regelmatig (moeten) worden bijgesteld ten gevolge van technische, maatschappelijke en wetenschappelijke veranderingen. De informaticadocent dient te zijn toegerust om hierop in te spelen. Tevens zal de plaats van informatica in het curriculum (keuzevak) op de meeste scholen met zich meebrengen dat er op een school één informaticadocent is en geen aparte vaksectie informatica. De informaticadocent dient in staat te zijn zeer zelfstandig te functioneren en, door contacten met docenten van andere scholen te onderhouden, in de broodnodige samenwerking en ondersteuning te voorzien.

Het ingangsniveau van de masteropleiding is dat van een universitaire bacheloropleiding in de (technische) informatica. Dat wil zeggen dat een belangrijk deel van de onderwerpen van het schoolvak daarin al aan de orde is geweest. Het vakinhoudelijke deel van de masteropleiding zorgt voor de vereiste wetenschappelijke verdieping en wordt geput uit de universitaire masteropleidingen in de informatica.

Het algemene educatieve deel van het programma is in overeenstemming met de invulling die hieraan in de bestaande eerstegraads opleidingen wordt gegeven. Het onderdeel vakdidactiek verdient evenwel een speciale vermelding. De vakdidactiek van het jonge schoolvak informatica is nog volop in ontwikkeling. Karakteristiek voor het vak zijn onder meer de rol van het ontwerpen en van het projectwerk. De aspirant docenten dienen te worden toegerust om een bijdrage te leveren aan deze ontwikkeling. Om deze reden speelt het onderzoeksproject een belangrijke rol in het programma.


Het startdocument

Het startdocument heeft een belangrijke rol gespeeld bij het opzetten van de opleiding. De beschikbaarheid van een document waarin de benodigde competentie van de eerstegraads informaticadocent duidelijk worden weergegeven en dat de unanieme steun geniet van de betrokken Nederlandse universiteiten is bijzonder. De inrichting van de voorgestelde educatieve masteropleiding is gebaseerd op de zogenaamde BaMa notitie van de Interdisciplinaire Commissie Lerarenopleidingen van de VSNU (De universitaire lerarenopleiding in de Bachelor-Master structuur, 2004).

De eisen die aan een Master of Science in Computer Science Education dienen te worden gesteld liggen op twee gebieden: de vakinhoudelijke eisen (de informaticus) en de beroepsmatige eisen (de docent). Het beoogde programma bestaat dan ook uit een informatica gedeelte van 60 ects en een even groot educatief gedeelte. De keuzes die hierin zijn gemaakt worden beargumenteerd in bijlage B (startdocument).


De competenties uit het startdocument

De Master of Science in Computer Science Education beschikt over de volgende competenties:

1.competenties op het gebied van de vakinhoud (informatica);

2.competenties op het gebied van de vakdidactiek, microniveau (informatica);

3.competenties op het gebied van de vakdidactiek, macroniveau (het schoolvak informatica en de ontwikkeling ervan);

4.competenties op het gebied van de algemene didactiek (onderwijskunde);

5.competenties op het gebied van het beroep van leraar (in het algemeen);

De competenties zijn een verbijzondering van de competenties zoals die voor het leraarsberoep zijn opgesteld door de Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL). Voor een weergave van de competenties wordt verwezen naar http://www.lerarenweb.nl/bekwaamheid/index.html.

In hoofdstuk 4 van bijlage B zijn deze competenties nader uitgewerkt, zoals in tabel 2 is samengevat.


Tabel 2. Competenties MSc in Computer Science Education


Competentiegebied

Competenties

1. Vakinhoud

Inhoudelijke competenties rond de aspecten:

software: programma’s en algoritmiek

gegevens: informatie- en kennissystemen

hardware: machines en infrastructuur

grondslagen

(research en) development

omgeving

informatica als wetenschapsgebied

2. Vakdidactiek, microniveau

ondersteuning van leerlingen bij het leren modelleren, bij het leren oplossen van grote problemen en bij het ontwerpen (bijvoorbeeld eigen maken van ontwerpstrategieën bij technisch ontwerpen)

didactiek van: programmeren, informatiesysteemontwikkeling, gegevensbanken en SQL, werken met websites als rode draad door het praktische werk

ontwerpen van informaticalessen

ICT-gebruik bij informaticalessen

inzet van computerpractica

herkennen van informaticabegrippen en veel voorkomende leerling-fouten

3. Vakdidactiek, macroniveau

visieontwikkeling; bijvoorbeeld betreffende de verhouding tussen het α-, β- en γ-karakter van het vak

organisatie van het schoolvak, doelstellingen en examenprogramma, curriculumontwikkeling

leerstofordening rond informaticabegrippen; leerplan

selectie en gebruik van onderwijsleerpakketten voor informatica

ontwikkeling leermaterialen

toetsing

samenwerking met de andere schoolvakken;

samenwerking met collega informaticadocenten van andere scholen

samenwerking op het gebied van curriculumontwikkeling

uitwisseling van ervaringen

voorlichting en keuzebegeleiding

4. Algemene didactiek

aanbrengen van differentiatie en variatie

reflectie

didactische werkvormen: studiehuisdidactiek, samenwerkend leren, groepswerk, zelfstandig leren, aansturing zelfwerkzaamheid, formuleren opdrachten

5. Beroep van leraar

pedagogische aspecten

samenwerken (met collega’s en met leerlingen)

leiding geven (aan groepen leerlingen bij het projectwerk)

samenwerken met de omgeving, onderhandelen

presenteren en communiceren

zelfstandigheid in de beroepsuitoefening

analytisch denken

originaliteit, creativiteit

redeneerwijzen toepassen en bekritiseren, een standpunt kunnen betrekken ten aanzien van een wetenschappelijk betoog

emotionele stabiliteit

lerend vermogen, zelfontplooiing

kunnen reflecteren op eigen denken en werken


De keuzes van TULO

Het startdocument is een van de belangrijkste bouwstenen van de voorgestelde opleiding. Voor wat de vakinhoud betreft zijn de voorstellen van het startdocument gevolgd. De visie van de Technische Universitaire LerarenOpleidingen op de opleiding tot leraar leidt tot een eigen inkleuring van het educatieve deel van de opleiding opleiding.

Deze visie is verwoord in de zelfstudie van de TULO-opleidingen (visitatie 2002). In deze zelfstudie worden eerst de doelstellingen in de vorm van eindtermen vermeld, gebaseerd op de overwegingen in het “Raamplan voor de Universitaire Lerarenopleiding” (VSNU, 1996) en “Startbekwaamheden voor leraar secundair onderwijs” (CINOP/VSLPC, 1997). Zie tabel 3.


Tabel 3. Eindtermen eerstegraads docent


Eindtermen

Uitwerking

1. Met betrekking tot de onderwijskundige en vakdidactische aspecten van het docentschap

Het beschikken over vakwetenschappelijke bekwaamheden en het vermogen (nieuwe) wetenschappelijke kennis om te zetten in voor leerlingen relevante leerstof; het in staat zijn met behulp van voldoende vakinhoudelijke kennis adequate leeromgevingen te ontwerpen.

Het hebben van inzicht in de maatschappelijke functie van het onderwijs.

Het beschikken over onderwijsvaardigheden en begeleidingsvaardigheden voor het lesgeven aan en omgaan met leerlingen.

Het vermogen zich in te leven in en in te spelen op de ontwikkeling en de leefwereld van de leerlingen met hun verschillende leerstijlen en leerwegen.

2. Op het terrein van visie en beleid

De eerstegraads docent heeft kennis van de verschillende aspecten van het onderwijsbeleid en werkt in relatie daarmee zelf aan de ontwikkeling van een onderwijsvisie op macro-, meso- en microniveau, inclusief de relatie tussen school en samenleving.

De docent is in staat de eigen onderwijsidealen te vertalen naar en te toetsen in de onderwijspraktijk en consequent te handelen vanuit een eigen visie op onderwijs en opvoeding, mede gebaseerd op het eigen mens- en maatschappijbeeld.

De docent is in staat tot het reflecteren op de gang van zaken in de klas en het eigen didactisch handelen.

3. Met betrekking tot het participeren in ontwikkelingen die zich in het onderwijs en het beroep voordoen

De eerstegraads docent is ontwikkelings- en innovatiegericht.

De docent is in staat het eigen functioneren als beginnend docent te evalueren en zichzelf leer- en ontwikkelingsdoelen te stellen, gericht op het vergroten van de eigen deskundigheid en vaardigheid als docent.

De docent is op de hoogte van de belangrijkste ontwikkelingen op onderwijsgebied, heeft daarover een mening en is in staat te participeren in de implementatie van vernieuwingen en processen van schoolontwikkeling.

De docent kent de randvoorwaarden die voortvloeien uit het overheidsbeleid en die liggen besloten in de bekostigingsvoorwaarden.

4. In relatie tot onderzoek

De eerstegraads docent beschikt over de nodige reflectieve en onderzoeksbekwaamheden om mede hierdoor vanuit het eigen handelen bij te dragen aan de verdere ontwikkeling van het onderwijs op microniveau (in de klas), op mesoniveau (in de school) en op macroniveau In de Nederlandse samenleving).

De eerstegraads docent kan resultaten van algemeen onderwijskundig en vakdidactisch onderzoek adequaat interpreteren en (indien relevant) in de eigen schoolpraktijk toepassen.


Vervolgens zijn deze eindtermen in de zelfstudie vertaald in een vijftal kerncompetenties (zie tabel 4). Deze vormen het ijkpunt voor de opzet van het educatieve deel van de opleiding in hoofdstuk 3.


Tabel 4. Kerncompetenties TULO



Kerncompetentie

1

Het ontwerpen, plannen en organiseren van op het β-domein betrekking hebbende leerprocessen van leerlingen en het beoordelen van de resultaten waartoe deze leerprocessen leiden.

2

Het selecteren, presenteren, verduidelijken en toegankelijk maken van voor onderwijs in de β-vakken relevante leerinhouden.

3

Het begeleiden van leeractiviteiten en de ontwikkeling van leervermogen van leerlingen.

4

Het begeleiden van de identiteitsontwikkeling van leerlingen

5

Het functioneren als lerende professional in een lerende schoolorganisatie.



2.2 Eisen universitaire masteropleiding

De beoogde eindkwalificaties sluiten aan bij de door de universiteit gehanteerd academische criteria (tabel 5) en bij de algemeen geaccepteerde eindtermen van de eerstegraads lerarenopleidingen (tabel 3 en 4).

Tabel 5 is ontleend aan bijlage D, Criteria voor Academische Bachelor en Master Curricula. Dit document is een uitbreiding en operationalisering van de Dublin descriptoren, waarin onder meer rekening wordt gehouden met de rol die het ontwerpen aan de Technische Universiteiten speelt.


Tabel 5. Competentiegebieden academicus


De academicus

Uitwerking

1. is kundig in een of meer wetenschappelijke disciplines

Een academicus heeft vertrouwdheid met bestaande wetenschappelijke kennis, vaardigheden en houding, en heeft de competentie deze door studie uit te breiden.

2. is bekwaam in onderzoeken

Een academicus heeft de competentie door onderzoek nieuwe wetenschappelijke kennis te verwerven. Onderzoeken betekent hier: het op doelgerichte, en methodische wijze vinden van nieuwe kennis en nieuwe inzichten.

3. is bekwaam in ontwerpen

Veel academici zullen naast onderzoeken ook ontwerpen. Ontwerpen is een synthetische activiteit gericht op de totstandkoming van nieuwe of gewijzigde artefacten of systemen, met de bedoeling waarden re creëren conform vooraf gestelde eisen en wensen (bijv. mobiliteit, gezondheid).

4. heeft een wetenschappelijke benadering

Een academicus heeft een systematische aanpak, gekenmerkt door theorievorming, modelvorming of samenhangende interpretaties, een kritische houding en inzicht in de eigen aard van wetenschap en technologie.

5. beschikt over intellectuele basisvaardigheden

Een academicus is competent in redeneren, reflecteren en oordeelsvorming. Dit zijn vaardigheden die in de context van een discipline worden geleerd of aangescherpt en daarna generiek toepasbaar zijn.

6. is bekwaam in samenwerken en communiceren

Een academicus heeft de competentie met en voor anderen te kunnen werken. Dat vraagt om adequate interactie, verantwoordelijkheidsgevoel en leiderschap, maar ook om goede communicatie met vakgenoten en niet-vakgenoten. Ook is hij of zij in staat deel te nemen aan een wetenschappelijk of publiek debat.

7. houdt rekening met de temporele en maatschappelijke context

Wetenschap en techniek zijn niet geïsoleerd en hebben altijd een temporele en maatschappelijke context. Opvattingen en methodes hebben hun herkomst; beslissingen hebben maatschappelijke consequenties in de tijd. Een academicus is zich hiervan bewust en heeft de competentie deze te integreren in zijn of haar wetenschappelijk werk.




2.3 Oriëntatie WO

De opleiding wordt ingebed in bestaande, reeds geaccrediteerde, universitaire opleidingen: de lerarenopleidingen, voor wat betreft het educatieve gedeelte, en de MSc-informaticaprogramma’s van de universiteiten, voor wat betreft het vakinhoudelijke gedeelte. Deze inbedding vormt een garantie voor de WO-oriëntatie van het voorgestelde programma. Zie ook bijlage D (Criteria voor Academische Bachelor en Master Curricula). Deze criteria kunnen worden beschouwd als een operationalisering van de Dublin descriptoren. Ze zijn echter specifieker uitgewerkt en breder van opzet. Zie paragraaf 3.1 voor de relatie tussen beide systemen.


Benchmarking

Er is voeling gehouden met de ontwikkelingen in het buitenland, onder andere Duitsland en de Verenigde Staten. De invulling van het schoolvak informatica is echter zeer divers in de verschillende landen, wat de vergelijking lastiger maakt. Een voorbeeld: de invulling en de rol van het vak informatica in het Duitse voortgezet onderwijs verschilt aanzienlijk per deelstaat. In Beieren bijvoorbeeld is het vak informatica verplicht in de laatste jaren van het Gymnasium. Programmeren speelt daar een belangrijker rol dan in het Nederlandse schoolvak informatica. Zie de literatuurlijst van dit rapport (de nummers 2, 3, 4) en van bijlage B.
3. Programma


3.1 Eisen WO

De in de vorige paragraaf vermelde inbedding van het curriculum in de bestaande masteropleidingen garandeert dat aan de WO-eisen op het gebied van kennisontwikkeling van de student, aansluiting bij wetenschappelijke ontwikkelingen, ontwikkeling van onderzoeksvaardigheden en verbanden met de actuele beroepspraktijk wordt voldaan.

Zie onderstaande tabel voor een vertaling van de Dublin descriptoren naar de opleiding.


Tabel 6. De relatie met de Dublin descriptoren


Dublin descriptoren

Kwalificaties master

Vertaling naar de opleiding

1. kennis en inzicht

Heeft aantoonbare kennis en inzicht, gebaseerd op de kennis en het inzicht op het niveau van bachelor en die deze overtreffen en/of verdiepen, alsmede een basis of een kans bieden om een originele bijdrage te leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, vaak in onderzoeksverband.

Het programma van de opleiding is geformuleerd in termen van een vervolg op de BSc informatica.

Een substantieel deel van het programma wordt gevormd door een onderzoeksopdracht die is gelieerd aan de ontwikkeling van het onderwijs in de informatica.

(tabel 3, onderdeel 1; tabel 5, onderdeel 1&2, ook 4)

2. toepassen kennis en inzicht

Is in staat om kennis en inzicht en probleemoplossende vermogens toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een bredere (of multidisciplinaire) context die gerelateerd is aan het vakgebied; is in staat om kennis te integreren en met complexe materie om te gaan.

Zie opmerking hierboven over de educatieve onderzoeksopdracht. Tevens voert de student een substantiële onderzoeksopdracht uit op het gebied van de informatica.

(tabel 3, onderdeel1, 2&3; tabel 5, onderdeel 2&3, ook 4)

3. oordeelsvorming

Is in staat om oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie en daarbij rekening te houden met sociaal maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen.

De inbedding van ict in de samenleving speelt in het schoolvak een belangrijke rol . De combinatie van vakkennis en educatieve kennis in het curriculum rust de aspirant leraar hiervoor toe.

(tabel 3, onderdeel 1, 2&3; tabel 5 onderdeel 5&7)

4. communicatie

Is in staat om conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten of niet-specialisten.

Deze vaardigheden op het gebied van communicatie vormen een essentieel onderdeel van het programma van elke lerarenopleiding.

(tabel 3, onderdeel 1&3; tabel 5, onderdeel 6)

5. leervaardigheden

Bezit de leervaardigheden die hem of haar in staat stellen een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelf gestuurd of autonoom karakter.

Als er één vakgebied is waarin ‘leren leren’ onmisbaar is, is het de informatica. Deze vanzelfsprekendheid komt in de opzet van het onderwijs in de masterfase tot uitdrukking.

(tabel 3, onderdeel 2, 3&4; tabel 5, onderdeel 1&4)





3.2 Relatie tussen doelstellingen en programma

De doelstellingen die in hoofdstuk 2 zijn geformuleerd vinden op de volgende wijze uitdrukking in het programma van de opleiding. Ten eerste in de opbouw van het voorgestelde programma, gebaseerd op het opleidingsontwerp uit het Startdocument Eerstegraads Lerarenopleiding Informatica (hoofdstuk 7 van bijlage B). Deze opbouw is vertaald in de volgende curriculumstructuur, waarin de variaties lokale verschillen weergeven, veroorzaakt door de noodzaak aan te sluiten bij de plaatselijke gang van zaken bij de lerarenopleidingen.


Tabel 7. Globale structuur van het curriculum


Vakinhoudelijk deel

ects

Educatief deel

ects

Homologatievakken

0 - 10

Onderwijskunde

8 - 15

Specialisatievakken

20 - 30

Vakdidactiek

12 - 15



Schoolpracticum

20 - 30





Onderzoek


20 - 30

Onderzoek van onderwijs


8 - 10

Totaal

60

Totaal

60

Onderzoek van onderwijs vindt plaats in relatie met het schoolpracticum of het vakinhoudelijk onderzoek. De combinatie vormt ‘de ‘’meesterproef’ uit het opleidingsontwerp (bijlage B)



Het vakinhoudelijk deel van het programma

Het vakinhoudelijk deel van de masteropleiding dient de docent-in-opleiding, te samen met de reeds in de voorafgaande bacheloropleiding verworven vakkennis, toe te rusten om het schoolvak informatica te doceren en verder te ontwikkelen. We maken hiervoor gebruik van de overwegingen die in het startdocument tot de invulling van de competenties op dit gebied hebben geleid.


De vakinhoudelijke competenties vertonen uiteraard een sterke relatie met de inhoud van het schoolvak. De onderdelen van het schoolvak informatica worden weergegeven in tabel 8. Zij zijn ontleend aan het Examenprogramma informatica v.w.o., zoals vastgesteld door het Ministerie van OCW (zie: http://www.cfi.nl/Images/binform_tcm2-5061.PDF ).


Tabel 8. Het schoolvak informatica


Domein

Subdomein

Sub-subdomein

A. Informatica in perspectief

1. Wetenschap en technologie

2. Maatschappij

3. Studie- en beroepsomgeving

4. Individu


B. Basisbegrippen en vaardigheden

1. Gegevens en informatie

1.1.Gegevensverwerkende systemen

1.2.Communicatie

1.3.Gegevensrepresentatie in een computer

2. Hardware

2.1. Werking van een computer

2.2. Randapparatuur

3. Software

3.1. Programma’s als gestructureerde oplossing

3.2. Toepassing van software

4. Organisatie


C. Systemen en hun structurering

1. Systeemtheorie


2. Computersystemen

2.1. Communicatie en netwerken

2.2. Besturingssystemen

3. Systemen in de praktijk


4. Informatiesystemen

4.1. Informatiesysteemontwikkeling

4.2. Informatieanalyse

4.3. Relationele databases

4.4. Databasemanagementsystemen

4.5. Interactie mens-machine

4.6. Systeemonywikkeltraject

5. Nieuwe ontwikkelingen


D. Toepassingen in samenhang

1. Systeemontwikkeling en projectmanagement

2. Maatschappelijke aspecten



De vertaling hiervan naar de vakinhoudelijke competenties van de eerstegraads informaticadocent in tabel 9 is uitgewerkt in het Startdocument (hoofdstuk 4 van bijlage B).


Tabel 9. Vakinhoudelijke competenties


Informaticacomponent

Competenties:

de afgestudeerden kunnen

Software:

programma’s en algoritmiek

● verschillen tussen uiteenlopende programmeertalen en –paradigma’s duidelijk maken

● bij een gegeven probleem een geschikt algoritme bedenken, een passende programmeertaal kiezen en een oplossing realiseren (programmeren)

● correctheid van prograrmma’s verantwoorden

● efficiëntie van algoritmen analyseren

Gegevens:

informatie- en kennissystemen

● gegevens en kennis in samenhang modelleren

● gegevensmodellen realiseren als informatiesystemen

● methoden voor ontsluiting van gegevens selecteren en toepassen

Hardware:

machines en infrastructuur

● onderdelen van computernetwerken en computers op verschillende niveaus beschrijven

● delen van netwerken en machines realiseren

● prestaties van onderdelen analyseren

Grondslagen

● wiskundige structuren (formalismen) gebruiken om informatica-aspecten te beschrijven

● nauwkeurig en helder redeneren

● talen in de informatica beschrijven en aangeven hoe deze machinaal herkend kunnen worden; het onderscheid en het verband tussen syntaxis en semantiek expliciteren

● grenzen van mogelijkheden van computerberekeningen aangeven

(Research &) Development

● aangeven op welke manieren de hier beschreven vaardigheden kunnen worden ingezet voor het professioneel verkrijgen van complexe en betrouwbare systemen

● kwaliteitseisen formuleren en toetsen

● functionele eisen voor computersystemen expliciteren

● delen van computersystemen ontwikkelen in projectvorm als onderdeel van een team

Omgeving

● organisaties en informatiestromen in kaart brengen

● interactie met gebruikers schetsen en beoordelen

● maatschappelijke aspecten van ICT herkennen en onderzoeken

● uiteenlopende taken, functies en rollen van informatici in het beroepenveld duidelijk maken

● aangeven hoe de informatica samenwerkt met andere disciplines

Informatica als wetenschapsgebied

● ontwikkelingen in de ICT in historische context plaatsen

● wetenschappelijke uitdagingen in en rond de informatica herkennen

● de rol van hogescholen, universiteiten en onderzoeksinstellingen in het informatica-onderwijs en –onderzoek duidelijk maken

● systematisch en verantwoord onderzoek doen op het gebied van informatica


Een belangrijk deel van deze vakinhoud heeft de student reeds verworven als startcompetenties voor de masteropleiding: het kennisniveau van de universitaire bacheloropleiding in de informatica. De verbreding en verdieping van deze kennis, noodzakelijk voor een volwaardig functioneren als eerstegraads informaticadocent (zie hoofdstuk 2), verwerft de student in het vakinhoudelijk deel van de masteropleiding. Het programma bestaat uit een samenhangende keuze uit het programma van de betreffende informatica masterprogramma’s die de drie TU’s aanbieden. Deze keuze dient te worden goedgekeurd door de examencommissie. Zie voor de mogelijke invulling hiervan bijlagen E1, E2, E3.

In tabel 10 wordt aangegeven op welke wijze de vakinhoud is, respectievelijk wordt, verworven. Het gedeelte van de tabel dat betrekking heeft op de bachelor Informatica is afkomstig uit het vergelijkend onderzoek naar de inhoud van de bachelors Informatica aan de Nederlandse universiteiten door de Informaticakamer van de VSNU.


Tabel 10. De benodigde vakinhoud


Onderwerp

BSc Informatica aan de TU’s

MSc



# ects


Wiskunde

X

20 - 32


Programma’s & algoritmiek

X

20 - 27


Informatiesystemen

X

19 – 22


Hardware

X

19 - 24


Grondslagen

X

10 – 23


Research & development



X

Omgeving

X

9 - 14


Informatica als wetenschapsgebied



X

Projectwerk & vaardigheden

X

32 -36


Keuzevakken & diversen

X

17 - 43

X

Totaal


180

60


Opmerking: Zoals gebruikelijk bij de universitaire masteropleidingen kan bij betrekkelijk beperkte lacunes in de voorkennis een homologatieprogramma van ten hoogste 10 ects in het programma worden opgenomen.


Het educatieve deel van het programma

Zoals aan het einde van paragraaf 2.1 vermeld is de invulling van deze competenties in lijn met de invulling van het educatieve deel van de bestaande lerarenopleidingen aan de drie Technische Universiteiten. Daarom wordt in tabel 11 gebruikgemaakt van de vijf kerncompetenties uit tabel 4.

De afbeelding van de kerncompetenties op het educatieve deel van het curriculum wordt weergegeven in tabel 11.


Tabel 11. De benodigde educatieve inhoud


Kerncompetenties


Vakken

1

2

3

4

5

Oriëntatiefase






Onderwijskunde 1

X

X

X

X


Vakdidactiek 1

X

X




Schoolpracticum 1

X

X

X

X


Onderzoek van onderwijs 1





X

Basisfase






Onderwijskunde 2

X

X

X

X

X

Vakdidactiek 2

X

X




Schoolpracticum 2

X

X

X



Capita selecta




X

X

Verdiepingsfase






Onderwijskunde 3

X

X

X

X

X

Vakdidactiek3

X

X

X



Onderzoek van onderwijs 3





X

Schoolpracticum 3

X

X

X


X

Capita selecta




X

X


Het onderdeel Onderwijskunde wordt op elke TU voor alle TULO-studenten gezamenlijk gegeven. Zie bijlage F voor de inhoud.

De onderdelen vakdidactiek, schoolpracticum en het leeronderzoek zullen gericht zijn op het schoolvak informatica. In het onderdeel vakdidactiek wordt dankbaar gebruik gemaakt van de in de CODI-omscholing opgebouwde expertise. De plannen tot verdere samenwerking van de universiteiten en hogescholen betreffen onder meer dit onderdeel van het programma. Zie ook de opmerking aan het einde van de eerste paragraaf van hoofdstuk 2.1 en de begeleidende brief van het CODI-bestuur.

Het beoogde programma rust de student toe om goed te functioneren als eerstegraads docent in het voortgezet onderwijs.


3.3 Samenhang programma

De samenhang van het educatieve deel van het programma is dezelfde als de samenhang van het educatieve deel van het programma van de lerarenopleidingen die de universiteiten reeds aanbieden (wiskunde, natuurkunde en scheikunde). Het bestaat uit op elkaar betrokken onderwijskundige vakken, vakdidactiek, schoolpracticum en onderzoek van onderwijs. Vakdidactiek en schoolpracticum lopen gelijk op en zijn nauw met elkaar verbonden; de onderwijskundige vakken spelen vanuit hun eigen perspectief daarop zoveel mogelijk in. In onderzoek van onderwijs is er veelal sprake van onderwijsontwikkelingsonderzoek waarin er een integratie tussen de drie andere componenten plaatsvindt. In het kader van de totale lerarenopleiding is de samenhang tussen de verschillende componenten een belangrijk speerpunt. Op dit moment vindt er ter voorbereiding van een TULO-ontwikkeling op de UT een uitwerking in termen van professionele taken plaats.

De samenhang van het vakinhoudelijke deel van het programma, dat bestaat uit een keuze uit de vakken die worden aangeboden in het kader van de informatica masteropleidingen, wordt bewaakt door de examencommissie.

De samenhang tussen het educatieve en het vakinhoudelijke deel, die essentieel is voor een goede lerarenopleiding, wordt op drie punten zichtbaar, bij het onderdeel vakdidactiek, in het schoolpracticum en in het onderzoeksproject. Bij vakdidactiek worden de verbanden gelegd tussen informatica als wetenschap en als schoolvak. In het schoolpracticum krijgt dit verband een praktische uitwerking. Bij de invulling van het onderzoeksgedeelte vindt reflectie over de relatie tussen wetenschap en schoolvak plaats.


3.4 Studielast

In het programma wordt gebruik gemaakt van een variëteit aan onderwijs- en toetsingsvormen die zorg draagt voor een studeerbaar programma. De resultaten van het onderwijs worden regelmatig onderzocht door middel van student- en docentenquêtes. Op basis van de analyse hiervan worden verbeteractiviteiten ondernomen. Zie ook onderwerp 5, Kwaliteitszorg. De resultaten op dit gebied van de twee steunpilaren van de voorgestelde opleiding, de universitaire informatica-opleiding en de lerarenopleiding, zijn een garantie voor een goed resultaat wat betreft de studielast.


3.5 Instroom

De eerstaangewezen instroom voor de opleiding bestaat uit studenten met een voltooide universitaire bacheloropleiding in de informatica. De toelating van studenten met een voltooide HBO-bacheloropleiding in de informatica via een schakelprogramma zal de gebruikelijke procedures volgen.

Zoals gebruikelijk bij de diverse universitaire lerarenopleidingen kunnen daarnaast studenten met elders of eerder verworven competenties via een assessment procedure in de opleiding worden gepositioneerd. In alle gevallen is er sprake van een toelatingscommissie.


3.6 Duur

Het tweejarige programma van de opleiding beslaat 120 ects.




4. Inzet van personeel


4.1. Eisen WO

De wetenschappelijke staf is een van de belangrijkste pijlers van de beoogde opleiding. Het vakinhoudelijke deel van het programma zal worden vormgegeven en uitgevoerd door de staf van de respectievelijke Informatica afdelingen van de drie Technische Universiteiten. Het Hoogleraren-UHD plan van de capaciteitsgroepen garandeert dat competenties, kwaliteit en kwantiteit aanwezig zijn om onderwijs en onderzoek in het vakgebied op niveau vorm te geven en uit te voeren. Stafleden hebben gemiddeld 50% van hun tijd beschikbaar voor het verrichten van wetenschappelijk onderzoek. Voor wat betreft het onderwijskundige deel van het programma zal gebruik worden gemaakt van de bestaande faciliteiten van TULO. De lijst van publicaties in de recente zelfstudie (2002) spreekt voor zich wat betreft de activiteiten van de wetenschappelijke staf die hierbij is betrokken.

Voor wat betreft het onderdeel vakdidactiek informatica dienen we te spreken van een nieuwe situatie. In het kader van de CODI omscholing is een begin gemaakt met de ontwikkeling van de vakdidactiek. De intenties tot samenwerking in de vormgeving van de lerarenopleidingen en het schoolvak die genoemd worden in paragraaf 1.1 hebben zeker ook betrekking op het onderzoek op het gebied van de vakdidactiek. Landelijke samenwerking zal de reikwijdte en de kwaliteit van het onderzoek vergroten.


4.2. Kwantiteit personeel

Onderstaande tabellen geven aan hoeveel fte’s op de drie TU’s voorzien zijn voor het educatieve deel. Tabel 12 schetst niet het volledige beeld. Het vakinhoudelijk deel van de opleiding is afkomstig van de bestaande MSc-opleidingen in de informatica en wordt verzorgd door de daarmee verbonden staf. Er is sprake van “aanschuifonderwijs”, waarbij de interne verrekening in de meeste gevallen is gebaseerd op behaalde studiepunten.

Het educatieve deel van de opleiding is voor een belangrijk deel afkomstig van de bestaande lerarenopleidingen van de Technische Universiteiten. Voor het overige zijn de opgenomen getallen in overeenstemming met de situatie bij de bestaande lerarenopleidingen.

Daarnaast dient melding te worden gemaakt van een aantal voorziene ontwikkelingen. In het kader van de plannen voor een drie TU MSc in Science Education (and Communication) is sprake van een substantiële uitbreiding die echter nog niet is gerealiseerd.


Tabel 12. Personeelsbezetting in de huidige situatie, aangevuld met de voorziene uitbreiding voor informatica, uitgesplitst naar functies in fte


TULO Delft



Hoogleraar/

uhd

Docent/

onderzoeker

(onderwijskunde)

Docent/

onderzoeker

(vakdidactiek)

Promovendus

Bureau


0,5



Natuurkunde



0,5


Wiskunde



0,4


Scheikunde



0,5


Informatica



0,5


Totaal


0,5

1,9




TULO Eindhoven



Hoogleraar/

uhd

Docent/

onderzoeker

(onderwijskunde)

Docent/

onderzoeker

(vakdidactiek)

Promovendus

Bureau

0.4

0.4

0.4

1.0

Natuurkunde



0.8


Wiskunde



0.5


Scheikunde



0.5


Informatica



0.8


Totaal

0.4

0.4

2.6

1.0



TULO Twente



Hoogleraar/

uhd

Docent/

onderzoeker

(onderwijskunde)

Docent/

onderzoeker

(vakdidactiek)

Promovendus

Bureau

0,4

1,2


1,0

Natuurkunde



0,6


Wiskunde



0,6


Scheikunde



0,6


Informatica



0,6


Totaal

0,4

1,2

2,4

1,0


Gegeven het huidige overheidsbeleid (wet BIO) aangaande “Opleiden in de school” is er in toenemende mate ook sprake van een ontwikkeling van schoolpracticum-docenten naar interne opleiders en coaches in de praktijkscholen waarmee nauw wordt samengewerkt. De drie universiteiten zijn bij deze ontwikkelingen middels interregionale activiteiten en / of projecten betrokken. Een voorbeeld is de deelname namens de TULO van de Universiteit Twente aan het interne opleiders - en coaches-project van de interregionale Stichting Carmel College met vo-scholen in Oost-, Zuid- en West-Nederland.



4.3. Kwaliteit personeel

Een belangrijke bijdrage aan de kwaliteit van universitaire opleidingen wordt gevormd door de taak van de wetenschappelijke staf om onderzoek en onderwijs te combineren. Dit geldt zowel voor de wetenschappelijke vakopleidingen zoals informatica als voor de universitaire lerarenopleidingen. Bij de jaarlijkse functioneringsgesprekken vormen de didactische kwaliteiten van de docent een van de onderwerpen van gesprek en wordt, waar nodig, een scholingstraject afgesproken. De drie technische universiteiten beschikken elk over een scholings- en professionaliseringsaanbod ten behoeve van het ontwikkelen van didactische vaardigheden bij (beginnende) universitaire docenten. Zie ook bijlage G.

De aanstelling van de vakdidactici, interne opleiders/coaches en onderzoekers zal plaatsvinden direct na de accreditatie. De vakdidactische ervaring die is verworven in de CODI-periode en de samenwerkingsplannen van de drie technische universiteiten en de universiteiten van Groningen, Utrecht en Nijmegen op dit gebied vormen een goede basis voor de startperiode.

In de bijlagen H.1, H.2 en H.3 zijn naast enkele cv’s van de docenten, betrokkenen bij het educatieve deel, slechts de cv’s van een beperkt aantal kerndocenten Informatica opgenomen. De reden hiervoor is dat het opnemen van de gegevens van alle informatici de omvang van dit dossier belangrijk zou doen toenemen, terwijl betrokkenen alle reeds als docent verbonden zijn aan geaccrediteerde MSc-opleidingen in de informatica.


5. Voorzieningen


5.1. Materiële voorzieningen

De lerarenopleiding informatica zal gebruik maken van de faciliteiten van de Technische Universiteiten. Op centraal niveau betreft dit onder meer de centrale onderwijsruimten, de bibliotheek, het studenten service centrum, de ict-voorzieningen. Tevens kan de opleiding gebruik maken van de voorzieningen van de vakopleidingen Informatica, zoals daar zijn een uitgebreide vakbibliotheek en specifieke computerfaciliteiten.


Bij TU Eindhoven vallen de studenten onder de notebook-regeling en worden zij in staat gesteld tegen een sterk gereduceerde prijs een notebook aan te schaffen.

Op de campus van de Universiteit Twente zijn alle studentenflats voorzien van uitstekende netwerkvoorzieningen. In vrijwel alle overige gebouwen op de campus is het netwerk toegankelijk via wireless LAN’s.

Ook de studentenflats in Delft zijn via breedband verbonden met internet.


5.2. Studiebegeleiding

De Technische Universiteiten en de betrokken faculteiten maken gebruik van een adequaat en goed functionerend systeem van studentbegeleiding.

Op universitair niveau zijn er studenten centra waarin een aantal diensten zijn gebundeld. Er worden cursussen, maar ook individuele begeleiding, aangeboden als hulp bij studie- en persoonlijke problemen.

Op opleidingsniveau spelen onder meer de studieadviseur en de opleidingscoördinatoren een rol. Voor wat betreft de lerarenopleiding zal de directe studieadviseur veelal de betreffende vakdidacticus zijn. Voor meer algemene vragen is de coördinator van de master-opleiding de aan te spreken persoon. De vorderingen van de studenten worden actief gevolgd aan de hand van een digitaal registratiesysteem voor de studievorderingen en, waar nodig, wordt actie ondernomen. Het leidend beginsel is steeds: de student is zelf verantwoordelijk voor het verloop van de studie, maar het is de taak van de opleiding dit te bevorderen door belemmeringen weg te nemen.


6. Interne kwaliteitszorg


6.1. Systematische aanpak


De kwaliteitszorg van de lerarenopleiding Informatica zal aansluiten bij de procedures die in de Informatica-opleidingen van de drie Technische Universiteiten en in de TULO gangbaar zijn. Deze zijn in de afgelopen visitaties positief beoordeeld.


De drie Technische Universiteiten hebben ieder een uitgewerkt systeem voor kwaliteitszorg binnen de opleidingen, zoals weergegeven in tabel 13. De lerarenopleidingen conformeren zich aan deze algemene werkwijze en de daarin gehanteerde instrumenten, die beschreven zijn in kwaliteitshandboeken.

Om in te spelen op de specifieke kenmerken van de opleidingen (combinatie van vakinhoudelijke en beroepsvoorbereidende elementen; relatief grote omvang van het schoolpracticum) en van de deelnemers (zij-instromers) zijn of worden toegespitste instrumenten ingezet.


Tabel 13. Kwaliteitszorg


Onderwerp

Focus

Periode

Middelen

Partijen

Follow-up

Eindtermen

Onderzoek en analyse van de doelstellingen van het programma

Groot onderhoud 6 jaar (accreditatie), jaarlijkse check

Periodieke rapportage over de kwaliteit van de eindtermen in het licht van de ontwikkelingen in het vo en in de informatica

OM/docenten

Bijstellen van de eindtermen en deze vertalen in het curriculum

Curriculum: inhoud & vorm

Evaluatie van onderwijs en resultaten

Jaarlijks

Vakenquêtes na afloop van elke onderwijsperiode. De analyse van de resultaten wordt besproken in OM/OC.

OM/OC

studenten/docenten

Waar nodig maatregelen, zoals aanpassing van de onderwijsvormen of verder didactische training van de docenten.

In- en doorstroom

Evaluatie van examenresultaten en gegevens over in- en doorstroom van studenten

Jaarlijks

Op basis van de gegevens van het OB wordt een overzicht gemaakt en besproken in OM

OM/OB

Maatregelen om pijnpunten te verhelpen. Zie hierboven, maar ook eventueel aanpassing van de voorlichting of de studiebegeleiding.

Organisatie

Evaluatie van de kwaliteit van de organisatie van de opleiding, inclusief (gewenste) kwaliteit van de staf en het kwaliteitsplan

Groot onderhoud 6 jaar, jaarlijkse check

Op basis van documenten en resultaten

OM/OB/docenten

Bijstellen van het kwaliteitsplan, scholing van docenten, enz.

Externe contacten

Evaluatie van de meningen van alumni en afnemend beroepenveld over de kwaliteit van de opleiding

Groot onderhoud 6 jaar, jaarlijkse check

Rapportage op basis van enquêtering en gesprekken

Alumni/scholen/OM

Kan van invloed zijn op elk van bovenstaande onderdelen.

6.2. Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld

Medewerkers

De betrokkenheid van de medewerkers is een vanzelfsprekendheid. Enerzijds spelen zij een rol bij het onderwijs aan en de begeleiding van de studenten, anderzijds nemen zij deel aan de opleidingscommissie, de faculteitsraad en de universiteitsraad. Stafleden worden geacht ca. 10% van hun tijd te besteden aan taken op het gebied van beleid en beheer. Hierdoor wordt hun deelname aan het proces van kwaliteitsbeheersing en –verbetering, aan curriculumontwikkeling en andere aspecten van het onderwijsproces geborgd. Bovendien komen resultaten van evaluatieonderzoek in het kader van de interne kwaliteitszorg standaard aan de orde in de functionerings- en beoordelingsgesprekken en de tussentijdse werkbesprekingen.


Studenten

De actieve en positieve deelname van studenten aan de opleidingscommissie is binnen de betrokken faculteiten (TU Delft: Technische Natuurwetenschappen; TU Eindhoven: Wiskunde en Informatica; U Twente: Gedragswetenschappen) een gegeven. De huidige lerarenopleidingen hebben elk een opleidingscommissie. De inzet en betrokkenheid van de studenten in de opleidingscommissies op de verschillende locaties is goed. Hoewel de regelmatige evaluatie van het onderwijs af en toe tot een zekere enquêtemoeheid bij de studenten lijkt te leiden, hebben we niet te klagen over de betrokkenheid van de studenten. In voorkomende gevallen is er grote bereidheid bij te dragen aan de voorbereiding van onderwijsvernieuwingen zoals de invoering van een studentportfolio.


Alumni

Om te beginnen bestaat er een hecht netwerk van informaticadocenten die de CODI-omscholing hebben afgerond. Deze groep van ruim 300 docenten vormt een waardevolle bron van informatie over de praktijk van het schoolvak waarop zelden tevergeefs een beroep wordt gedaan.

TU Delft

Alumni van de lerarenopleiding worden incidenteel betrokken bij de huidige opleiding. Nadat zij de nodige ervaring hebben opgedaan, treden zij vaak op als schoolpracticumbegeleider.

TU Eindhoven

De TU/e maakt gebruik van het Alumni Informatie Systeem en het Alumninet TU/e, waarbinnen een aantal faciliteiten voor alumni zijn gerealiseerd. Tevens neemt de TU/e deel aan de WO monitor, het jaarlijkse onderzoek onder recent afgestudeerden. Vertegenwoordigers van de besturen van de alumniverenigingen van de opleidingen, van de faculteiten en van de TU/e ontmoeten elkaar in het Eindhovens Alumni Platform. Dit platform is opgericht om samenwerking tussen de TU/e en de alumniverenigingen en tussen de alumniverenigingen onderling te stimuleren.

Op facultair niveau speelt de alumnivereniging VIE (Vereniging Informatica-ingenieurs Eindhoven) een belangrijke rol, onder meer als een van de kanalen waarlangs signalen uit het beroepenveld binnenkomen. We verwachten een soortgelijke relatie met de alumni van de beoogde nieuwe opleiding te onderhouden.

U Twente

Informatica aan de UT heeft een actieve alumnivereniging die regelmatig door de opleiding geraadpleegd wordt over het studieprogramma. De UT neemt ook deel aan de WO-monitor. Bij onderwijsontwikkelingen en nascholingsactiviteiten consulteert het Instituut ELAN waaraan de lerareopleiding is verbonden regelmatig afgestudeerden van de lerarenopleiding. Daarnaast treden zij op als schoolpracticumdocent. In beide gevallen is er sprake van netwerken die geregeld bij elkaar komen voor doeleinden van onderwijsontwikkeling en professionalisering. Het ligt in de bedoeling om met de afgestudeerde informatica-leraren op dezelfde manier contacten te onderhouden.


Beroepenveld

De contacten met de afnemende scholen zijn van essentieel belang voor de opleiding. Voor een deel zullen de contacten lopen via de organisatie van het schoolpracticum. De begeleiding van de studenten is alleen goed vorm te geven door intensieve contacten met docenten en schoolleidingen. De opleidingen spelen in op de ontwikkelingen aangaande “Opleiden in de school” met netwerkvorming en professionalisering van interne opleiders en coaches (zie ook hoofdstuk 4).

Ook hier kunnen de CODI-alumni een significante rol spelen.

We verkeren in de gelukkige omstandigheid dat er goede contacten zijn met de zittende docenten die de omscholing van CODI hebben gevolgd. Deze docenten hebben een belangrijke rol gespeeld bij het ontwikkelen van het schoolvak. De informatie-uitwisseling tussen de docenten via de site http://www.informaticavo.nl heeft in deze ontwikkeling een grote bijdrage geleverd.


TU Delft

Door het Netwerk Technisch Ontwerpen onderhoudt TULO TU Delft contacten met docenten en scholen in de regio.

TU Eindhoven

De TULO Eindhoven onderhoudt goede contacten met zowel de Stichting Ons Middelbaar Onderwijs, de OMO scholen als met vele andere scholen in de regio, zowel formeel in de vorm van samenwerkingsovereenkomsten als informeel op de werkvloer. Op de jaarlijkse rectorendagen en decanendagen vindt informatie uitwisseling plaats en worden werkcontacten gelegd.

De contacten met het beroepenveld van de informaticaopleidingen van de faculteit Wiskunde en Informatica vinden onder meer plaats via een Externe Advies Commissie. We verwachten een soortgelijk contact met het onderwijsveld op te zetten.

U Twente

ELAN heeft een intensieve band met 40 scholen voor voortgezet onderwijs in het Oostelijk landsdeel, zowel met scholen van de confessionele Stichting Carmel College, met neutraal bijzondere scholen (Dalton, Montessori, Vrije school) als met openbare scholen dan wel samenwerkingsorganen van deze scholen (bv. Stedenband Twente) Eén en ander is georganiseerd in netwerken als het LINX-platform – met name gericht op aansluiting vo – ho – en het STSCC-samenwerkingsverband (30 scholen van de Stedenbandscholen en de Stichting Carmel College)) waarin met name de integratie van ICT on het vo-onderwijs centraal staat. Het instituut ELAN is vertegenwoordigd in gremia als de stuurgroep en de ICT-coördinatoren-bijeenkomst.. Daarnaast bestaat er per discipline waarvoor ELAN opleidt een zogenaamde “onderneming” waarin jaarlijks met docenten en scholen scholings- en vernieuwingsprojecten worden uitgevoerd (bv. technisch ontwerpen, leren onderzoeken, bèta-profilering, technasium, etc.)


7. Condities voor continuïteit


7.1. Afstudeergarantie

Een student die aan de studie voor MSc in Computer Science Education begint zal, mits voldoende prestaties worden geleverd, in staat worden gesteld deze studie te voltooien. De procedures die binnen de TULO en de drie Technische Universiteiten worden gehanteerd staan hiervoor garant. De inbedding in de bestaande leraren- en vakopleidingen ondersteunt dit. De verroostering van het onderwijs- en examenaanbod is zodanig dat studenten het programma binnen de gewenste termijn kunnen voltooien.


7.2. Investeringen

De investeringen voor de opleiding zijn volledig afgedekt. De opleiding wordt enerzijds ingebed in de bestaande Technische Universitaire Lerarenopleidingen en anderzijds in de bestaande MSc-opleidingen in de Informatica. Eventuele financiële tekorten in de aanloopfase worden door de instellingen gedragen.

Het landschap van MSc-opleidingen van de drie Technische Universiteiten is op dit moment volop in beweging. In het kader van de voorbereiding van de 3 TU Graduate School van de Federatie van Technische Universiteiten speelt daarbij ook het inpassen van de lerarenopleidingen een rol. De voorlopige plannen (en de subsidie die hiervoor is toegezegd) zien er voor Informatica gunstig uit. Daarnaast leveren regionale samenwerkingsverbanden een gunstige bijdrage aan de start van de voorziene opleiding. De TU/e heeft kortelings een samenwerkingscontract met Fontys Hogescholen afgesloten met het oogmerk samen te werken bij een Master of Science in Science Education.

Dergelijke samenwerkingen, zowel nationaal als regionaal, versterken de positie van de lerarenopleidingen.


7.3. Financiële voorzieningen

De hierna volgende berekeningen zijn gebaseerd op de volgende aannames:

Uitgaand van het meerjarige gemiddelde over de bestaande lerarenopleidingen (wiskunde, natuurkunde, scheikunde) wordt een verwachte jaarlijkse instroom en uitstroom berekend. Hierbij wordt uitgegaan van een gemiddeld rendement van 2/3. Voor wat betreft de kosten van de onderwijsuitvoering gaat het om de kosten van het educatieve deel ( het vakinhoudelijk deel is aanschuifonderwijs), onderwijskundigen en vakdidactici (zie totale opgave in paragraaf 4.2. Ca 60% van het aantal fte wordt voor onderwijsuitvoering ingezet)

De twee tabellen (14 & 15, 16 & 17, resp. 18 & 19) bevatten respectievelijk de inkomsten en kosten van het totaal van de vier bèta-opleidingen.

Het informatica onderwijs is, zoals gezegd, aanschuifonderwijs bij de MSc Computer Science and Engineering en brengt verwaarloosbare extra kosten met zich mee. De interne verrekening vindt plaats via behaalde studiepunten.

De opleiding zal verantwoordelijk zijn voor een kwart van de plaatselijke TULO kosten, maar eveneens voor een kwart van de opbrengst.


7.3.1. Financiële voorzieningen TUD

Verwachte jaarlijkse instroom van 5 informaticastudenten.


Tabel 14. Inkomsten uit onderwijs, waarvan ¼ ten bate van informatica


Inkomsten uit

 Aantal

opbr/eenh

K€

leerovereenkomsten

20

0.65

13

diploma's

15

2.6

39

vaste voet

 

 

64

totaal

 

 

116


Tabel 15. Kosten van het onderwijs (educatief deel van het programma), waarvan ¼ ten laste van Informatica


Kosten onderwijs uitvoering

Fte

kosten/fte

opslag

K€

TU/e

2,4

70

15%

193,2



7.3.2. Financiële voorzieningen TU/e

Verwachte jaarlijkse instroom van 15 informaticastudenten.


Onderstaande tabellen zijn afkomstig uit de samenwerkingsovereenkomst tussen de TU/e en Fontys. Hierbij is al rekening gehouden met de vier specialisaties, wiskunde, natuurkunde, scheikunde en informatica. Een kwart van kosten en baten dient dus te worden toegerekend aan informatica. Zoals te verwachten heeft het deel wat betrekking heeft op onderwijs een negatief saldo. Daarnaast wordt een (beperkte) hoeveelheid inkomsten uit onderzoek verwacht. De instellingen staan garant voor eventuele tekorten in de aanloopfase.


Tabel 16. Inkomsten uit onderwijs, waarvan ¼ ten bate van Informatica


Inkomsten uit

 Aantal

opbr/eenh

K€

leerovereenkomsten

62

0.65

40

diploma's

41

2.6

106

vaste voet

 

 

64

totaal

 

 

210


Tabel 17. Kosten van het onderwijs (educatief deel van het programma), waarvan ¼ ten laste van Informatica


Kosten onderwijs uitvoering

Fte

kosten/fte

opslag

K€

TU/e

2

70

15%

162

Fontys

3

70

15%

243

totaal

5



405


De afgelopen jaren vond gemiddeld een tot anderhalve promotie per jaar plaats bij de TULO Eindhoven. Dat wil zeggen bijna een halve promotie per jaar per opleiding. Gezien het belang van een verdere uitbouw van de informaticadidactiek en de intentie hierin landelijk samen te werken is de verwachting dat informatica, na de aanloopperiode, ook op een halve promotie per jaar, of liever gezegd, op een promotie per twee jaar mag rekenen.


7.3.3.Financiële voorzieningen UT

Verwachte jaarlijkse instroom van 10 informaticastudenten.


Tabel 18. Inkomsten uit onderwijs, waarvan ¼ ten bate van Informatica


UT Inkomsten uit

 Aantal

opbr/eenh

K€

leerovereenkomsten

40

0.65

26

diploma's

30

2.6

78

vaste voet

 

 

92

totaal

 

 

196



Tabel 19. Kosten van het onderwijs (educatief deel van het programma), waarvan ¼ ten laste van Informatica


UT Kosten onderwijs uitvoering

Fte

kosten/fte

opslag

K€


3

70

15%

241,5


Er wordt gestreefd naar 1 promotie per twee jaar met name in het kader van de nadere ontwikkeling van de bèta-didactiek, in het bijzonder die van de infromatica. Voorts zullen aanvullende inkomsten worden verworven via professionalisering van vo-docenten en deelname aan vernieuwingsprojecten die parallel lopen aan het werk dat sowieso moet worden gedaan.

Literatuur


1.Deltaplan Bèta en Techniek, Ministeries van EZ, OCW en SZW, 19 december 2003

2.Gesellschaft für Informatik, Empfehlungen zur Lehrerausbildung und Lehrerweiterbildung für Informatik und informationstechnische Grundbildung, LOG IN 19:1 (1999), p. I – XII

3.Final Report of the Joint ACM-IEEE-CS Task Force on Computing Ciurricula 2001 for Computer Science.

4.http://www.acm.org/edsigs.html , ACM Special Interest Group on Computer Science Education

5.Zelfstudie 2002, Technische Universitaire Lerarenopleiding

6.De universitaire lerarenopleiding in de Bachelor-Master structuur (2004), ICL/VSNU