6. Gemeenschappelijke regeling 3TU

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING DRIE TECHNISCHE UNIVERSITEITEN

ter nadere uitwerking van het Sectorplan Wetenschap & Technologie


Préambule

In het Sectorplan Wetenschap & Technologie, getiteld “Slagkracht door Innovatie!”, zoals vastgesteld op 16 februari 2004, hebben de Technische Universiteit Delft, de Technische Universiteit Eindhoven en de Universiteit Twente afgesproken te streven naar de vorming van één Federatie van Technische Universiteiten in Nederland in 2010. Zij leveren daarmee een extra bijdrage aan een sterkere Nederlandse kenniseconomie in aansluiting op het Hoofdlijnenakkoord van het kabinet Balkenende II. De ambitie sluit tevens aan bij de inzet van het op 5 september 2003 opgerichte Innovatieplatform, dat zich ten doel heeft gesteld plannen op te stellen en een visie te ontwikkelen teneinde een impuls te geven aan innovatie in Nederland als motor van productiviteitsgroei en economische ontwikkeling. De Federatie moet in onderwijs en onderzoek tot de absolute top in Europa behoren en door het afleveren van uitstekend geschoolde ingenieurs, promovendi en ontwerpers alsmede door het genereren van innovaties de dynamiek en concurrentiepositie van de Nederlandse kenniseconomie versterken. De Federatie:

presenteert zich in het buitenland als een eenheid;

brengt de samenwerking tot uitdrukking in gezamenlijke plannen voor onderwijs, onderzoek en kennisvalorisatie;

waarborgt de eigen identiteit van de drie TU’s.


In de periode tot aan de vorming van de Federatie van Technische Universiteiten zullen de drie TU’s onder de noemer Federatie van Technische Universiteiten i.o. steeds nauwer gaan samenwerken. Uitgangspunt daarbij zijn de afspraken die de drie TU’s in het sectorplan hebben gemaakt over de 3TU Graduate school, het 3TU Institute of Science and Technology en het 3TU Innovation Lab. Tevens zijn er door de drie TU’s afspraken vastgelegd over een gemeenschappelijke bijdrage aan het vergroten van de studenteninstroom in het technisch-wetenschappelijk onderwijs, in het bijzonder door verbreding van de bacheloropleidingen en een verbetering van de aansluiting tussen het vwo en het wo.


De Colleges van Bestuur van de drie Technische Universiteiten achten het gewenst om aan het Sectorplan Wetenschap & Technologie een nadere uitwerking te geven in de vorm van een gemeenschappelijke regeling.


Partijen:


de Technische Universiteit Delft, gevestigd te Delft, ten dezen vertegenwoordigd door de heer

ir. G.J. van Luijk, Voorzitter van het College van Bestuur,


de Technische Universiteit Eindhoven, gevestigd te Eindhoven, ten dezen vertegenwoordigd door de heer ing. A.H. Lundqvist, Voorzitter van het College van Bestuur en


de Universiteit Twente, gevestigd te Enschede, ten dezen vertegenwoordigd door de heer prof.dr. F.A. van Vught, Voorzitter van het College van Bestuur


Komen het volgende overeen

A.In het kader van de Samenwerkende Technische Universiteiten worden de volgende afspraken gemaakt:


1. Het Voorzittersoverleg

a. Het voorzitterschap wordt vervuld door de voorzitter van een van de drie Colleges van Bestuur. Het voorzitterschap rouleert in principe. Jaarlijks zal worden bezien of er een wijziging in het voorzitterschap zal plaatsvinden.

b. frequentie van de bijeenkomsten: het Voorzittersoverleg vindt maandelijks plaats, met uitzondering van het zomerreces

c. taak:

- de organisatie van de samenwerking tussen de onderdelen van de Samenwerkende Technische Universiteiten en de regie over de in gang gezette processen d.m.v. in ieder geval:

* het bepalen van de doelen en randvoorwaarden waarbinnen het proces van afstemming, focussering en prioritering plaatsvindt;

* het goedkeuren van de jaarplannen en jaarverslagen van de Graduate School, het Institute of Science and Technology en het Innovation Lab.

- het nemen van voorgenomen besluiten over de onderwerpen die ter finale besluitvorming worden voorgelegd aan de resp. Colleges van Bestuur, al of niet in een gezamenlijke vergadering van de drie colleges (zie art. 2); de Colleges van Bestuur kunnen hiervan alleen om zwaarwegende redenen, gemotiveerd, afwijken;

d. indien de drie voorzitters niet tot eensluidende afspraken kunnen komen, zullen zij bij zwaarwegende onderwerpen een onafhankelijke mediator (procesbegeleider) aanwijzen.


2. Het overleg van de Colleges van Bestuur

a.Het voorzitterschap wordt vervuld door de voorzitter van het Voorzittersoverleg.

b.De Colleges van Bestuur komen een keer per kwartaal bij elkaar.

c.De Colleges van Bestuur hebben in ieder geval tot taak:

- Te besluiten over de onderwerpen die door het Voorzittersoverleg worden voorgelegd. De besluiten worden vervolgens bevestigd volgens de geldende procedures binnen de resp. instellingen.

- Horizontaal af te stemmen tussen Graduate School, Institute of Science and Technology en Innovation Lab.- Een maal per jaar het afgelopen jaar te evalueren, mede aan de hand van de jaarverslagen van Graduate School, Institute of Science and Technology en Innovation Lab, en, aan de hand van de jaarplannen van Graduate School, Institute of Science and Technology en Innovation Lab, de voortgang te bespreken.


3. De samenwerking op het gebied van het onderwijs

a.De samenwerking tussen de drie TU’s op het gebied van het onderwijs krijgt gestalte in de Graduate School.

b.De Graduate School heeft een bestuur, bestaande uit de portefeuillehouders Onderwijs van de Technische Universiteiten; voorzitter van dit bestuur is de portefeuillehouder Onderwijs van de TU Delft.

c.Het bestuur van de Graduate School doet voorstellen aan het Voorzittersoverleg over aangelegenheden de Graduate School betreffende.

d.Het bestuur van de Graduate School legt verantwoording af aan het Voorzittersoverleg over zijn handelen.

e.De Graduate School is verantwoordelijk voor de coördinatie van het graduate onderwijs en de uitvoering van de afgesproken projecten m.b.t. het undergraduate en graduate onderwijs.

f.De betrokken decanen c.q. wetenschappelijk directeuren van de drie TU’s werken, op verzoek van het Voorzittersoverleg en binnen de gegeven randvoorwaarden, plannen en voorstellen uit voor de Graduate School, in samenspraak met relevante stakeholders.

g.Periodiek komen betrokken decanen c.q. wetenschappelijk directeuren van elk der instellingen samen met de College van Bestuur’s bijeen, om de voortgang van de Graduate School te bespreken.


4. De samenwerking op het gebied van het onderzoek

a.De samenwerking tussen de drie TU’s op het gebied van het onderzoek krijgt gestalte in het Institute of Science and Technology.

b.Het Institute heeft een bestuur, bestaande uit de portefeuillehouders Onderzoek en een decaan van elk der Technische Universiteiten; voorzitter van het bestuur is de portefeuillehouder Onderzoek van de TU Eindhoven.

c.Het bestuur van het Institute of Science and Technology doet voorstellen aan het Voorzittersoverleg over aangelegenheden het Institute of Science and Technology betreffende.

d.Het bestuur van het Institute of Science and Technology legt verantwoording af aan het Voorzittersoverleg over zijn handelen.

e.Het Institute is verantwoordelijk voor de coördinatie van het onderzoek en het uitvoeren van de afgesproken projecten.

f.De betrokken decanen c.q. wetenschappelijk directeuren van de drie TU’s werken, op verzoek van het Voorzittersoverleg en binnen de gegeven randvoorwaarden, plannen en voorstellen uit voor het Institute, in samenspraak met relevante stakeholders. Hierbij worden ook de onderzoeksfaciliteiten, inclusief investeringen en desinvesteringen, betrokken.

g.Periodiek komen betrokken decanen c.q. wetenschappelijk directeuren van elk der instellingen samen met de CvB’s bijeen, om de voortgang van het Institute of Science and Technology te bespreken.


5. De samenwerking op het gebied van kennisvalorisatie

a.De samenwerking tussen de drie TU’s op het gebied van de kennisvalorisatie krijgt gestalte in het Innovation Lab.

b.Het Lab heeft een bestuur, bestaande uit de portefeuillehouders Kennisvalorisatie van de drie TU’s; voorzitter van het bestuur is de portefeuillehouder Kennisvalorisatie van de Universiteit Twente.

c.Het bestuur van het Innovation Lab doet voorstellen aan het Voorzittersoverleg over aangelegenheden het Innovation Lab betreffende.

d.Het bestuur van het Innovation Lab legt verantwoording af aan het Voorzittersoverleg over zijn handelen.

e.Het Lab is verantwoordelijk voor de coördinatie van kennisvalorisatie en het uitvoeren van de afgesproken projecten.

f.De betrokken decanen c.q. wetenschappelijk directeuren van de drie TU’s werken, op verzoek van het Voorzittersoverleg en binnen de gegeven randvoorwaarden, plannen en voorstellen uit voor het Lab, in samenspraak met relevante stakeholders.


g.Periodiek komen betrokken decanen c.q. wetenschappelijk directeuren van elk der instellingen samen met de College van Bestuur’s bijeen, om de voortgang van het Innovation Lab te bespreken.


6. Invulling van de medezeggenschapsfunctie

a.De medezeggenschap zal volgens de per instelling gebruikelijke wijze verlopen.

b.De door het voorzittersoverleg genomen voorgenomen besluiten worden voorgelegd aan de centrale medezeggenschapsorganen van de instellingen, die hierop kunnen reageren. Een dergelijke reactie dient binnen 4 weken ontvangen te zijn. In dit stadium wordt nog geen formeel advies of formele instemming gevraagd.

c.De CvB’s dragen er zorg voor dat voorgenomen besluiten die betrekking hebben op de samenwerking tussen de drie TU’s en die voor advies c.q. instemming worden voorgelegd, inhoudelijk identiek zijn.

d.Eenmaal per kwartaal vergadert het Voorzittersoverleg met een vertegenwoordiging van de centrale medezeggenschapsorganen van de resp. instellingen.

e.De CvB’s komen overeen om bij hun medezeggenschapsorganen er op aan te dringen om te komen tot eensluidende standpunten. (advies c.q. instemming).

f.De CvB’s komen overeen om bij hun medezeggenschapsorganen er op aan te dringen dat een regeling wordt getroffen voor de communicatie met het voorzittersoverleg over door dat overleg genomen voorgenomen besluiten, bijvoorbeeld door instelling van een gezamenlijke commissie van de medezeggenschapsorganen.


7. Betrokkenheid van de Raden van Toezicht

a. De Raden van Toezicht zullen volgens de per instelling gebruikelijke wijze betrokken worden bij aangelegenheden die de samenwerking tussen de drie TU’s betreffen.

b. De CvB’s dragen er zorg voor dat besluiten die betrekking hebben op de samenwerking tussen de drie TU’s en die voor goedkering c.q. instemming worden voorgelegd inhoudelijk identiek zijn.

c. De CvB’s komen overeen dat zij zich zullen inspannen het akkoord (goedkeuring c.q. instemming te verkrijgen van hun resp. Raden van Toezicht op hun gezamenlijke besluiten.

d.Het Voorzittersoverleg bespreekt de voortgang van de Federatie van Technische Universiteiten i.o. met de voorzitters van de Raden van Toezicht tenminste eenmaal per jaar en wanneer de situatie daartoe aanleiding geeft.

e.Wanneer de CvB-voorzitters in het Voorzittersoverleg er niet in slagen over een majeur onderwerp tot een eensgezind standpunt of besluit te komen, verplichten zij zich om binnen drie maanden een terzake competente en onpartijdig persoon te vragen als “bemiddelaar ” voor dat concrete probleem op te treden.

f.De bemiddelaar brengt een advies uit aan het Voorzittersoverleg.

g.Wanneer de CvB-voorzitters er op basis van dit advies nog niet uitkomen, leggen zij de kwestie, inclusief het advies van de bemiddelaar voor aan de voorzitters van de Raden van Toezicht van de drie TU’s.

h.Over het advies van de mediator spreekt het Voorzittersoverleg opiniërend met de vertegenwoordiging van de centrale medezeggenschapsorganen van de resp. instellingen. Het verslag van deze bespreking wordt gevoegd bij de stukken voor de voorzitters van de Raden van Toezicht.


i.De voorzitters van de Raden van Toezicht delen vervolgens hun gezamenlijk standpunt over de kwestie mee aan het Voorzittersoverleg. Formeel moet dit beschouwd worden als een zwaarwegend advies, maar de CvB-voorzitters zullen dit standpunt als een voor hen persoonlijk bindende uitspraak aanvaarden.

j.De CvB-voorzitters verplichten zich hiermee om het advies vervolgens als voorgenomen besluit volgens de geldende procedures, inclusief eventuele beroepsprocedures, in hun eigen instelling (CvB, RvT, Medezeggenschapsraad) tot en met de uiterste consequentie te verdedigen en uit te voeren.

k.Indien de voorzitters van de Raden van Toezicht niet tot een eensluidend standpunt komen wordt er geen besluit genomen en het betrokken onderwerp niet verder opgevolgd.


8. Regeling financiën

a.De drie TU’s richten een stichting op voor het beheer van de financiële middelen die voor de samenwerking van de TU’s beschikbaar zijn of worden gesteld; de CvB-voorzitters van de drie TU’s vormen het bestuur van de stichting.

b.De wijze van besluitvorming wordt in de statuten nader geregeld, waarbij waarborgen worden opgenomen ter bescherming van de belangen van de deelnemende universiteiten.

c.Het bestuur van de stichting kent op voorstel van het Voorzittersoverleg financiële middelen toe aan activiteiten en projecten die in het kader van de samenwerking van de drie TU’s worden uitgevoerd. Daarbij ziet het bestuur er op toe dat deze toekenningen passen binnen de voor de deelnemende universiteiten vastgestelde begrotingen.

d.Over de bestedingen zal verslag worden gedaan, welk verslag zal worden opgenomen in de financiële verslaglegging van de deelnemende universiteiten.


9. Harmonisering/afstemming van regelingen en beleidsuitgangspunten

a.De drie TU’s harmoniseren zoveel als mogelijk is de regelingen op het gebied van onderwijs, onderzoek en kennisvalorisatie.

b.Het Voorzittersoverleg bepaalt welke regelingen na harmonisatie het predikaat 3TU-regeling krijgen; hiervan wordt een register bijgehouden.

c.Benoemingen van hoogleraren op een terrein waarop samengewerkt wordt, worden aan het Voorzittersoverleg gemeld.

d.In hun contacten met externe instanties stemmen de drie TU’s zoveel mogelijk hun beleidsuitgangspunten c.q. standpunten op elkaar af.


10. Gezamenlijke accreditatie en visitaties

a.De drie TU’s zullen maximaal samenwerken bij het proces van accreditatie van hun opleidingen.

b.De drie TU’s zullen hun gelijksoortige opleidingen gezamenlijk laten visiteren volgens een zelfde protocol.

c.De drie TU’s zullen hun gelijksoortige onderzoeksdisciplines gezamenlijk laten visiteren volgens een zelfde protocol.

d.Hiertoe worden de volgende afspraken gemaakt:

* het Voorzittersoverleg formuleert de extra vragen die aan de visitatiecommissie worden voorgelegd;

* er wordt tenminste één vraag gesteld over de macrodoelmatigheid m.b.t. het onderwijs resp. het onderzoek en één vraag over hoe om te gaan met kennisvalorisatie m.b.t. het onderwijs resp. het onderzoek;

* het advies van de commissie over macrodoelmatige verdeling van onderwijs c.q. onderzoek wordt als zwaarwegend beschouwd, m.a.w. de CvB’s kunnen er alleen gemotiveerd van afwijken;

* bij een onderzoeksvisitatie zullen de scores van de gevisiteerde groepen een belangrijke rol spelen bij besluiten over een macrodoelmatige verdeling van het zwaartepuntonderzoek over de drie TU’s.


11. Nieuwe opleidingen

a. Wanneer een TU wil beginnen met een nieuwe bacheloropleiding wordt dit gemeld aan het Voorzittersoverleg.

b. Een aanvraag voor een nieuwe masteropleiding wordt, voor die wordt ingediend, voor advies voorgelegd aan het Voorzittersoverleg; het Voorzittersoverleg geeft dit advies niet alvorens het kennis heeft genomen van het standpunt van het coördinatieteam Graduate School.

c. Het CvB van de betrokken universiteit beschouwt het advies van het Voorzittersoverleg als zwaarwegend, m.a.w. het CvB kan er alleen gemotiveerd van afwijken.

d. Met een nieuwe MSc-opleiding of een MSc-track wordt niet begonnen alvorens aangetoond kan worden dat een jaarlijkse instroom van minimaal 20 studenten verwacht wordt, tenzij zwaarwegende argumenten doen besluiten van dit criterium af te wijken; wanneer een bestaande MSc-opleiding of een MSc-track gedurende drie jaar jaarlijks een instroom van minder dan 20 studenten heeft, wordt deze opleiding c.q. track gestopt, tenzij zwaarwegende argumenten anders doen besluiten.


B. De gemeenschappelijke regeling wordt twee jaar na ondertekening hiervan geëvalueerd. Op basis van deze evaluatie wordt een stappenplan opgesteld om te komen tot een Federatie van Technische Universiteiten in Nederland in 2010. In dit stappenplan wordt in ieder geval bepaald:

* de rechtsvorm waarmee de federatie gestalte wordt gegeven;

* het bestuur en de inrichting van de federatie;

* een onderscheid m.b.t. de onderwerpen waarvan de besluitvorming op federatieniveau, danwel door de CvB’s plaatsvindt;

* de definitieve vormgeving van Graduate School, Institute of Science and Technology en Innovation Lab.


C. Toetreding, uittreding, wijziging en vereffening


1. Andere universiteiten kunnen met instemming van de CvB’s van de drie TU’s tot deze gemeenschappelijke regeling toetreden. Een eventuele toetreding vindt niet eerder plaats dan na de hierboven genoemde evaluatie. Een afschrift van de desbetreffende overeenkomst wordt bij deze gemeenschappelijke regeling gevoegd en is daar onderdeel van.


2. Deze gemeenschappelijke regeling eindigt niet door uittreding van een van de colleges van bestuur. De beide andere Colleges van Bestuur kunnen besluiten tot voortzetting van deze regeling op een aangepaste wijze.


3. Elk College van Bestuur kan een voorstel tot wijziging van deze gemeenschappelijke regeling indienen bij de beide andere Colleges van Bestuur. De overeengekomen wijziging wordt aan deze gemeenschappelijke regeling gehecht en is daarvan een onderdeel.



4. Ingeval van ontbinding en/of beëindiging van deze gemeenschappelijke regeling wijzen partijen ieder één vereffenaar aan. De bepalingen van deze gemeenschappelijke regeling alsmede van de op basis van deze gemeenschappelijke regeling gesloten nadere gemeenschappelijke regelingen en/of afspraken, blijven van toepassing zolang voor de vereffening van de samenwerking nodig is.


Onvolkomenheden

Bij eventuele onvolkomenheden van deze gemeenschappelijke regeling verplichten partijen zich tot het maken van aanvullende schriftelijke afspraken, die overeenstemmen met de strekking van deze gemeenschappelijke regeling.